GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GRONINGER Brieven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER Brieven

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater.

Ook thans is er weer bij de herdenking van den sterfdag van Descartes door heel de wereldsche wijsheid gejubeld over het geweldige en groote, dat door dezen wijsgeer voor een drietal eeuwen is verricht. Wat was zijn groote daad?

Deze, dat hij de menschelijke wijsheid en wetenschap heeft beyrijd uit de banden der geopenbaarde waarheid, losgemaakt van het door de kerk des Heeren gepredikte Woord.

Alle autoriteit buiten zich zelf werd zoo door den mensch afgeschud. Hij werd zijn eigen baas. Of, zooals Nietzsche het eens zei: hij nam zelf het roer van het levensschip in zijn handen. Niet God, maar hij stuurde zelf. Iets waarvan een wijsgeer van onze dagen verzuchtte: heel bijzonder is dat nog niet gelukt.

Natuurlijk, zoo zegt men, is de wetenschap nadien wel verder gekomen en aanvaardt zij niet alles wat Descartes toen leerde, maar het komt hier op de hoofdzaak aan. De mensch verhief zich en zei: niet God maakte mij, maar ik maak Gk)d. Zoo werd het in een kortgeleden verschenen wetensehappehjk werk nog eens onderstreept.

Groot was dus die man, niet maar alleen voor de wetenschap, voor den staat, voor heel het leven, maar ook voor de kerk.

Het werk, dat hij begon, werd door den wijsgeer Spinoza voltooid.

Die trok de laatste .consequentie. Descartes durfde ook uit vrees voor zijn kerk niet loochenen, dat God en wereld twee zijn, maar Spinoza trok de lijn con-•^equent door: het heelal is God.

En het was de vader der ethischen in de vorige eeuw, Schleiermacher, die uitriep: laten wij met grooten eerbied ons den grooten Spinoza herinneren. Hij werd doordrongen van den hoogen Wereldgeest, het oneindige was zijn aanvang en einde, het universum zijn eenige en eeuwige liefde; in heilige onschuld en diepen ootmoed spiegelde hij zich in de eeuwige wereld en zag toe, hoe ook hij haar beminnelijke spiegel was; vol van religie was hij en vol des heiligen Geestes en daarom staat hij ook daar alleen en boven allen verheven, meester in zijn kunst, verheven boven het profane gilde, zonder discipelen en zonder burgerrecht.

Erasmus zei: Heilige Socrates bid voor ons. Descartes sprak het hem gaarne na. Schleiermacher riep uit: heilige Spinoza, maar dan ook heilige Descartes, want de tweede is zonder de eerste niet.

Het is dan ook zeker, dat Descartes' wijsheid niet slechts de wereld, maar ook de kerk, zelfs die der Reformatie heeft verleid en tot den vreeselijken afval van den natuurlijken godsdienst gebracht.

Revius en Voetius begrepen dit dadelijk. Zij zagen het reeds rondom zich heen.

Het is daarom ook niet kwaad dat, nu thans weer de loftrempet is gestoken voor de groote daad van Descartes, wij, hetgeen hij dan leerde, eens wat nader met elkander bespreken. Wij behoeven daartoe geen wijsgeeren te zijn. Louter gehoorzame geloovigen, willen wij de dingen, hier aan de orde, goed zien.

In een wijsgeerig tijdschrift van deze dagen las ik: de wijsbegeerte spreekt over God, de wereld en den mensch.

Nu daarvan getuigt de Kerk des Heeren. Gods Woord wijst ons ook hier den weg. Want van de wijzen dezer wereld geldt wat Ps. 2 van de koningen der aarde zegt. Zij roepen uit: laat ons hunne banden verscheuren en hunne touwen van ons werpen.

Maar de psalmist laat er op volgen: Die in den hemel woont zal lachen, de Heere zal ze bespotten.

En wij mogen met de Schrift getuigen: ant daar staat geschreven: k zal de wijsheid der wijzen doen vergaan en het verstand der verstandigen zal Ik te niet maken. Waar is de wijze? Waar is de Schriftgeleerde? Waar is de onderzoeker dezer eeuw? Heeft God de wijsheid dezer wereld niet dwaas gemaakt? I Cor. 1 : 19 en 20. • '

Feitelijk leerde Descartes niets nieuws, , < maar greep hij, de Schrift verloochenend, naar de oude heidensche wijsheid terug.

Hij was een kind der. Renaissance, die hjnrecht stond tegenover de Reformatie.

De mensch wilde God gelijk zijn. Door zijn rede, zijn zi^ivere verstand het wezen der dingen doorgronden, de waarheid vinden door de eigen kracht.

Zou hij, dus Descartes, zulks kunnen doen, dan moest hij zich van alle vooroordeel bevrijden. In niets beginnen met: ik geloof.

Nu was de .kerk in haar roomsch verval er reeds toe gekomen, haar gelooven te verbinden met het weten der heidenen.

De Roomsche scholastiek, Thomas van Aquino voorop, leerde, dat de gewone man alles eenvoudig moest aannemen, wat de kerk hem leerde, maar voor den wijze, den man van wetenschap, gold dit niet. Zeker, er waren bovennatuuriijke dingen, die men op het gebod der kerk moest gelooven. Maar daarnaast was er ook veel, dat de mensch wel kon begrijpen, bewijzen.

Zelfs kon hij bewijzen, dat God bestaat. Maar de kerk leerde hem dan dat God Drieëenig is.

Er waren dus onbegrijpehjke, maar ook begrijpehjke dingen.

Zoo leerde niet alleen de Schrift, dat God bestaat, maar de natuur zei het ook. Daar was een natuurlijke godsdienst, en die kon het heel ver brengen. Tot de poorten des hemels zelfs. Maar de kerk moest die poorten openen.

Hoe gevaarlijk was dit alles reeds. Welk een afval. De kleine mensch zou met zijn rede uit de natuur bewijzen, dat God bestaat. Niet maar zijn geloof, maar zijn weten zou dit vaststellen. De mannen der Renaissance gingen nu nog verder. Zij zeiden: wij blijven wel gelooven, wat de kerk beveelt, maar de wetenschap moet alle vooroordeel laten vargn, wil zij in haar arbeid slagen.

Niet de Schrift, maar het geschapene, de natuur, is de bron der Waarheid. En wie het grootsch gebouw der natuurwetenschap wil binnentreden, moet alles loslaten, wat hij slechts geloofde, hij moet een schoon blad 'papier zijn.

En zoo daagt dus de mensch God en Zijn werk voor de vierschaar zijner rede, zooals Da Costa het zong. Hij zal beslissen, of God zijn zal en wat Zijn werk zal zijn. De bron van alle waarachtig weten is niet het geloof maar ervaring. Vandaar den naam empirisme.

Met harteUjke groeten en heilbede, uw toegenegen

(Slot volgende week).

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 maart 1950

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER Brieven

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 maart 1950

De Reformatie | 8 Pagina's