GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Twee klippen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Twee klippen.

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

In deze artikelen zal gehandeld worden over het Keikisme en liet kerfceliak Indifferentisme. Eerst over het Kerkisme. Tu verschillende vormen komt dit voor. Vooreerst, wanneer iemand beweert, dat er buiten zijn kerk geen zaligheid is. Vervo'? ens.. wanneer hij het kerkelijk instituut, waartoe hij behoort, als de alleen ware kerk beschouwt en alle andere valsch noemt. Ten derde, wanneer hij in zijn kerk niet ziet de moest zuivere, maar de zuivere, wanneer hij liaar zuiverheid niet relatief, maar absoluut opvat. Ten vierde, wanneer hij politiek, schoolwezen, wetenschap en kunst en zoo menig ander levensterrein a£liankelijk maakt van de institutaire kerk. Ten vijfde, wanneer men zijn lidmaatschap der geinstitueerde kerk practisch genoegzaam acht om het eeirwige leven te beërven.

VI.

Er is alzoo een bepaalde gradatie in het Kerkisme.

In den laatst besproken vorm is het het stuitendst.

De zielen gaan erbij verloren.

Eveneens heeft men gradatie aan te nemen bij het kerkelijk Indifferentisme.

Maar dit kan al vast vooropgesteld, dat heb i-i geen enkel opzicht minder gevaarlijk is daf^.h^ Kerkisme. %s$^S.

En het onderzoek der huidige omstandigheden: moet uitmaken, welke van deze twee kerkelijke zonden den dag van vandaag het grootste gevaar oplevert.

Tegen welke van beide klippen de meeste scheeojes te pletter slaan.

Om duidelijk te maken, wat men onder het kerkelijk Indifferentisme heeft te verstaan, verdient hel misschien aanbeveling om eerst te verklaren wat het niet is.

Dan wordt van meetaf aUe misverstand afgesneden

Kerkelijk Indifferentisme, of om het huiselijk te vertalen: kerkelijke onverschilligheid mag niet verward met onverschilligheid jegens alles wat de kerk aangaat.

Zeker, deze laatste onverschilligheid heersdht thans epidemisch.

Ze openbaart zich allereerst als onkerkelijkheid. Het getal van hen, die tot geen kerk wenschen te worden gerekend, die met allen kerkelijfcen eeredienst hebben gebroken, die den doop niet eens meer voor hun kinderen begeeren, die op het, kerkelijk huwelijk geen prijs stellen, in het begin van deze eeuw nog betrekkelijk klein, neemt met het jaar toe.

Om dit eens met een statistiek van zeer recenten datum te illustreeren.

Dr F. J. Los gaf onlangs in het „Amsterdamsch'e Predikbeüttenblad" dit overzicht over de Nederlandsche Hervormde Kerk te Amsterdam:

Het jaar 1920 begon met 333 duizend en eindigde met 337 duizend ingeschreven personen. Dit ig|etal bevat ook 79 duizend personen, die door gemengde hu^jttplijken aan de hervormden zijn geparenteerd; 3S7 duizend minus 79 duizend, maakt 858.000 Amsterdamsche Hervormden. Diaarvoor zijn I 30 predikanten. Elke predikant heeft dus, 8600 zielen ter bearbeiding. Aangezien het corps echter nooit compleet is, koint het neer op 1 predikant , per 10.000 zielen.

Van de 15 duizend kinderen, die gjeboren werden, ontvingen 2500 den doop — slechts 1/6 dus!

Van de 7 duizend burgerlijke huwelijken werden 550 kerkelijk ingezegend, dat is 1 op de 13.

Het aantal personen, dat belijdenis aflegde, bedroeg 1200, een niet noemenswaardig cijfer op de 258.000 Hervormden, n.l. van elke 215 personen legde 1 belijdenis af.

1750 personen lieten zich afschrijven, d.i. l lid per 163.

Van de, 38.000: .aangjeslagenen waren 15.000 wanbetalers.--^®E^^MK^p.; ". . • , : .

Als, men deze cijfers van naderbij beziet, men te, ijzen.

Alleen door het niet ten doop presenteeren verloor de Hervormde Kerjï twaalf duizend vijf hon derd zielen. Daarbij komen nog 1750, die zich lieten afschrijven en waarvan slechts een klein percentage, zeg 'SöO zich bij andere kerken zullen hebben gevoegd. Schreiend moet genoemd het geringe getal kerkelijke huwelijksbevestigingen. Ook teekent het, dat' meer dan een derde der aangeslagenen aan hun opgelegde verplichtingen niet voldoen.

Laat dit proces' nog een vijf en twintig jaar zóó doorgaan.

Wat blijft er dan van de Hervormde Kerk In de hoofdstad over?

De onkerkelijkheid heeft dan wellicht alleen ie Amsterdam haar honderdduizenden verslagen.

En nu willen we grif aannemen, dat dit kwaad nergens zulke afmetingen aanneemt als juist daar.

Maar het werkt in alle steden. En het sijpelt tot het platteland door. ISSS,

Men kan den toestand niet te zoi-gwekkend inzien. Ongetwijfeld stafin onze Gereformeerde Kerken er beter voor.

Er kan er hier of daar eens een door de mazen van het net heenglijden, maar als regel blijft er onder ons, behalve bij de gecensureerden, geen kind ongedoopt.

In de steden wordt onder ons geen huwelijk gesloten of het wordt kerkelijk bevestigd. Op het land staat het er in dit opzicht minder gunstig voor. Daar heerscht in zake het kerkelijke huwelijk menig vooroordeel. Alleen mag dat niet aangemerkt als een symptoom van onkerkelijkheid.

Niettemin vallen ook bij ons, vooral onder ds jongeren, velen de onkerkelijkheid ten prooi.

In de steden kan men ze bij tientallen aanwijzen, die van origine Gereformeerd zijn, maar nu „nergens meer aan doen".

En elke kerkeraad heeft daar gevallen onder behandeling van hen, die afgedwaald zijn of op het punt staan om af te dwalen. De doopleden vormen hierbij wel het aanzienlijkste contingent.

Als hiervan statistieken werden gegeven .zouden ze wel niet zoo doen schrikken als die van de Hervormde Kerk te Amsterdam, maar ze zoudentoch het hart voor de toekomst bezwaren.

Want die onkerkelijken vallen voor 99 pCt. in de armen van het ongeloof.

Intellectualisme, zingenot en sociale ontevredenheid doen zich daarbij gelden als de krachtigste faktoren.

De zondentrits, door den apostel Johannes genoemd: de begeerlijkheid des vleesches, de begeerlijkheid der oogen en de grootschheid des levens^ heeft hen' in boeien geslagen.

Men voelt: dit kan geen kerkelijk indifferentisme zijn.

Men zou het beter kunnen kwalificeeren onkerkelijk Indifferentisme.

Het bedoelde Indifferentisme wordt juist gevonden onder hen, die den band met de kerk aanhielden

Nog kleiner!

De Eindredacteur van de „Gereformeerde Kerk" mokte een beetje over de decoratie van Ds van der Munnik.

Hij gunde hem deze onderscheiding wel, maar met een zucht. „Ook al weten wij niet van zijne verdiensten buiten den kring, waarin hij werkzaam was." Dit hatelijkheidje moest hij toch even plaatsen. Want, ziet ge, zijn ideaal. Dr Hoedemaker, had hij nooit op het dragen van een lintje betrapt. „Maar wie ook gedecoreerd miocht worden. Dl Hoedemakers knoopsgat is in maagdelijken (sic!) toestand gebleven!" Toch was er een christelijk ministerie geweest. Het booze ministerie-Ktayper!

Wat blijkt echter?

Dat Dr Hoedemaker's maagdelijkheid van knoopsgat niet ongerept is gebleven.

Dr J. Schokking deelt in de „Gereformeerde Kerk" mee, dat Dr Hoedemaker een Lteeuw heeft gekregen.

En wat antwoordt Ds Lingbeek daarop?

Met een stalen gezicht schrijft hij:

„Maar in elk geval, ze (n.l. de decoratie) is later dan toch gekomen. Derhalve nemen wij ook terug, (w*at wij over deze zaak schreven."

Niet alleen heeft de Hoedemaker-specialiteit hiermee zijn reputatie wel wat geschaad, maar denkt hij heusch, dat hiermee alles in orde is?

Hij gaf Ds van der Muhnik een duw. Doch een woord van excuus kon niet lijden. Hij neemt alleen terug wat hij schreef. Anders niet.

Dat is zoo ongeveer als wanneer éen woedende voorbijganger u een slag op uw. hoofd geeft en later zegt, terwijl ge per brancard naar het ziekenhuis wordt vervoerd: ik dacht, dat u een ander was, ik neem mijn slag terug.

Moet er tegen Ds H. door de publieke opinie geen proces-verbaal opgemaakt ?

Dr de Moor kwalificeerde in „De Heraut" het eerste schrijven van Ds U. als: klein.

Over het onderschrift onder Dr Schokking's brief moet de uitspraak luiden: nog kleiner!

Zal Efraim (alias Ds Lingbeek) Juda (alias de Gereformeerde Kferken) altijd blijven benauw: en.? .

Zielsgeneeskundige voorlichting van den theoloog.

Op de lijst van onderwerpen, welke ik .in deze rubriek hoop te behandelen, staat ook dat van psychiatrische voorlichting van den theoloog.

Ik geloof, dat hieraan in onzen tijd zeer sterke aandacht behoort te worden geschonken.

De predikant komt voor tal van gevallen te staan, waarmee hij eenvoudig geen weg weet.

Hij wendt alle middelen aan, welke de herder lijke zorg hem aan de hand doet, maar ze brengen soms geen baat.

En hij vermoedt het niet eens dikwijls met een geval van zielsziekte te doen te hebben.

Onwillens en onwetens werkt hij vaak den arts tegen.

Nu beweer ik niet, dat die het ook altijd aan - het rechte eind heeft.

Juist bij zielsziekten, die zich in onze dagen zoo sterk vermeerderen, is het van buitengewone waarde, dat een christelijk medicus hulp verleent.

Die vindt in het geloof van den patiënt ee.n heerlijke steun voor de genezing.

Maar de geestelijke verzorging rust natuurlijk op den predikant.

Doch hoe, wanneer deze met de afwijkingen van het zenuwgestel en den invloed daarvan op het geloofsleven geen rekening houdt?

Dan maakt hij al dadelijk een verkeerde geestelijke diagnose.

Hij zoekt achter de klachten enkel gèestelijfe inzinking, aanvechting, wereldgelijkvormigiheid, onkunde in de Schrift of staat haastig gereed met een „ontoerekenbaar".

Men voelt, dat dit zoo niet blijven kan. De predikant mag nooit als psychiater optreden. Maar wel kan hij, als hem eenige psychiatrische kennis is bijgebracht, den dokter zijdelings steunen. Beter begrijpen van en meerdere samenwerking met elkander kan niet anders dan tot" heil der zieken zijn.

Daarover hoop ik op een keer een artikelenreeksje te geven.

Inmiddels vond ik in „De Schatkanier" een stukje over Psycho-therapie of zielsgeneeskunde, dat daarop zeer geschikt een inleiding kan vormen.

Het is overgenomen uit een Duitsch tijdschrift. Eerst wordt daarin vermeld, dat Dr Marcinowski de eerste was, die den samenhang tussohon zenuwziekten en zielelijden vaststelde, ja, dat sommigen teruggaan tot den Engelschen arts James Coroles Prichard, die in de eerste helft der negen tiende eeuw leefde.

Dan wordt er gewezen op een bijzonderen vorm^ van psychische ziekte „Moralinsanity" genoemd. Daarvan wordt de volgende omschrijving gegeven;

„Een sterke ovrerschatting' van hunne persoonlijkheid verhindert hen, op den rechten w^eg te komen. Zijl voelen , zich miskend, gekrenkt, onderdrukt en vervallen ten slotte tot verbittering. Een sprekend voorbeeld acht de schrijver den auteur George Kayser, die onlangs wegens oplichting en diefstal voor de rechtbank heeft terecht gestaan. Hij eischte voor zich het recht van een andere moraal en toieende zelfs zijne kinderen te mogen slachten' Jin geval het voor zijne dichterrceping geëisoht iwerd. Hij noemde zich zelven een god, die boven de 'wet staat.

Vroeger waren zulke gevallen van zielsziekte zeldzaam. De rustige, nuchtere tijd en de eenvoudige ievensmanier, waren weinig gunstig voor het ontstaan van dit lijden. Met het voortschrijden der Sjesch^ving is dit anders geworden. De haast en de onrust van het tegenwoordige leven, de prikkelingen en genietingen van onze dagen werken verwoestend op de zenuwen. Toen kwamen de lange oorlog, zijn ontzettende gruwelen en de revolutie, die alles uit elkaar rukte, wat vast scheen te staan. En toen is de psychopathie tot een verwoestende 'ziekte geworden, welke het geslacht van onzen tijd minder-Waardig maakt. „Oold tot nu toe het verminkt-zijn als de grootste ellende, thans dreigt de psychopathie „dit te worden. En is dit zoo, wat wonder dat de in-wendige zending, die zich alle noodstanden aantrekt, naar hare genezing streeft. Hare taak is de zieke volksziel, zoo mogelijk, te herstellen fen dus ook de ziel van den enkele. Hiermee betreedt zij geen geheel nieuvï^ terrein, toch is daar nog heel wat overgebleven, dat onderzocht moet worden. Niet zelden is de psychopathie met ander lijden z.a. zwakzinnigheid, vallende ziekte, verminking verbonden. Daardoor is het zoo dikwijls moeilijk te zeggen, weljc lijden den boventoon voert."

Macinowski zegt, dat de arts weer priester en zielzorger moet worden, maax de schrijver wil deze stelling omkeeren. Priesterartsen als in den ouden tijd zijn er noodig, mannen dus, bij wie de beide Wetenschappen elkaar de hand reiken. Dat wil niet zeggen, dat de geestelijke ook arts moet zijn, maar wel, dat hij met het oog van den arts moet leeren zien op het vterrein van het zieleleven.

De zielszorg is een zeer gewichtige taak, vooral bij ziektegevallen. Hier moeten de geestelijken en vooral de arbeiders in de inwendige zending zich in de eerste plaats verplicht voelen zich te' geven, te helpen, zich in te •w'erken en te redden.

In Amerika is voor dit doel de Emmanuel-beweging ontstaan, wier leiders de predikanten Worcester en Msc. Comb zijn. Van hen is een boek: „De . Christelijke 'godsdienst is een geneeskracht". Maar de schrijver is met dit boek niet ingenomen. Hij ziet meer op de beteekenis van het gebed, waarfaiee de hulpe van Hem aJ^esmeekt , wordt, die gezegd heeft: „Ik ben de Heere, uw Heelmeester", in het voorbeeld van alle Psychotherapeuten is 269 Jezus, die deze kracht reeds in de hoogste mate uitoefende, terwijl Hij bij de hulp voor het lichaam die voor de ziel volgde.

Het getal van dit soo'rt , zielelijden is legio. Er izijn verschillende trappen in deze ziekte, die de leek niet kent. De schrijver noemt verscheidene openbaringen der psycho-pathie. Zelfs rekent hiji to't de psychopathen de arbeidsschuwen, die voor al het geld der wereld niet te bewegen zijn, om zich voor een .zaak te interesseeren. Zij verdragten liever honger en dorst, kou en hitte, dan. te, werken.

Waardevol voor de Psycho-therapie is het feit, dat de .ziekte in haar geheele uitgestrektheid niet op eens aanwezig is. Eerst is zij in eenigen mensch in kiem en potentieel aanwezig. Reeds in het kind is zij, maar nog naast eenen goeden aanleg. Daarom moet de bestrijding reeds vroeg beginnen, want de uitslag is beter, naarmate men tijdiger begint met de bestrijding. Daarom moet men psycho-pathische kinderen reeds jong Uit de atmosfeer nemen, waarin hunne iziekte toeneemt, en naar beteren gTond overbrengen. „Voorzoover men op dit pUnt van ervaring spreken kan, is vastgesteld, dat het gro'Otste aantal van genezingsmogelijkheden ligt in de eerste .zes levensjaren wat echter niet Uitsluit later gped succes."

De eenvoudigste middelen zijn: Men schakele den slechten prikkel toit, wende den lijder aan vaste regelen met eenvoudige kost, zindelijkheid en nauwgezetheid. Andere psycho-pathfen stellen hunne verzorgers voor raadsels, wier oplossing kracht en tijd en vooral een groote mate van opofferende liefde eischt. De verantwoordelijke personen moeten voor geen moeilijkheid terugdeinzen. Biddend hun taak volvoeren. Om .zielen te behouden moet men zielen hestudeeren.

De beste hulp kan gegeven worden, als men de oorzaken der Psycho-pathie kent en de prophylaxe behartigt, 'wtelke deze oorzaken keert.

Men moet de menschen afhouden van de genot-.zUcht, vooral die welke voert tot alkoholisme en geslachtelijke excessen. Daarbij komt de onzedelijke roman, die moet geweerd worden, alsmede de bioscoop, welke prikkelt tot allerlei misdaad en onzedelijkheid. In D'uitschland is, zegt de schrijver, elke tiende D'uitscher syphilistisch en ieder , S5e .zuigeling c'uëtisch belast. Is het beter in andere landen ? !

Het onheil wordt vergroot door de onkerkelijkheid en ontkerstening der massa's.

Derhalve kan tegen deze ellende alleen de terugkeer tot den levenden God een krachtigten dam zetten. Als de Zoon „u. vrijgemaakt zal hebben zult gij waarlijk vrij .zijn" is het woord van den Christus, dat redden kan degenen, die er naar hooren."

Dit zijn gedachten, welke de overweging zeer stellig waard zijn.

Ze mogen er natuurlijk niet toe leiden om de echt-geneeskundige hulp op zij te dringen.

Het is een bekend feit, dat er predikanten zijn, die maar al te graag dokteren.

Dat mag niet in bescherming genomen.

Evenmin voelen we iets voor het in bovenstaand artikel genoemd instituut van „priesterarts", v.in , .predikant-dokter”.

In de praktijk, zou zulk een instituut een onmogelijkheid blijken.

Slechts een hooge uitzondering zou in beide wetenschappen tegelijk, de medicijnen en de theologie, iets kunnen prestoeren.

De theoloog zou in den dokter opgaan of omgekeerd.

Maar zooals wij reeds zeiden: samenwerking tusschen beiden en daartoe psychiatrische voorlichting van den theoloog zou naar alle waarschijnlijk de gewenschte oplossing bieden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 juni 1922

De Reformatie | 8 Pagina's

Twee klippen.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 juni 1922

De Reformatie | 8 Pagina's