GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Buitenland.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buitenland.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een brief uit Zuid-Afrika.

In de All. Evang. Luth. Kirch, vonden wij een brief van een voorname boerenvrouw aan de presidente van den Nederlandschen Vredebond

Wij hebben dit schrijven niet in een van onze bladen gevonden, en daarom laten wij hier de vertaling volgen, als een bewijs hoe men in Duitschland sympathie blijft gevoelen voor de zaak van de Boeren en hoe men in Engeland voortgaat met zich tegen alles in te verharden. Het luidt aldus: „Ik dank u in den naam van mijn volk voor uwe hartelijke sympathie Het lijden van ons volk is ontzettend. De Oranje Vrijstaat en geheel Transvaal zijn verwoest, overal ziet men puinhoopen. De vrouwen der krijgsgevangenen zijn van alles beroofd, zij hebben geen dak noch kleeding en sterven van honger. Het is mij onmogelijk, alles te schrijven wat hier plaats heeft. De Romeinen hadden voor zekere misdaden geen straflen, omdat zij ze voor te ontzettend hielden en niet geloofden dat zij konden begaan worden. Maar hier ben ik er getuige van dat mijne landslieden, niet alleen mannen maar ook vrouwen en kinderen, erger dan als honden behandeld worden. En wanneer de Keizers van Rusland, Duitschland en Oostenrijk wisten welke onmenschelijke daden hier dagelijks gepleegd worden, niet door soldaten die soldaten bestrijden, maar door soldaten die een volk overvallen, zij zouden niet slechts als vorsten, maar ook als menschen hunne stem verheffen, tot bescherming der vrouwen en der beestachtig behandelde kinderen. Wij vrouwen arbeiden hier zooveel als in ons vermogen is, doch 6000 mijlen scheiden ons van Europa. Onze brieven gaan door de censuur, en het kost tijd voordat zij tot u komen. Toch blijven wij hopen. Wanneer de vrouwen van Amerika en Europa z ch onze zaak wilden aantrekken, dan zou dit invloed op onze regeering uitoefenen.

Ik had alles voorbereid tot het houden eener vergadering, die eene oproeping doen zou aan de vrouwen der geheele wereld; men liet mij echter weten, dat de regeering dit voor een daad van vijandschap zou houden; en daarom vond ik het beter mij te onthouden. Maar wat wij niet kunnen doen, moesten de Europeesche vrouwen voor ons doen. Ik bid u in den naam des Heeren, rust niet voordat gij ons geholpen hebt. Gij hebt geen denkbeeld van het lijden van ons volk. Is het niet ontzettend, dat men knapen van 9—14 jaren van de moeders ontrukt, om ze naar Basoetoeland inhetEngelsche kamp te zenden. Met welk doel ? God alleen weet het. En wat staat ons in de toekomst te wachten? De Kaffers gaan alles na wat de Engelschen tegen ons doen en grijpen elke gelegenheid aan om hunne vijandschap te toonen. Onder het kommando van kapitein Lewellyn hebben de Kaffers 17 vrouwen verworgd, kleine meisjes van acht jaar werden door Engelschen en Kaffers verkracht. Men laat alles doorgaan zonder dat men er ooit van hoort, dat een der booswichten gestraft wordt. Verplaats u in mijn toestand, als ik dagelijks van dergelijke afschuwelijke misdaden hoor.

Voor eenige dagen kwam eene vrouw, met name Van Vuren, Van Wepener, uit den Oranje-Vrijstaat, tot mij. Het was 10 uur des avonds. De militaire overheid had haar bevolen met hare kleindochter van 12 jaar in den postwagen te gaan, zonder dat haar vergund werd iets van hare kleeding of van haar geld mede te nemen. Haar jongen van 14 jaar was naar Basoetoeland gebracht; haar man en haar oudste zoon naar St. Helena; een andere zoon werd voor Ladysmith gedood. Toen zij aan de Kaap aankwam, zeide een officier tot haar: „maak nu, dat gij weg komt, " en daar stond zij nu in een vreemde stad zonder een cent en zonder goed. Ik had het voorrecht haar een nachtverblijf te kunnen aanbieden, maar wat zal er verder van haar worden? Een boer in een district dicht bij de grenzen kreeg verlof een paar dagen naar huis te gaan. Toen hij daar kwam, vond hij zijne kleine dochter weenend bij de deur, eenige schreden verder het lijk van zijn zoon en voorts zijne vrouw verworgd en in stukken gehouwen, en daarna zijne volwassene dochter op onmenschelijke wijze vermoord. Hij beklaagde zich bij de Engelsche militaire overheid en kreeg ten antwoord: „Wij konden de Kaffers niet terughouden“.

Gij weet dat de Engelschen steeds gezegd hebben, dat het een oorlog der blanken is en dat zij zich niet van de hulp der kleurlingen bedienen wilden. En toch doen zij het. En desniettegenstaande, trots dit alles, leeft in mij nog de hoop, dat mijn volk uit deze beproeving grooter dan te voren zal voortkomen ! Ik verzoek u nog eenmaal te doen, wat ik niet kan doen. Roep luidkeels over ons lijden, doe een beroep op het menschelijk geweten, zoek de vrouwen te bewegen, dat zij toonen deel te nemen in het lijden harer zusters, wier bovenmenschelijk martelaarschap eerst later in alle bijzonderheden bekend worden zal. Wij kunnen alleen wat voor hèn doen, die tot ons komen, maar de ontelbaren, die zonder levensmiddelen, zonder brandstof door de verwoeste velden van den Oranje Vrijstaat zwerven, zijn door God en menschen verlaten.”

Dit laatste is niet juist. Van menschen zijn onze Zuid-Afrikaansche broeders verlaten, maar niet van God. Duizenden leven met ons in de verwachting, dat de Heere zal opstaan en zich ontfermen.

Engeland. De vereeniging van de twee vrije kerken in Schotland.

De vereeniging van de beide vrije kerken in Schotland is niet zoo voetstoots gegaan als wij aanvankelijk wel hadden verwacht. Wij meenden, dat de oppositie ten slotte wel het hoofd in den schoot leggen, en zich niet op de laatste synode van de Free Church vertoonen zou, doch de dingen zijn anders geloopen.

Laat ous in de eerste plaats mededeelen, dat de United Presbyterian Church 594 gemeenten met 199, 089 leden, en de Free Church 1, 112 kerken met 296, 085 leden, die tot het H. Avondmaal zijn toegelaten, telt.

Op Dinsdag 6 November vergaderden „de algemeene vergaderingen" of synoden van beide kerken afzonderlijk. De United Presbyterian synode nam de Acte van vereeniging eenstemmig aan. De oppositie zwichtte ot wilde zich niet uiten.

Anders ging het in de vergadering van de Free Church. Het vergaderlokaal was door de 670 afgevaardigden en de duizenden belangstellenden zoo gevuld, dat menig lid der synode zich met een staanplaats vergenoegen moest.

Dr. Taylor werd als moderator herkozen en hield eene toespraak om te betoogen, dat de verschillen die de apostelen en de eerste christenen verdeelden, veel grooter waren, dan die welke tegenwoordig de broeders van elkander verwijderen.

(Wij zijn zoo vrij, hierbij een groot vraagteeken te plaatsen. In de eerste Christelijke kerk toch was er verschil over de bedeeling of de uitdeeling van de goederen van het genadeverbond; in dezen tegenwoordigen tijd willen vele lieden voor belijders van den Christus en als goede lidmaten van eene Vrije Kerk gehouden worden, die de fundamenteele stukken van de Chr. Kerk loochenen).

Toen principal Rainy opstond om het voorstel te doen, dat de vergadering het rapport van de commissie van vereeniging zou aannemen, werd hij warm toegejuicht.

Er was een verzoekschrift van 500 ouderlingen ingekomen, om de vereeniging een half jaar uit te stellen, ten einde de ambtsdragers en leden der kerk in de gelegenheid te stellen grondiger over de zaak te beraadslagen. Dr. Rainy antwoordde, dat de constitutie der kerk moest veranderd worden, indien men het mogelijk wilde maken, dat alle leden en ambtsdragers individueel werden geraadpleegd; dat er zeven jaren verliepen sedert de vereeniging aan de orde was gesteld; dat men in de Kerkeraden gelegenheid gehad had, om alle bezwaren kenbaar te maken, en dat de ouderlingen die het verzoek onderteekenden, slechts een twintigste deel van de ouderlingen der Vrije Kerk uitmaakten. Ten slotte werd het verzoek met bijna algemeene stemmen afgewezen.

Het amendement dat de Unie moest tegenhouden, werd daarop voorgesteld door den predikant Bannatyne, gesteund door den heer Archibald Mc. Neilage. Hij verklaarde, dat hij en zijne vrienden van de minderheid van voornemen waren om te blijven staan waar zij stonden, door de Vrije Kerk van Schotland te handhaven, wanneer de groote meerderheid tot de geünieerde Vrije Kerk overging. Hij was

geankerd in de Disruption (scheiding), en „waarin gaat gij nu het anker uitwerpen? " vraagde hij aan de vergadering. Men antwoordde hem, dat men als Abraham moest voorttrekken op het bevel Gods, al weet men niet waar men zal uitkonien. Endelijk werd het voorstel tot vereeniging aangenomen met 643 tegen 27 stemmen. De tegenstemmers legden nu een protest op de tafel van het moderamen, waarbij zij te kennen gaven, dat zij de Free Church wilden handhaven, en de vergadering als „General Assembly" van de Vrije Schotsche Kerk wilden voortzetten. Zij deden nog een en andermaal een poging om de zaal, waarin men vergaderd was, voor de door hen voortgezette General Assembly te bezetten, doch ten slotte moest men dit opgeven. Zij kwamen ten slotte in de rookkamer van het gebouw terecht, waar zij zich constitueerden als General Assembly van de Free Church.

De vereeniging werd ook praktisch voor het volk afgebeeld, doordat op den volgenden Woensdag de leden van de Vrije kerk en die van de Geünieerde Presbyteriaansche Kerk eene wandeling twee aan twee door Edinburgh's straten gingen houden, met hunne presidenten aan het hoofd Op een zeker punt kwamen de twee stroomen wandelaars elkander tegen en gaven de voorzitters elkander de hand. Een photograaf stond gereed om dit moment op te nemen. Men ging nu in rijen van vier wandelen; in elke rij waren twee Free Church en twee United Presbyterian mannen. Daarop begaf men zich 'naar de Assembly Hall, waar 6, 500 menschen bijeen waren, en welk gebouw daarvoor in 48 uren op de Waverley Market was gebouwd. Aldaar werd na het zingen van Ps. 133 in eene plechtige zitting de tot stand gekomen vereeniging bezegeld. Onder de aanwezigen waren : Lord Rosebery, Lord Overtoun, Lord Kinnaird, Lord Aberdeen, Dr. Paton, de zendeling der Nieuwe Hebriden, Dr. Parker, Dr. Watson, enz. enz.

De Vergadering werd gepresideerd door Dr. Ross Taylor, moderator van den Raad der Free Church, terwijl Dr. Mair, moderator van de United Presbyterian Church aan zijn rechterzijde plaats nam. Dr. Taylor liet zingen Ps. 133 : „Ai ziet, hoe goed en liefelijk is het dat broeders van hetzelfde huis ook samenwonen". Na gebed en het lezen van een deel van de Heilige Schrift, sprak Dr. Taylor: „In tegenwoordigheid van onzen Goddelijken Koning en Hoifd der Kerk, en met medewerking der geheele Free Church, verklaar ik, dat de Unie is aangenomen, en dat de Free Church van Schotland en United Presbyterian ChtirehÜia.nszija éene kerk van Jezus Christus, onder den naam van de United Free Church of Scotland-, Laat ons God loven door het zingen van de eerste regels van den 72sten Psalm". Zich daarna tot Dr. Mair wendende, zeide Dr. Taylor: „En thans heb ik het hooge voorrecht in naam der Free Church, u, geachten broeder, vertegenwoordiger van de United Presb. Church, de rechterhand der gemeenschap te reiken, ten teeken van de gelukkige vereeniging der beide kerken.”

Dr. Mair antwoordde op dezelfde wijze. Dr. Taylor hernam hierop: Moge de Drieëenige God, Vader, Zoon en Heilige Geest, Zijnen rijken zegen geven aan de United Free Church of Scotland.”

Dr. Mair sprak: „Mocht zij een zegen zijn voor Schotland en voor de wereld en eene eer voor onzen Heere en Koning, Amen." Dat „Amen" werd niet alleen herhaald door Dr. Taylor, maar door vele leden van de vergadering.

Zoo had de Unie haar beslag gekregen. Na onderteekening der Acte werd Dr. Rainy tot moderator der vereenigde kerk gekozen. Deze eer kwam hem wel toe. Want niemand had meer dan hij rusteloos gestreden voor de totstandkoming der vereeniging.

De Vereenigde Synode vergaderde daarna nog een tweetal dagen, om verschillende zaken te regelen en de gelukwenschen van onder scheidene zuster-kerken te ontvangen. Daarbij voerde ook Lord Kinnaird, lid van de Episcopaalsche kerk van Engeland, het woord.

Op de laatste zitting kwamen zendelingen aan het woord om verschillende punten, de zending onder de heidenen betreffende, te bespreken en aan te sporen tot krachtige voortzetting van den arbeid.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 november 1900

De Heraut | 4 Pagina's

Buitenland.

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 november 1900

De Heraut | 4 Pagina's