GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De lastering van den Naam

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De lastering van den Naam

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wie mét Mij niet is, die is tégen Mij; en wie mét Mij niet vergadert, die verstrooit. DaArom zeg Ik u; alle zonde en lastering zal den menschen vergeven worden; maar de lastering tegen den Geest zal den menschen niet vergeven worden. Mattheüs 12 : 30, 31.

(IV)

Ge moet dit woord zien in de situatie oogenbilk. VEUI het

Met Christus' komst en optreden staat Israël in

het brandpunt van Gods openbaringswerk. Op den Zoon des menschen rust de Heilige Geest, met Wien Hij in Zijn ambtswerk is toegerust. De krachten van het Koninkrijk Gods, de krachten der toekomende eeuw-'), ze worden door Hem bediend. Ook hier, in de genezing van den invaliden zoon van Abraham, die de menschen van den anti-Jezus~bond lasterend qualificeeren als „duiveluitwerping door Beëlzebul".

En nu komt de antithese openbaar. Want Christus brengt de crisis onder het Bondsvolk. Ieder, die met Hem in aanraking komt, moet kleur bekennen. Onder de scharen openbaart zich een soort reveil. Velen m.eenen: het jaar van Gods welbehagen is uitgeroepen •— deze Rabbi is de Zoon van David (zie vs 23). En dat brengt de Schriftgeleerden tot hun nijdige blasphemie. Die komt voort uit welbewuste, koelbloedige haat tegen Christus. En daarmee stellen zij hun hart open voor het achtvoud der hel. Ja, maar dat niet alleen. Er zit meer aan vast!

Want Christus is hier bezig aan het groote verlossingswerk Gods. En dat moogt u niet scheiden van Zijn Kerkvergaderenden arbeid. U ziet het uit vers 30 heel duidelijk: Christus betrekt deze lastering niet slechts op Zijn Persoon, maar ook - op Zijn werk. Zijn werk aan Zijn Kerk. Het woord van C a 1 - vijn is ook üi omgekeerden zin waar: „Het eerst van al is, dat wij de Kerk van haar Hoofd niet scheiden".

Immers: de Heiland zegt met nadruk: „W ie mèt Mij niet is, die is tégen Mij; en w'ie met Mij niet vergadert, die v e r s t r o o i t".

„Wie mèt Mij niet is" —dat is nog iets anders dan de uitdrukking: „vóór Mij zijn"-, welke de Middelaar bij een andere gelegenheid heeft gebruikt, nl. toen de discipelen Hem aanspraken over een man, die Jezus niet volgt, en toch in Zijn Naam duivelen uitwerpt. - ) Zij hebben dat dien man belet. En daarmee hebben zij zi c h z e 1 f de beslissing aangematigd, wie discipel van Christus mag zijn of niet. Neen, zegt Jezus, „w ant wie tégen ons niet is, die is vóór on s". Dat wil zeggen: Ik beslis, of menschen, die Mijn Naam noemen, maar Mij niet volgen, bij ons zich niet aansluiten, door Mij gebruikt kunnen en zullen worden tot de uitbreiding en zege van Mijn Koninkrijk, ja dan neen — en of zij behooren tot degenen, aan wie Ik het eeuwige leven geef, al of niet.

„Met Mij zijn" — dat heeft hier, juist omdat onder het Bondsvolk de antithese zoo scherp openbaar komt. en ook bhjkens het parallelle woord „vergaderen", een bepaalde kleur.

Er staat nl. in het Grieksch voor „vergaderen" een woord, dat beteekent: „in synagoge b ij e e n-b r e n g e n".

En dit woord werpt een fijnen lichtstraal over die uitdrukking: „met Mij zijn". Want het Iaat zien, dat daarmee de Kerk („die met Mij zijn") komt te staan tegenover deze Schriftgeleerden, met hun synagoges, waartoe zij met een ijver, een beter doel waardig, vergaderen; zending-drijven. Zegt de Heiland niet bij een andere gelegenheid tot hen: „gij trekt zee en land rond, om één bekeerling te maken, en als hij 't geworden is, wat is dan het resultaat? dat gij hem tot een kind der hel hebt gemaakt, twee maal méér dan gij zijt!" ^)

Nu, hier staat het Kerkvergaderend werk van den Christus tegenover den synagoge-vergaderenden zendingsarbeid der Schriftgeleerden. Dat is: hier komt de tegenstelling op tusschen de ware Kerk en de valsche Kerk. Want het verschrikkehjke in de lasterpraat der Farizeeën is, dat deze beteekent de opzettelijke, willens en wetens onder het volk geïnfiltreerde verwerping van den Christus, en daarmee van Zijn Kerk. Met Cal vijn zouden we hier kunnen zeggen: „Het eerst van al is, dat - wij Christus, van Zijn lichaam niet scheiden".

En daarom spreekt de Christus Gods hier dat loodzware woord over de lastering tegen den Geest.

Bondsvolk — ge staat voor de keus. Deze uw blinde leidslieden zijn tegen Mij, en verstrooien. Zij staan de Kerk tegen, want zij ergeren zich aan het waarachtige Evangelie, door Mijn bruidsjonker en Mij zelf gebracht: „H e t Koninkrijk Gods is tot u gekomen!" En die verkondiging slaat hun heilige huisjes stuk, doorbreekt hun machtspositie. Hun synagoge loopt leeg, hun „kerk" brokkelt af. En dat kunnen zij niet zetten. Ze willen niet met Mij zijn, en ze willen ook u beletten, zich te voegen .bij het ware Israël Gods. Daartoe schuwen zij de meest-infame blasphemie niet. Ze tasten den NAAM aan. Ze lasteren den Geest. En die zonde is onvergeeflijk. Wie mèt Mij niet vergadert, die verstrooit. Daarom zeg Ik u: alle zonde is vergeefbaar, naaar niet de lastering tegen den NAAM.


1) Vgl. Hebreen 6:5.

2) Vgl. Lucas 9 : 49, 50; Marcus 9 : 38—41.

3) Vgl. Matth. 23 : 15.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 11 maart 1950

De Reformatie | 12 Pagina's

De lastering van den Naam

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 11 maart 1950

De Reformatie | 12 Pagina's