Evolutie of revelatie - pagina 14
Rede bij de overdracht van het rectoraat aan de Vrije Universiteit
12 boomen en steenen sprekende en die vereerende; dat moet de aanvang van alle religie zyn geweest. Het animisme 36), vooral in Engeland verdedigd door Tylor, Herbert Spencer en ten onzent door Tiele, verklaart u den oorsprong der religie uit droomen en nachtmerries. De oermensch — of het was ten gevolge van een indigestie door te ruim genot van pterodactylen of plesiosaurussen meldt de historie niet, — sliep onrustig, had benauwde droomen, leed aan wat onze Oosternaburen noemen „Alpdrücken". 37) Straks ontwaakt, wist hij in zijn half dommeienden toestand nog niet scherp te onderscheiden tusschen droom en reaUteit; hield deze droomgestalten voor werkelijk bestaande geestelijke wezens en ging ze vereeren; zoo zijn de natuurgeesten, de kaboutermannetjes en nixen ontstaan; daaraan is het spiritisme te danken, alsmede de Ahnencultus, de vereering van afgestorven voorvaderen. Voeg hier nog by, dat volgens Spencer die geesten der voorvaderen liefst in den vorm van een dier gedacht werden en dit dier het stamteeken of Mem van het volk werd, en ge hebt in dit totemisme het nieuwste snufje op dit gebied. De rudimenta van deze Urreligion zijn by alle verdere ontwikkeling der reUgie nog als een lastig appendix achtergebleven en zelfs in de Christelijke religie terug te vinden; uw achterlijk geloof aan duivelen en engelen toch is even goed een overblijfsel van het animisme, als de beeldendienst en de amuletten der Roomsche Kerk u herinneren aan den ouden fetischdienst. Uit deze natuurgodsdiensten nu zijn, langs eindelooze lijnen van geleidelijkheid, de hoogere religies voortgekomen. De mensch heeft door de cultuur zich allengs ontworsteld aan de macht der natuur en heft nu ook zijn goden op boven het grof-zinnelijke; de transcendentale godsidee begint zich te ontwikkelen. Het ontwakend ethische leven doet eveneens zijn invloed gelden op de rehgie; in den cultus verdwynen allengs menschenoffers, castratie en heiUge prostitutie; de godheid wordt niet langer sittlich indifferent gedacht; goed en kwaad, licht en duisternis gaan uiteen; de moreele religie wordt geboren. Eindelijk smelt bij nog hoogerstaande volken ook de veelheid van hun pantheon samen tot de eenheid van het monotheïsme en wanneer dit monotheïsme niet langer nationaal-particularistisch, gelijk bij de Joden wordt opgevat, maar universalistisch heel de wereld wil omvatten, zooals bij de Boeddhisten, Mohammedanen en Christenen, dan is, althans voorloopig, het eindpunt der ontwikkeling bereikt 38).
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 20 oktober 1903
Rectorale redes | 136 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 20 oktober 1903
Rectorale redes | 136 Pagina's