GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

David en Petrus over de tong

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

David en Petrus over de tong

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bewaar uw tong van het kwaad. (David, Ps. 34 : 14.) Die stille zijn tong van het kwaad. (Petrus, 1 Petr. 3 : 10.)

Wie Petrus over , , de tong" hoort spreken, denkt meteen aan zijn verloochening. Ze hebben, toen hij zich vervloekte, er weinig van gemerkt, dat hij zoo lang had omgegaan met den Nazarener. Wel menschen, helpt d at zóó weinig? en maakt dat geen verschil ? Die Simon later hebben gezien — hij kwam al spoedig na Pinkster zelf als aangeklaagde in de rechtszaal hier terug — die hebben, voorzoover aan dat duistere uur indachtig, niet kuiinen gelooven, dat er later zoo iets als een „heilsorde" wezen kon, bepaald door Jezus Christus. Ze hebben Christus noch Christen ontdekt, toen ze zich daar stonden te warmen.

Het dreunt ons in de ooren: Simon, zijnde één van de twaalf. Zóó één heeft in de crisis der historie de kerkwacht onttrokken, onttrokken aan de mogelijkheid van het hóóren naar het abc der kerk. De bergrede is dat abc, daarom is ze ook zoo nioeilijk.

Ben ik nu te speelsch van geest, als ik geloof, dat het geen toeval is, dat juist Petrus het is, die later het beroemde tong-en-lippen-woord uit Psalm 34 citeert (1 Petr. 3 : 10; vgl. Ps. 34 : 12—14)? -

Ik durf dat toch wel zeggen: at het geen toev a 1 was, want ik lees in dat verhaal der verloochening iets van den indachtig makenden Geest (Luc. 22 : 61). En ik zie hier verre perspectieven.

David, de dichter van Psalm 34, heeft een tijdlang „zijn gelaat veranderd" (vs 1, vgl. 1 Sam. 21, slot).

Wat doet Simon anders? David heeft, om zijn leven te redden, zich als een „gek" aangesteld, en zich aan de filistijnen aangeboden om de profetie, en meteen zijn eigen psalmen te verloochenen tegen de filisters; een man, die Goliath's zwaard heeft meegenomen uit het heiligdom, doch van de trouw des Heeren in die wonderbare uitredding uit GoUath's greep al dien tijd móest zwijgen, om niet te worden doodgemarteld. Maar die David komt straks terug van de zonden van de tong: ij bidt, dat God een wachtpost moge zetten (Ps. 141 : 3) voor zijn lippen, gelijk ook hij zelf dat doet en anderen beveelt (Ps. 34 : 12—14). Die David weet, dat de zonde der verloochening in zijn „onderduikperiode"

aanvankelijk het uitzicht op zijn theocratisch koningschap en het apostolaat ter verkondiging van zijn 2k)on en Heer en God heeft verhinderd. De lippen van den man-met-een-masker-voor waren toen dienstbaar gesteld aan de zonde. En zijn tong was in het heiligdom (bij den priester Israels te Nob) en later bij de filistijnen (in de stad van Achis) door hem verkocht aan de hel.

Nu is hier Petrus in het heiligdom (van Israels rechthuis) en in de buurt der filistijnen (van Rome) en zie, ook z ij n tong verkoopt zich aan de hel; hij „verandert zijn aangezicht", en liegt en vloekt maar raak, en zweert, net als die David: ik ken dien beweerden Davidide niet.

Dat die man later ons allemaal aan die tong-enlippen-pericoop uit Davids psalm indachtig maakt (1 Petr. 3 : 10), dat is geen wonder; hij is zelf door den Geest indachtig eraan gemaakt.

O, hoe erg is dat geweest: één van de twaalf, die Davids Zoon te verkondigen hebben aan de filistijnen, tyriërs en mooren van Handelingen 2!

O ja, dat wordt voortaan iets groots: e spreken v«n de vrucht van de lippen, die zijn Naam be-Ujden (Hebr. 13 : 15) in een offer (vgl. Ps. 49 : 14; Lev. 7 : 12; 2 Kron. 29 : 31).

Het is alweer beschamend, dat de Schrift die annexatie van de tong voor een lippen-offer (Hebr. 13 VS 15) ; n één raam zet met den oproep, om toch uit te gaan tot Christus buiten de legerplaats, en zijn smaad te dragen (13 : 13). De schrijver voegt er aan toe: ant we hebben hier geen blijvende (kerk)stad, geen blijvenden kerkstaat; maar Petrus heeft juist in het moment der omzetting van den kerkstaat bezworen: em daar — nooit gezien, dacht gij, dat ik betrokken was bij een beweging, om onzen „kerkstaat" te veranderen? En David heeft precies hetzelfde gedaan : dacht ge dat i k den kerkstaat zal moeten veranderen? Weineen — ik zeg den priester, dat ik met Saul beste maatjes ben, en ik zeg aan de filistijnen, dat we wel samen kunnen werken: e kunnen onze operaties tegen Israels kerkstaat wel „combineeren".

David tierde. En Simon vloekte. Met eeden. In het meen'oud.

Vergeet dat meervoud van die eeden niet: niet pas bij de verkeerdheid der Uppenspraak, doch bij de losheid der lippen begint onze zonde: niet bij de eedvervalsching, doch bij de eedvermenigvuldiging. Al was Simon voor zijn verkeer met den Nazarener uitgekomen, zelfs dan nog zou het den Meester hebben zeer gedaan dat hij met eeden smeet. Gehjk het den Heiligen Geest bedroefd heeft, dat David den gek speelde en jongleerde op de grensüjn, die tusschen krankzinnigen en extatische profeten alleen maar vermoed, doch niet in kaart gebracht, werd in de buurt van Achis en andere filistijnen. —

Maar God heeft David straks weer tot inkeer gebracht: psalm 34. En Hij heeft Petrus tot inkeer gebracht, en zijn tong ontboeid tegen den pinksterdag. En beiden hebben toen van Hem gesproken, aan wien „geen been gebroken was" en van den dood niet kon gehouden worden.

En één ding hebben zij toen boven alles vastgelegd: dat de vrijgekochte tong het offer brengen mag van de lippen, die „Z ij n Naam b e 1 ij d e n". Alleen bij Hem — aan den voet van zijn kruis — durven wij het woord herhalen, dat wie Hem verloochenen zal voor de menschen, door Hem verloochend worden zal voor zijn Vader, die in de hemelen is. Dat kan men alleen op Golgotha aandachtig zeggen, achter Hém aan.

— CORRECTIE. In ons vorig nummer, bl. 151, kolom. 3, zijn de regels bij de correctie verkeerd geplaatst. Regel 10 moet regel 7 worden. K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 11 februari 1950

De Reformatie | 8 Pagina's

David en Petrus over de tong

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 11 februari 1950

De Reformatie | 8 Pagina's