De geldigheid van de oude kerkenordening der Nederlandsche Gereformeerde Kerken - pagina 40
Rede, gehouden bij de overdracht van het Rectoraat der Vrije Universiteit
38
m. a. w. de vraag: tot hoeverre zij zich uitstrekte, naar het oordeel van die Kerken zelve. Zonder twijfel zou die vraag overbodig zijn, indien enkel de bedoeling was, ook te dezen aanzien het gezag van Gods Woord nog eens te doen uitkomen. Immers, in Gereformeerde Kerken sprak het wel van zelf, dat aan dat gezag alles onderworpen is, en dat alle kerkelijke macht zóó geheel aan den Koning der Kerk ontleend is, dat zij, Hem ter zijde stellende, daarmede tevens zichzelve vernietigen zou. Op .dat punt waren alle oude Synoden eenstemmig, en het is slechts ten overvloede, dat het in de Kerkenordening nog opzettelijk opgenomen is. En men heeft er voorts voor gezorgd, dat het in die ordening zelve zóó stipt werd in acht genomen, dat eene waarschuwing, om die grens niet te overschrijden, te haren aanzien wel onnoodig werd. Maar ook waar die grens geëerbiedigd is, en waar buitendien de geldigheid vaststaat, kan de kracht van dit laatste woord nog wel onderscheidenlijk worden opgevat. En dan is er een opvatting, waarbij, uit het oogpunt van bindende kracht, Kerkenorde en Wet geheel met elkander worden gelijk gesteld. Op dit standpunt is het slechts de vraag, wat in die artikelen staat geschreven, en dat heeft dan alles, enkel daarom, eene gebiedende macht; onverzwakt blijft dat alles gelden, totdat het formeel is veranderd; er is nergens onderscheid en ook nergens uitzondering; en het moet alles worden opgevolgd, ook om der conscientie wille, zoodat anders metterdaad wordt gezondigd. Dit nu was nooit het standpunt en de opvatting van de Kerken zelve. Het bewijs daarvan ligt reeds eenigszins in den naam, dien zij altijd gebruikt hebben. Wat zij vaststelden, was eene kerkenordening, niet eene wet of statuut; en het werd dus voorgesteld, niet als een last en bevel en gebod, maar als een middel „om goede ordre inder Ghemeente Ghristi te onderhouden". Men heeft hier te lande, vooral in later tijd, zeker ook wel gesproken van „kerkelijke wetten", en dan, niet ter aanduiding van wat Christus zelf verordineerd had, maar met het oog op besluiten van kerkelijke vergaderingen. Maar wie daaruit wilde afleiden, dat dus hier ook niet aan den naam mag gehecht worden, zou drie dingen uit het oog verliezen. Vooreerst, dat er wel aan gehecht is door alle schrijvers, die opzettelijk over de benaming gehandeld hebben, en die dan altijd scherp onderscheiden tusschen „leges" en „canones", tusschen „wetten" en „ordinan-
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 21 oktober 1889
Rectorale redes | 110 Pagina's
![De geldigheid van de oude kerkenordening der Nederlandsche Gereformeerde Kerken - pagina 40](https://geheugenvandevu.digibron.nl/images/generated/rectorale-redes/de-geldigheid-van-de-oude-kerkenordening-der-nederlandsche-gereformeerde-kerken/1889/10/21/1-thumbnail.jpg)
Bekijk de hele uitgave van maandag 21 oktober 1889
Rectorale redes | 110 Pagina's