GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voortgang van de. sociale revolutie in onzen tijd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voortgang van de. sociale revolutie in onzen tijd

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

(2)

Wanneer er tegenwoordig gesproken wordt van economische medezeggenschap voor den arbeider, dan gaat het daarbij niet, zooals wij al eens eerder hebben opgemerkt, om het natuurlijk overleg tusschen patroon of werkgever met zijn arbeiders of werknemers. Wij schreven reeds eerder, waar dit natuurlijk overleg ontbreekt, daar lijdt het werk er onder, en dreigt voor de onderneming de ondergang. Men begon nu bij de Chr. Arbeidersorganisaties met te zeggen, dat men gaarne op de hoogte zou worden gesteld over den gang van zaken, liet daarbij een nauwkeurige preciseering wat onder dien gang van zaken werd verstaan achterwege, ook al noemde men enkele desiderata vrij onnauwkeurig, als b.v. 't C.N.V. in zijn brief van Sept. 1948 aan de ministers van Sociale zaken en van Economische zaken „het adviseeren en het doen van suggesties, welke den bloei van de onderneming zouden kunnen bevorderen" en , , het behandelen van door in de onderneming werkzame werknemers naar voren gebrachte wenschen". Wat kan dit al niet inhouden? ! Bij dit alles evenwel gaat het nog om een vorm van medezeggenschap, die men heel goed als overleg, als in de ondernemingsraden georganiseerd overleg, zou kunnen betitelen.

Het gaat daarbij, althans naar de bewoordingen, nog niet om een medezeggenschap, die een vorm van mede-GEZAG insluit. Maar ook hier was de revolutionaire gedachte, die onder en achter deze woorden verscholen lag, machtig. Dit lag feitehjk reeds opgesloten hierin, dat men deze zaak niet bepleitte als een w e n s c h, maar als een recht van den arbeider. Cieheel in den voren geschetsten gedachtengang bewoog zich ook prof. de Gaay Fortman in zijn geschrift: „De arbeider in de nieuwe samenleving", dat wij reeds meer citeerden. Ook hij bepleitte een ondernemingsraad, die voorstellen kon doen aan de leiding van de onderneming, (blz. 76), die volledig moest worden ingelicht over de economische en financieele positie van den ondernemer (blz. 77) en andere punten meer. Stelde men daar tegenover zich in verweer naet een beroep op het eigen recht van den ondernemer, dan schreef de professor dienaangaande „een beroep dat ik afwijs, zoo lang de beslissing in economische aangelegenheden bij den ondernemer blijft en de economische medezeggenschap der arbeiders beperkt blijft tot e'en recht om op de hoogte gehouden te worden" (blz. 76). Met andere woorden: het gaat niet om medebeslissingsrecht, maar om een recht om op de hoogte gehouden te worden, de beslissing bhjft bij den ondernemer. Van medezeggenschap, die medegezag zou beteekenen, wilde hij niet weten. Hij schreef dan ook: „Het is een levensvoorwaardevoor de onderneming, dat in haar gezag wordt uitgeoefend en dat de noodige beslissingen snel en naet doortastendheid worden genomen. Dat is onmogelijk, wanneer de arbeiders of een v e r t e g e n w o o r d i g i n g hunnerzijds in eenigerlei vormeen medebeslissingsrecht krijgen. De economische medezeggenschap in de onderneming moet dus bestaan in een recht om op de hoogte gesteld te WO' rden van den gang van zaken in commercieel opzicht en een recht om te dien aanzien adviezen te geven" (blz. 73 en 74).

De professor „ontveinsde zich niet", dat het ook bij deze conceptie van de medezeggenschap in de onderneming „niet zoo gemakkelijk zal zijn de zaak op dit punt vlot te laten loopen". Hij oordeelde, dat „de arbeiders een algemeen begrip moeten hebben van de mogelijkheden en moeilijkheden op economisch gebied. De ondernemer moet daartegenover kunnen rekenen, op het bewaren van bedrijfsgeheimen" (blz. 76). Wij vinden dat een schoonen wensch-droom en zouden den professor willen vragen, wat er gebeuren moet, wanneer die arbeiders, die deze rechten volgens hem nu eenmaal toegewezen moeten krijgen, dat schoone, algemeene begrip eens niet kunnen opbrengen, bepaald hinderlijk lastig worden voor de bedrijfsvoering (b.v. bij sterk links gerichte invloeden) en de zaken van de onderneming bespreken gaan met ieder, die hun nieuwtjes maar hooren wil. Doch al laten wij dit getheoretiseer van achter de schrijftafel op de studeerkamer voor wat het praktisch waard is, erkend moet

worden: hier is sprake van een vorm van medezeggenschap, die niet verder gaat dan overleg en waarbij de schrijver van een medezeggenschap, die medegezag en medebeslissingsrecht zou inhouden, niet wil weten, omdat hij erkent, dat daarmede een levensvoorwaarde van de onderneming is gemoeid. Toen prof. de Gaay Fortman deze woorden geschreven had, dateerde hij ze als volgt, .door zijn geschrift: „De arbeider in de nieuwe Samenleving" bij de inhoudsopgave van deze notitie te voorzien: „Dit geschrift werd afgesloten op 1 Maart 1947". Men neme daarvan nota. Vervolgens kregen wij onder oogen zijn artikel in het dagblad „Trouw" van 6 Maart 1948, een jaar later dus. Daarin lazen wij een beschouwing, die ongeveer de in het voorgaande vermelde dekt. In het betreffende artikel over „Medezeggenschap, een eisch van rechtvaardigheid" schrijft de prof.: „In de onderneming ligt economisch de zaak anders. Daar moet de leiding snel kunnen beslissen, zonder dat haar handen gebonden zijn door de noodzaak voorafgaande goedkeuring te vragen aan colleges van aandeelhouders of arbeiders. De economische medezeggenschap der arbeiders in de onderneming — liefst zich voltrekkend door middel van den reeds genoemden ondernemingsraad — kan daarom niet meer omvatten dan een recht om op de hoogte te worden gesteld van den gang van zaken in commercieel opzicht en een recht om desgewenscht op technisch en economisch terrein adviezen te geven". Tot zoover was er niet veel nieuws aan het reeds gezegde toegevoegd. Dtiarop volgde er evenwel een merkwaardig zinnetje, dat wij zullen spatieeren, evenals dit door ons geschiedde in de citaten uit-het geschrift van den professor uit 1947. Deze zin luidde: „Bij de huidige, juridische structuur der onderneming is meer niet mjogelijk. Er is echter, zeker voor de Christenen uit de Reformat l'B, alle aanleiding te overwegen, of die structuur geen wijziging behoeft. Op dit punt kan echter binnen het kader van dit artikel, slechts met een aanduiding worden v o 1 s t a a n".

Daarmede eindigde het artikel. Blijkbaar stond de professor nu niet langer op het standpunt, dat hier een levensvoorwaarde van de onderneming in het geding was, hij wilde wijziging van de structuur der onderneming, die de vervulling van verder gaande medezeggenschapseischen zou kunnen brengen, door de Christenen uit de Reformatie overwogen zien. Toen wij dit zinnetje lazen, dachten wij: afwachten, of wij van den professor nog eens iets naders zullen hooren in deze zaak; gerust waren wij over de ontwikkeling in zijn denken, die viel waar te nemen, blijkens deze woorden met hun vage aanduiding der zaak, allerminst. Dat was dus in 1948. Waar de professor zelf met zijn overweging is uitgekomen, vernemen wij nu uit het Jubileumniumner van Evangelie en Maatschappij, het orgaan van het C.N.V. Dit jubileumnummer kwam uit bij het Veertigjarig bestaan van het C.N.V. en de redactie schreef in haar voorwoord over het in dit nummer opgenomen artikel van prof. De Gaay Fortman deze waardeerende erkenning: „Ook het artikel van Prof. de Gaay Fortman werkt er toe mede, van dit nunamer een speciaal jubileumnummer te maken". 2k)oals men weet, is prof. de Gaay Fortman directeur van de Kaderschool van het C.N.V. Dit artikel werd weer een jaar later geschreven dan het artikel in Trouw, daar het Jubileunmummer uitkwam in Juni 1949. Nu vernemen wij van den professor: „H et is thans echter de tijd, ook voor de verhoudingen in de ondernemingen, nieuwe rechtsvormen te s c h e p p e n". In 1948 schreef hij, dat er aanleiding was voor de Christenen der Reformatie te o v e r w e-g e n of de structuur der ondernemingen geen wijziging' behoefde. In 1949 poneert hij zoomaar, dat het al tijd is, om voor die structuurwijzigingen nieuwe rechtsvormen te gaan creëeren. Hij vervolgt dan: „Het ontwerp van wet op de ondernemingsraden zet op dien weg een eersten stap (het gespatieerde in deze, voorafgaande en volgende geciteerde woorden is door ons aangebracht, G.), door den ondernemer op te dragen, den ondernemingsraad in te lichten over den technischen en economischen gang van zaken in de onderneming en zoo den ondernemingsraad een, aanvankelijk bescheiden, recht van meespreken op economisch terrein te geven. Op den duur zal dit begin van economische medezeggenschap moeten uitgroeien tot een medebeslissingsrecht omtrent alle punten, die voor hetbestaan en het voortbestaan van de onderneming van overwegende beteekenis zijn.

Volgens deze woorden beteekent dus medezeggenschap bij den professor niet langer uitsluitend medeoverleg, het is uitgegroeid tot, zegt de professor, wij zeggen het is wezenlijk veranderd in, medebeslissingsrecht, dus medegezag in de onderneming. De knecht heeft eindeUjk kans gezien, zich op den stoel van zijn baas te werken, althans „in hope", doch volgens den professor „de jure", waarvoor dan evenwel nog vooraf eerst de nieuwe rechtsvormen geschapen zullen moeten worden. Dan volgt er nog een zin, twijfelachtig naar zijn reëele waarde, dat dit alles zal moeten gaan „natuurlijk met erkenning van de noodzakelijkheid, om de leiding der onderneming in haar besluitvorming en het voeren van haar dagelijks beleid niet te belenmieren". Wanneer evenwel die leiding van de onderneming, de ondernemer, zelf medeleiders en mede-beslissers in alle zaken, die voor het bestaan en voortbestaan van de onderneming van overwegende beteekenis zijn, naast zich heeft gekregen, dank zij de nieuwe rechtsvormen, die geschapen zijn, dan heeft deze restrictie niet zoo heel veel te beteekenen. Het heeft voor ons besef evenveel waarde als waimeer men tot den gehangene, wiens keel door den strop wordt dichtgeknepen, zou zeggen: ga rustig voort met door Uw neus adem te halen. De professor zou dan ook weer kunnen schrijven, dat hij „zich niet ontveinst, dat het niet zoo gemakkelijk zal zijn, d3 zaak op dit punt vlot te laten loopen", en dat „de ondernemer moet kunnen rekenen op het bewaren van bedrijfsgeheimen", het hek is nu van den dam, de nieuwe rechtsvormen met hun sancties zijn dan geschapen. Wij zeggen: eindelijk is dan de revolutionaire aap uit den mouw, en wij noteeren dat zulke ideeën volgens de Redactie van het Orgaan van het C.N.V. haar publicatie tot een speciale jubileumpublicatie maken.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 juli 1950

De Reformatie | 8 Pagina's

Voortgang van de. sociale revolutie in onzen tijd

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 juli 1950

De Reformatie | 8 Pagina's