GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Kwade samensprekingen bederven goede zeden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kwade samensprekingen bederven goede zeden

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

De kantteekenaren geven bij dezen tekst uit 1 Cor. 15 : 33b aan, dat deze woorden door den apostel Paulus ontleend zijn aan den heidenschen dichter Menander, en dat de apostel daarmede weerlegt de voorgaande redenen der Epicuristen, aantoonende de schade, die zulke redenen medebrengen.

Het onderwerp der redenen is anno 1950 een ander, doch naar onze overtuiging zijn deze woorden ook ten volle toepasselijk op die samensprekingen, welke een zestal broeders onzer Kerken, naar thans blijkt geruimen tijd hebben gehouden met de Deputaten der kerken, die ons uitwierpen. Ook deze samensprekingen hebben een bepaald zedenbederf aan het licht gebracht. Allereerst moet als zoodanig worden aangemerkt, dat de samensprekers hun namen voor de eigen broeders verborgen hielden, en evenmin gedurende al den tijd dier samensprekingen aan hun broeders in de kerken iets loslieten over onderwerp en stand der besprekingen. Zij presenteerden zich eerst aan God en menschen, toen zij gezeten waren aan één tafeltje in de Valkenboschkerk in Den Haag, waar een Generale Synode, die hun kerken tegenstond, over hun zaak beraadslaagde.

Toen de Generale Synode onzer kerken te Groningen zich in 1946 bezig hield met de zaak der samenspreking sprak zij uit: „met heel dezen eventueel te verrichten arbeid, gelijk ook met het thans te nemen besluit, zullen de dragers van het ambt aller geloovigen moeten kunnen meeleven, met name in hun gebeden". Wij moeten constateeren, dat met heel den door deze zes samensprekers verrichten arbeid niemand der broeders heeft kunnen meeleven, omdat het meeleven hem niet werd gegund en alles voor hem geheim werd gehouden. Ook dat was zedenbede'rf. De Generale Synode van Groningen sprak voorts uit, dat „in de allereerste plaats principiëele afbakening der wederzijdsche posities roeping van alle hierbij betrokkenen is, (daarom) zal de te ondernemen arbeid voorloopig beperkt dienen te blijven tot schriftelijke correspondentie, die in haar geheel van den aanvang af beiderzijds zal zijn te publiceeren." Tot die principiëele afbakening der wederzijdsche posities was wel alle aanleiding. Toen toch de Synode van Utrecht na haar afsluitende handelingen van bindende leerbesUssingen en daden van schorsing en afzetting en plaatsing buiten het kerkverband kwam te staan voor de daden van vrijmaking van kerken, ambtsdragers en geloovigen, richtte zij een woord van vermaan, zooals zij het zelf noemde, tot de kerken. In dat woord van vermaan, waaruit wij nu met letterlijke aanhalingen gaan citeeren, wilde zij niet ingaan op de bestrijding v£in haar' leeruitspraken en haar kerkv rechtelijke besluiten; zij deed dit in die toelichtingen, welke van harentwege verschenen zijn." Zij stond voor haar toelichtingen in. Thans is althans de leerstellige van haar bindende toelichtende kracht beroofd en een stuk met alleen historische, museumwaarde geworden. Er zijn dus thans leeruitspraken zonder toelichting. En van die bezwaarden, althans van sommigen van hen, zonder preciese aanduiding, werd in dat woord van vermaan voorts beweerd, dat wat zij voorstonden , , is een leer, die niet in overeenstemmi n.g is met de belijdenis der vaderen". Zij verklaarde vervolgens van „de oppositi e", dat deze „heeft gepoogd en t r a c h t in ons kerlkelijk leven tot heerschappij te brengen een beschouwing, welke nimmer in de gereformeerde kerken een rechtmatige plaiats heeft gevende n". Zij noemde de Acta van Vrijmaking een stuk met een „s c h a n d e 1 ij k e n i n h o u d". V Zij verklaarde nadrukkelijk, dat zij „geen woord te veel had gezegd en het kwaad, dat nu van verschillende kanten openbaar werd, juist en scherp had gekwalificeerd". Welk kwaad? Dat van „s c h e u r m a-k i n g" en „k e r k o n t b i n d e n d w! e r k". Zij vermaande dan ook met allen aandrang dien door haar aldus aangedienden „ontslagen hoogleeraar en afgezetten dienaar d ei s Woord s", prof. dr K. Schilder, met degenen, die met hem den weg van de vrijmaking der kerk insloegen als „verkeerde leidSI lieden" „niet te volgen" en zij bad „om kloek het hO'Ofd te bieden aan deze r e v o l u t i o n a i r e beweging, die onder een schoenen schijn, de g e m e e n t e d e s H e e r e n V e r w o e s t". Zij vertrouwde dan ook, dat de kerkleden , , de door of namens deze siynode geschorste ambtsdragers niet zouden erkennen en wederom ontvangen als w e 11 i gl e ambtsdragers in Gods ker k". Dat laatste was een woordelijke referte aan en stond dus lijnrecht tegenover dezen oproep uit de Acte van Vrijmaking „de door of namens deze synode geschorste of ontzette ambtsdragers te erkennen en wederom te ontvangen als wettige ambtsdragers in Gods kerk".

Wanneer men eerst zóó, niet voor tweeërlei uitleg vatbaar, de Vrijgemaakten heeft aangewezen als scheurmakers, revolutionairen, verkeerde leidslieden, als menschen, die niet als ambtsdragers in Gods kerk erkend mogen worden, en men gaat dan om samenspreking verzoeken, dan is wederzijdsche duidelijke afbakening der posities, dit wil zeggen, nog éénmaal voor God en menschen herhalen en bevestigen wat men heeft gezegd in een duidelijke afbakening der positie over en weer, duidelijke eisch van waarheid en oprechtheid, omdat openbaar worde wat men in feite gelooft aangaande de gemeenschap der heiligen en aangaande de gemeenschap der duivelstrawanten.

En wat hebben nu tegenover deze historisch onaanvechtbare situatie deze zes samensprekers gedaan? Van een publicatie hunnerzijds was geen sprake, fflj lieten de Deputaten publiceeren en waren alleen bij die publicatie aanwezig. Noch van den inhoud, noch van het verloop der gehouden vijf samensprekingsvergaderingen maakten zij zelf officieel en gemeenschappelijk iets bekend voordat deze deputaten aan hun Synode gingen rapporteeren. Van een „verkondiging van het Woord en van het recht des Heeren ten aanzien van de aan de orde te stellen onderwerpen" is niets gebleken. Zij hebben samen twee formules opgesteld, de êéne kerkrechtelijk en de andere dogmatisch, en daarvan hebben zij aan de deputaten gevraagd: komen die nu met de Vervangingsformule overeen, dan kunnen wij met die Vervangingsformule accoord gaan. Toen daarop het synodale fiat kwam, was voor hen de zaak beslist en hebben zij dat haastje-repje-belijdeniswerk van deze kerken, dat ter vervanging diende van eerder even haastig in elkaar geflansd beUjdeniswerk van zestien punten en de leeruitspraken van 1942/3, hoewel met zakelijke handhaving van hetgeen in die bewuste zestien punten en leeruitspraken van 1942/3 werd geleerd, als ook hen bindend aanvaard. Als eenig gesprek-thema bleef nog over de vraag: langs welken weg kunnen wij nu met zijn zessen tot hernieuwd kerkeUjk samenleven komen met U mannen van de Vervangingsformule en van de Synödocratie. Al dien tijd kwamen de kerken van deze zes samensprekers er niet aan te pas, die werden er zorgvuldig buiten gehouden, opdat alleen zouden kunnen handelen die deputaten en de Generale Synode hunner kerken, vergaderende als eenige Synode over het resultaat van die samenspreking. De zes samensprekers handelden dus geheel los van hun kerken, stelden in de plaats van hun Vrijm a king hun Losmaking uit het verband van de levende kerkelijke gemeenschap, als gemeenschap der heiligen, waarin zij waren begrepen. Zoo ontpopten zij zich in de Valkenboschkerk te Den Haag als revolutionairen, die de orde in de Kerk des Heeren aan hun laars lapten, eigen individualistische wegen gingen bewandelen, ook al verklaarden zij nog zoo

braaf dat men als bezwaarde tot taak had zijn „bezwaren alsnog in de kerkelijke weg aanhangig te maken" en daarbij zich moest wachten voor „wijze van optreden en spreken" waaxdoor de „kerkelijke gemeenschap" in gevaar werd gebracht, waarachter zij goed synodocratisch lieten volgen „zulks ter beoordeeling van de erbij betrokken vergadering", waarmede plein pouvoir was gegeven zelfs aan de meest corrupte vergadering, die er ooit mocht komen of zijn. Voor hen bestond er geen kerkelijke weg, waarop kerkelijke samensprekings-plicht hen riep tot arbeiden met de broeders in het kerkverband. Terwijl zij bij degenen die ook hen eens betitelden als verkeerde leidslieden, de ernstige zaak te berde brachten, „of het in de jaren voor en tijdens het conflict in onze kerken niet heeft ontbroken aan den drang der liefde, om elkaar ondanks onderlinge verschillen vast te houde n", zagen zij er blijkbaar geen been in om zelf van hun kant nu door een duidelijke actie hen los te laten, met wie zij nu deze jaren als broeders in den Heere vereenigd waren in de kerk des Heeren, zoodra maar hun ingediende formuletjes de hooge goedkeuring ginds hadden verkregen. Zoo werd dit geen k e r-kelijke hereeniging maar een persoonlijke terugkeer tot de synoidocra-11 e. En het past dan ook volkomen op het karakter van deze onderhandelingen, dat vervolgens ter Synode te Den Haag die terugkeer van de dwalenden tot de in dezen principieel niet dwalende kerk werd geregeld, voor deze zes en voor degenen, die hun voorbeeld zouden willen volgen. Over hun hoofden werd over hun verleden zonder hun tegenspraak in hun bijzijn het veroordeelende vonnis uitgesproken toen prof. dr K. Dijk één der Deputaten ter Synode-vergadering in Den Haag het blijkens het verslag in Scheps onomwonden uitsprak: „In den stap, dien de broeders deden, ligt de erkenning, dat, al meenden zij de dingen juist te zien, zij niet hadden mogen breken met de Geref. kerken". Zij erkenden scheurmakers te zijn geweest, verkeerde leidslieden, die revolutie hadden bedreven en daarom ook al dien tijd niet waardig waren geweest te zijn erkend als ambtsdragers in Gods kerk.

Doch ook op het onzedelijk karakter van de woorden en handelingen van deze rapporteerende Deputaten en de hun beleid goedkeurende Synode moet het licht vallen. Prof. dr Dijk moge dan wel in de discussie ter Synode duidelijke referte hebben gedaan aan de waardeering van het kerkverbrekend optreden der zes samensprekers, in het rapport van deputaten zelf wordt dienaangaande wijselijk (? ) gezwegen. Men treft b.v. het woord schorsing en afzetting niet aan in het verslag van dit Rapport aan de pers gegeven. En voorts bestond men het zonder nadere explicatie of rectificatie mannen, die men voordien schriftelijk had aangewezen als „verkeerde leidslieden", wier gemeenschap „een revolutionaire beweging" werd genoemd, die „de gemeente des Heeren verwoest" nu in hun gemeenschap met den naam „KERK" te vereeren. Wat dat voor een kerk is, die de gemeente des Heeren verwoest en wat dat voor ambtsdragers zijn in die kerk, die niet als wettige ambtsdragers in Gods kerk mogen worden erkend en ontvangen, hebben zij er helaas niet bij gezegd. Ook dit werk van Deputaten en van de hen dechargeerende en bevestigende Synode verdient geen andere kwalificatie dan .ONZEDELIJK. Aangezien uit niets de juistheid van dezen terugkeer tot de Synodocratie is gebleken, terwijl de beide ingediende formules o.i. alleen maar minstens even radicale verwerping verdienen als de Vervangingsformule en wat erom heen hangt, kunnen wij voor onszelf niet anders concludeeren dan dit: Zoo was er de loslating van de gemeenschap met de Kerk des Heeren van een zestal mannen, die de gemeenschap gingen zoeken met hen, die Christus in Zijn kerkvergaderend werk hebben tegengestaan en voortgaan tegen te staan in de voltrokken en gehandhaafde uitstooting uit het ambt van hen, die door Hem geroepen waren tot de bediening van het heilig Evangelie en van het hoeden en regeeren van de kudde des Heeren. Zoo bedierven ook in 1950 kwade samensprekingen goede zeden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 8 april 1950

De Reformatie | 8 Pagina's

Kwade samensprekingen bederven goede zeden

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 8 april 1950

De Reformatie | 8 Pagina's