GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

DE CRISIS VAN HET GEZAG in het bedrijfsleven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE CRISIS VAN HET GEZAG in het bedrijfsleven

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

(XXII)

Het zou ons niet verwonderen, wanneer er hier of daar iemand bij het lezen van ons vorig artikel over de verschillende opvattingen ten aanzien van het begrip „onderneming" dit alles maar „taaie kost'' zou hebben gevonden en zich zou hebben afgevraagd of dit alles nu wel van zooveel belang is.

Wie evenwel let op het principieele verschil, dat er gelegen is tusschen een bepaling als aangewezen in artikel 1 van de Handelsregisterwet, waar de naam onderneming wordt gegeven aan iedere onderneming, „waarin eenig bedrijf, door vsden ook wordt uitgeoefend" en die andere omschrijving, welke voorkwam in het Besluit op de Ondememingsbelasting 1942, n.l. die van „een zelfstandige, duurzaam bedoelde organisatie van kapitaal en arbeid, welke gericht is op het maken van •^inst en deelneemt aan het economisch verkeer", moet

tocfa wel oog krijgen voor het beteekenisvoUe verschil. In het eene geval wordt gesproken van een bedrijf, door wien ook uitgeoefend, in het andere geval treedt in de plaats van den onbepaalden uitoefenaar van het bedrijf de bepaalde organisatie van kapitaal en arbeid. Het is onmiskenbaar, dat men steeds meer gaat en dringt in de richting, om de onderneming te gaan beschouwen als een geheel, een organisatie, niet bepaald naar den uitoefenaar, maar naar degenen, die er in werken en samenwerken, en als zoodanig ziet men dan tegenwoordig drie grootheden: kapitaal, leiding en arbeid. Het kapitaal wordt dan gevormd door de geldverschaffers, de leiding door de directie van de onderneming, waartoe al of niet gerekend worden zij, die prof. Goudriaan eens noemde de „onder-commandanten", zooals adjunctdirecteuren, procuratiehouders, chefs, bedrijfsleiders, ingenieurs en in het algemeen de hoogere leiding gevende functionarissen in de ondernemingen. 'De factor arbe'd wordt dan uitgemaakt door hen, die onder deze ondememings-leiding werken.

Nu moet het direct opvallen, , dat er iti laatstgenoemde bepaling van het begrip „onderneming" zich een emancipatie heeft voltrokken tusschen het goed en zijn bezitter. Deze kapitaalverschaffers, of zij nu commanditaire vennooten zijn geheeten als in de commanditaire vernootschap in onderscheiding van de beheerende vennooten, of wel dat zij aandeelhouder heeten als in de naamlooze vennootschap, zij brengen alleen maar geld bijeen, doch hebben niet de zeggenschap over hetgeen van dat geld wordt gevormd: de onderneming. Over die onderneming gaan er drie: dat zijn de grootheden kapitaal, leiding en arbeid. Zij onderneming. Over die onderneming gaan er drie: nieuwe richting, die naar een andere, ook wettelijk verankerde bepaling van het begrip „onderneming" wil dringen.

Op grond van de Schrift zijn wij steeds uitgegaan van de overtuiging, dat God een separatie in het bezit heeft aangebracht, zoodat er ook in de wet Gods gesproken wordt van „iets, dat Uws naasten is". Over dat bezit is een ieder over het zijne, hetzij veel of weinig, tegenover God verantwoording verschuldigd als rentmeester. Hier ontstaaF evenwel door een bepaalde wijze, waarop de mensch uitvoering geeft aan hetgeen zijn Scheppingsopdracht is volgens Gen. 1 : 28 een vorm van bezit, waarbij de Schriftuurlijke rentmeester zijn tot dusver erkende bevoegdheden, die ook wettelijk erkend waren in de wetten van dit land, thans alleen nog maar in de hoofden van de aanhangers eener bepaalde economische, socialistisch of solidaristisch getinte strooming, doch naar men hoopt straks ook wetteUjk geregeld — verliest en moet prijsgeven.

Hij moet deze dan afstaan aan een combinatie, waartoe ook hij zelf nog wel mag behooren. Het is dus wel duidelijk, dat de Christelijke woordvoerders en ze zijn er, die voor dit nieuwe ondememingsbegrip pleiten, ook zullen moeten komen, zooals door een enkele oök wel is erkend, tot een herziening van hetgeen men onder rentmeester op grond van de Schrift verstaat. Doordat in dezen de socialisten en de solidaristen het marsehtempo bepaald hebben, komt men met deze principieele bezinning over dat rentmeesterschap, die feitelijk voorop had moeten gaan, wel leelijk achteraan, meegesleurd als men is, althans zoo zien wij het, door deze socialistische idee.

Men heeft er in het algemeen ook onder ons nog zoo weinig erg in, dat het socialisme instede van het onderspit te hebben gedolven, juist een merkwasirdige victorie heeft bevochten op velen, ook uit den christelijken levenskring. Men redeneert dan als volgt: het orthodoxe, materialistische marxisme heeft de geesten ook in de arbeiderswereld, niet blijvend kunnen bekoren. Het voorzag niet in de geestelijke behoeften van den mensch. Dat zou dan door het Christendom steeds tegenover het socialisme als het meerdere zijn gepredikt en volgehouden en tot de juistheid van deze christelijke levensovertuiging zou nu ook het socialisme onzer dagen als een reform-socialisme zijn bekeerd of ge-reformeerd. Maar men doet ongetwijfeld iemand als Troelstra onrecht, wanneer men hem aanziet voor een prediker van plat-materialistische levenswaarden alleen. Dichters van het socialisme als Adema van Scheltema en Henriette Roland Holst hebben wel degelijk de hoofden en harten der roode scharen in ontroerend schoone taal gewezen op „al wat aan liefde en menschlijk meedoogen diep op den bodem dezer wereld bloeit". Hun wenkte een geestelijk ideaal, dat niet het onze kan ziin, m-aar dat wij toch niet als plat-• materialistisch kunnen bestempelen. Van dien door hen gedroomden dag der toekomst zong b.v. Adema van Scheltema in zijn „Waakt op Proletaren":

't Is de dag die met iedere lente ons nadert, 't Is de dag der bevrijding — de dag van den Mei — 't Is de dag die gansch 't volk om ons vaandel [vergadert — O zij allen — zij allen — en niet alleen wij!

Hun klassenstrijd was dan ook een strijd in en voor het geheele volk, dat men tot één klasse in vrede hoopte te kunnen metamorphoseeren, het ideaal van den vrede op aarde voor den mensch en door den mensch.

Dit geloof, dit geestelijk ideaal bloeide op uit den mensch, uit deze zienlijke wereld en was daarom uit de aarde aardsch. Het was en bleef humanisme.

Waarom wij dit alles naar voren brengen? Omdat er tegenwoordig schrijvers en woordvoerders zijn op Christelijk erf, die meenen, dat het socialisme of de socialisten gebeterd zijn en in gunstigen zin gewijzigd in hxm ideeën. Men is onlangs blijkbaar hier en daar nog al geschrokken van hetgeen b.v. prof. de Gaay Fortman betoogde op de vergadering van de „Vereeniging van Gereformeerde Predikanten", dergenen die ons uitwierpen, gehouden op 21 April j.l. Hij sprak daar voor dit gezelschap over het onderwerp „Stroomingen in de Nederlandsche vakbeweging en de kerk". In hef nummer van TROUW van Zaterdag 30 April vinden wij het door hem gerectificeerde verslag van zijn rede. Hij had betoogd, dat er in het N.V.V., de socialistische - vakbeweging, een geestelijk proces aan den gang is. Artikel 2 van de statuten, welke op het congres van het N.V.V. in 1946 werden aanvaard, spreekt van de behartiging van de stoffelijke en geestelijke belangen van de Nederlandsche werknemers en hun gezinnen en van de erkenning als algemeen richtsnoer voor den arbeid van de normen van naastenliefde, gerechtigheid en waarheid, verantwoordelijkheid en eerbiediging van de menschelijke persoonlijkheid. En dat vindt deze professor belangrijk. Wij wisten dit reeds van hem en daarom had men op deze predikanten-vergadering en daarna ook niet eerst den schrik in zijn beenen behoeven te krijgen. Men had dien schrik al veel eerder moeten voelen en in dat licht gezien is deze spreker en zijn onderwerp voor dit gezelschap veelzeggend. In zijn boekje „De arbeider in de nieuwe samenleving" had hij aan het slot uiting gegeven aan zijn optimistischen kijk op de ontwikkeling van de sociale beweging in Nederland. Het anarchisme had geen vat kunnen krijgen op een beteekenend aantal arbeiders, evenmin het geestelijk steriele consequente Marxisme op de modem georganiseerde arbeiders volgens hem en, voegde hij aan deze beschouwing toe: , , de ontwikkeling van 't N.V.V. in de laatste jaren bewijst, dat het besef voor de geestehjke waarden daar groeiende is". Hij meent zelfs, dat het „ook bij de E.V.C. op dit punt tot een keuze moet komen" en dat „men ook daar zal ervaren, dat een vakbeweging alleen vaart en élan kan behouden, wanneer zij gestuwd wordt door een bepaalden kijk op doel en zin van 's menschen leven". Hij ziet dus de geheele vakbeweging onzer dagen, N.V.V. en C.N.V. en naar hij in de lijn der ontwikkeling mogelijk acht, straks wellicht ook. de E.V.C, optrekken „in een strijd om de totstandbrenging van een maatschappelijk bestel, dat in wezen er iets van verstaat, dat een mensch kostbaarder is dan goud". (De Arbeider in de nieuwe samenleving, blz. 100 en 101.) Men kon dus weten hoe deze professor van de Vrije Universiteit en directeur van de Kaderschool van het Christelijk Nationaal Vakverbond de zaken zag en taxeerde.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 augustus 1949

De Reformatie | 8 Pagina's

DE CRISIS VAN HET GEZAG in het bedrijfsleven

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 augustus 1949

De Reformatie | 8 Pagina's