GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

LACH EN ERNST

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

LACH EN ERNST

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Dat u dan niemand oordeele Dat dan niemand u overheersche Doodt dan uw leden Zoo doet dan aan ". Coloss. 2 : 16a, 18a. 3:5a, 12a.

Dat God om Satan kan lachen en dóen lachen, omdat Hij hem als tegenpartijder zoo volkomen e r n-s t i g nam, zagen we uit Col. 2 : 15 een vorig maal. Toen was ons thema dus: rnst èn lach, de laatste ontplooit zich uit kracht van den eersten.

Maar nu dan, wat voorts ons zelf betreft, Gods „medearbeiders". Wij mogen en zullen uit kracht van zijn e r n s t en lach beide nu lachen in de éérste plaats en den tegenstander voorts ernstig nemen vervolgens. In Cateohismusreeksen is het aldus te zeggen: daar was eerst de zware, doodelijke ernst der matelooze ellende, daar was vervolgens de blijde gulle lach der verlossing, maaar n u mag en moet er bij Gods verloste volk ook wezen zoowel de lach als de ernst der heiligmaking in dankbaarheid. Lach.

Want hoor nu Paulus' toespraak: dat u dan niemand oordeele in spijs of in drank, in het stuk van feestdag enzoovoorts, en dat niemand nu u overheersche naar zijn wil in (quasi-)nederigheid en dienst der engelen. Zoo rekent nu Paulus af met die „ernstige" christenen, of hen, die voorgaven dat te zijn. We z^gen het reeds, 'zij konden zoo gewichtig doen, eenerzijds vreezend voor overheden en machten, blijkbaar omdat deze hen aan de stof konden kluisteren, anderzijds met pose van ootmoed de engelen vereerend en zoo de allure ophouden van hooge geestelijke menschen te zijn. Met dat soort ernst rekent de apostel radicaal af, nu hij in al het voorgaande van dezen brief zóó heeft gesproken over den Christus. In Hem woont de volheid, en Hij is het Hoofd van die engelen, dus hebt gij hen niet te vereeren, want zij zelf zijn aan Hem ondergeschikt, die ook uw Hoofd is. En die andere overheden en machten, daarvoor hebt ge niet bang te zijn en daarvoor niet zulk ontzag te koesteren, dat de toevlucht neemt tot ascetische lichaamskastijding als ware deze een probaat middel om aan hun invloed te ontkomen, — want hoe heeft hen God in Christus' kruis belachelijk aan de kaak gesteld. Als het zoo staat, laat dan uw christelijk leven niet getypeerd zijn door die eigenvrillige vrees, noch door dien eigenwiUigen ootmoed. Laat dan niemand u de baas zijn met zijn schijnvrome argumenten. Leg dan al dat fraais triomfantelijk naast u neer. Laat u niet imponeeren door wat zij afgeven op uw lichaam dat permanent onder het oordeel zou liggen, noch door wat zij voorgeven aan „deemoed" voor uw geest die met het hoogere contact zoekt te bereiken. Lach dan om de heele santekraam der eigengerechtige ascese en mystieke mdrukmakerij. Lach weer blij tot het werkelijke leven, dat leven met lichaam en ziel, dat door Christus aan het licht is gebracht en in Hem de volheid begroeten mag. Maar dan ook ernst.

Want mocht iemand meenen, dat op deze manier het „vleesch" maar den vrijen teugel wordt gelaten, dat nu de mensch „zijn gang kan gaan", dat hij nu zijn lichamelijke driften niet meer heeft te regeeren en zijn geestelijke aspiraties niet meer heeft te controleeren, ja zich niet meer geestelijk heeft te oefenen, laat hij dan weten, dat het met dit evangelie van den lachenden God der volkomen verlossing pas waarlijk ernst wordt bij zijn met-Hem-lachend-volk. Want zooals Zijn lach der verlossing pas kon open gaan uit den ernst, waarmee Hij voor de zonde betaling vroeg, zoo kan en moet nu bij Zijn dankbaar volk de ernst weer betracht worden als vrucht van dien mateloozen lach over Gods triomf en Satans nederlaag. Want nu wéét die mensch, dat een uitgelachen Satan nog duizendmaal boozer en gevaarlijker is voor wie in zijn bereik leeft, dan een die door God nog ernstig moest genomen worden. Nu weet gij zijn stuiptrekkingen in groeten toom. En meer, nu weet ge pas iets van de kracht van uw booze vleesch, nu God zooveelj_ alles, in moest zetten om den tegenstand te ontmantelen. Dus begint nu de verbeten strijd. Nu begint de oorlog uit kracht van de overwinning. Nu zal ds triomfee\ rende kerk, de lachende ook de s t r ij d e n d e zijn in zwaren ernst. Daarom doodt dan uw leden, die op de aarde zijn. Te weten hoererij, onreinheid, schandelijke beweging, kwade begeerUjkheid, gierigheid welke is afgodendienst (3 : 5, V.). Nu gaat ge de z o n d e ontleden en s p e o i f i c e e r e n en tevens zien in onderlinge verbanden, omdat ge de wet van God nu gaat zien in haar geestelijke samenhangen. En zoo, specificeerend, gaat ge strijden, vechten, kruisigen, dooden, begraven, dien „ouden mensch" namelijk. Ge lacht om dat strijdvlak, waar men beuzelt over kastijding van het lichaam. Want ge ontdektet nu, dat die menschen wel zeer gewichtig doen over de geesteüjke oefening, maar dat het in den grond der zaak zoo door en door oppervlakkig is en niets dan schijn en zelfbedrog. En ge ontdekt nu, dat de strijd, diê waarhjk ernstig heeten mag, op een ander vlak ligt, tegen een anderen, heuschen vijand wordt gevoerd, een die woont in uw eigen zondig hart naar den ouden mensch. Nu ontdektet ge de voosheid van elk' schema van hoog en laag van alle dialectiek en „spannings"-theologie, nu ontwaart ge de lichtzinnigheid van alle spreken over „de hoogere dingen", en ge keert terug en gaat over tot den werkelijken strijd, met open oogen nu, tegen de concrete zonden, in haar kwaliteit van overtreding van Gods nauwgezette geboden.

En zoo gaat ge nu daartegenover aandoen — neen, niet als hoogere kennismenschen, maar als uitverkorenen Gods, heiligen en beminden — de innerlijke bewegingen der barmhartigheid, goedertierenheid, ootmoedigheid, zachtmoedigheid, lankmoedigheid, en boven alles de liefde als den band der volmaaktheid. En ge ziet er nu zelf op toe, dat de vrede Gods in uw harten heersche. Voor het woord van Christus in zijn heerschappij maakt ge ruimte en ge onderricht en vermaant elkander met psalmen en liederen van het heil des verbonds. En dat alles in Jezu«ï' naam, omdat Hij Heer is, dankende God en den Vader door lïem. — Want zoo concreet als de s t r ij d tegen den ouden mensch moet zijn, zoo nu evenzeer de opstanding van den nieuwen. In dat stuk zegt ge niet „het moet me g e g e v e n worden", en stribbelt ge niet tegen „mijn natuur is nu eenmaal bits en stug" en „mijn a a r d is niet makkelijk en toegenegen". Want ge hoordet dat ge in Christus alles ontvingt, wijl in Hem de volheid woont en Hij de tegenstanders zoo radicaal voor Vader ontmaskerd heeft. Op dien grondslag zult ge zelf AANDOEN, en regeeren reeds de innerlijke, bewegingen van het HART en zijn UITGANGEN niet minder. Ge laat niets over aan stemmingen, natuurlijke geaardheden, karaktertrekken, maar, dat alles kennende en in het licht van dit Evangelie nu pas scherp onderkennende, bindt ge den strijd aan en staat ge op naar een duidelijke norm van het oneindige, maar scherp afgeteekende gebod des Heeren.

En nu wordt de strijd zwaar, en bitter voor het kwade vleesch dat al dezen tijd nog tegen is. Maar... zooals Uw God lacht, omdat Hij ernstig nam ds tegenpartij die in den hemel kwam als een nauwkeurig getuige a charge, zoekend wien hij zou mogen verklagen, zoo moogt gij nu van dien lach uitgaan om ernstig te nemen diezelfde tegenpartij welke nu rondgaat als een brieschende leeuw zoekend wien hij zou mogen verslinden. Ge zijt strijdende kerk, niet om straks triumfeerende te worden, maar omdat ge triiunfeerende zijt en het alleen in den weg van zoo verbeten strijd kunt en moogt blijven. En aldus moogt ge de aarde beërven, de nieuwe, waar lach en ernst hun eeuwige harmonie en samenhang en eenheid zullen blijken gevonden te hebben in en om en voor en door Hem, wien gij met eeuwigen lach in volstrekten eeuwigen ernst onbelemmerd en voleind moogt loven en prijzen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 mei 1949

De Reformatie | 12 Pagina's

LACH EN ERNST

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 mei 1949

De Reformatie | 12 Pagina's