Synode-Indrukken.
VIL
Artikel 13
Na artikel 8 van onze Kerlcenorde heeft artikel 13 wel de meeste bekendheid in de gemeente.
De verslagen der meerdere vergaderingen vermelden het nummer van dit artikel gewoonlijJd zonder meer en veronderstellen daarbij natuurlijk, dat el'fc meelevend Gereformeerde weet, wat daaronder verstaan moet worden, al zijn we helaas nog niet zóóver, dat al onze gemeenteleden of zelfs al onze kerfceraadsleden een Kerkenorde in huis hebben.
Er schijnt ten deze een goed vertrouwen op het kerkrechterlijk instinktieve leven te bestaan."
Aan de nieuwe regeling heeft de Synode nog al aardig wat tijd gespendeerd.
Eerlijkheidshalve dient bék'end, dat de debatten niet altijd evenredig waren aan het gewiciht dezer kwestie.
Somtijds veeleer omgekeerd evenredig.
Zelden waren er zulke taaie en saaie momenten als bij de behandeling van dit onderwerp.
Sommigen namen de vlucht naar de kof f ielkamer.
Anderen maakten een welbekende kaakbewegingy die zij met hun hand zooveel mogelijk trachtten te verbergen.
Doch zoodra steeg het debat niet in iDelangrijkheid of de Synodeleden waren in volledigen getale en met levendige belangstelling weer op het aplpèl.
Deze Synode beteekent voor de pralk'tijk ivan artikel 13 een keerpunt.
Het onderlinge hulpbetoon ten behoeve van emeriti-predikanten, predik'antsweduwen en - weezen, naar de methode van het verzekeringswezen, gelijlkl dit reeds in menig deel van ons land is ingevoerd, werd thans gesanctioneerd.
Met andere woorden: de zoogenaamde „verzekering" is nu officiëefl ingevoerd.
Tegen het woord „verzekering" in de samenstellingen, waarin het in onze hedendaagsche Nederlandsche taal gebezigd wordt, heb ik altijd eenig bezwaar gdhad.
Niet tegen de zaïak.
Maar wel heb ik mij soms afgevraagd!, of bij enkelen, die tegen „verzekering" zijn, woord en zaak niet met elkander worden verward.
Uit taalkundig oogpunt weet ik met het tegenwoordig gebruik van „verzekering" geen weg.
Brandverzekering, dat is duidelijk, beteekent een verzekering tegen brand, of liever tegen de financiëele schade, die een eventueele brand veroorzaakt.
Diefstal verzekering is eveneens een verzekering tegen diefstal of beter nog tegen de financiëele gevolgen van een diefstal.
Maar dan zit ik dadelijk met den term levensverzekering. Dat zou dan naar anologie van de genoemde voorbeelden moeten beteekenen: verze-' kering tegen het leven. Dat klinkt wel een beetje moorddadig. Of als men hierbij weer het financiëele in het oog vat, dan zou men er van moeten maken: verzekering tegen de financiëele schade, die noodzakelijk aan het leven verbonden is. 'Ziet dat misschien op de salarisvermindering van de rijksambtenaren? We zitten leelijk met hiet woord. Misschien kon dan nog beter worden gesproken van dood-verzekering of iets minder luguber van overlijdensverzekering. Daarmee zou dan worden uitgedruk, t: verzekering tegen de financiëele gevolgen, welke iemands overlijden in een familie veroorzaakt.
Maller nog is het woord: h u w e 1 ij k s verzek^ering.. Maar laat ik dit maar niet uitwerk'en. Dfe lezer gelieve deze taak van mij over te nemen. D'oor dit alles wil ik maar zeggen, dat het een taalkundige weldaad zou wezen, indien onzie kerken het woord „verzekering" wisten te mijden.
Doch ter zake;
De oontractueele verbintenis tussohen de kerken in zake artikel 13 zal volgens het besluit der Synode een göheel vrijwillig kara; kter dragen. Geen enkele kerk wordt er toe gedwongen.
Ook wordt de verantwoordelijkheid van de plaatselijke kerk hierbij geenszins uitgeschakeld. Niet een algemeene kwestor maar de plaatselijke kerk betaalt de pensioenen uit. Ook mag de plaatselijke kerk aan de uitkeering eigener beweging, althans tot zeker maximum, een bedrag toevoegen.
En het is volstrekt de bedoeling der Synode niet, dat de kerken hiervan een voordeelig zaakje zullen maken en zich op eenigerlei gebied de weelde van groote verzekeringsmaatschappijen zullen .mo gen veroorloven. Uitdrukkelijk werd vastgesteld, „dat er geen algemeene fondsen of kapitalen worden gevormd, maar de totaalsom der door de kerken te storten jaarlijkscihe bijdragen evenredig zij aan hetgeen er jaarlijks voor de uitkeering aan de hierop aanspraak hebbende kerken noodig is".
Door deze „onderlinge verzekering" wordt onzIe afhankelijkheid van den Koning der kerk niet geringer. Mogen wij integendeel nog gehoorzamer worden aan Zijn gebod om trouwe huisyerzorgers te zijn. Dat en geen ander is het doel van dezTe maatregelen.
Nog veel en veel meer kwam bij artikel !l3 ter sprake.
Zoo werd b.v. aan Deputaten opgedragen te onderzoeken of het mogelijk is, dat er een weg gevonden wordt, dat oudere Dienaren des Woords, zonder verlaging van hun pensioengrondslag kunnen beroepen worden naar kleinere gemeenten.
De Synode nam dus ten opzichte van de emeriti, die geregeld dienst doen in één bepaalde kerk, niet de drastische maatregelen, waarop hier en daar werd aangedrongen.
Ik wensch hiermee de betrokken emeriti vian harte geluk.
Om de vele oopie, die er op het oogenblik ter drukkerij ligt, breek ik hier maiar weer af.
Ik moet het er wel op wagen, deze indrukken wat langer te maken, dan oorspronkelijk mijn plan was. 'iMSISSIp
Het rapport der Synodale Commissie over de Liturgie.
II
Uit ons eerste artikel bleek, dat de Synodale Commissie de bezwaren, welke tegen het herziene Doopsformulier der Deputaten, van uit de kerken en de pers waren ingebracht, opi onderscheiden hoofdmomenten van harte deelde en daarom met tegenvoorstellen kwam.
In het Avondmja'alsf ormulier waren floor Deputaten niet zulke ingrijpende veranderingen voorgesteld en'de Commissie kon ziah hierin, hoewel zij op ondergeschikte punten wijziging , aidviseerde, over het geheel wel vinden.
Ziehier, wat zij daaromtrent ongeveer rapporteerde.
C. AaAgaande het Form'ulier om^ het Heiliig Avondmaal te hoiuden:
lo. aan te nemen het voorstel van de Deputaten om de lijst van ergeTlijfce zonden-'oit alinea 8 te handhaven, en niet in te gaan op de voiorstellen, om deze lijst óf uit te breideü óf te bopeifeen;
3o. niet in te gaan op het voiorstel van de Depütateoi om in alinea 11 het woord „Eerstelijk" te laten vervallen. I)fc-argumentatie van de Deputaten, dat op dit „eerstelijk" geen „ten andere" of „ten derde voigt", gaat naar het inzicht der Commissie niet op', daar op de in aUnea 11 voorkomende objectieve uiteenzetting in ahnea 12-volgt de subjectieve toepassirug];
3o. naar aanleiding van het voorstel van de Deplutaten om in de toespraak voor de uitreiking van het Sacrament 'de woorden: „niet aan het uiterlijke broiod en wijn 'blijven hangen", te veranderen in: „niet aan het uiterlijke brood en den wijn", te lezen: „niet aan de uiterlijke teekenen van brood en wijn", en het voorstel van de Depataten in plaats van „als wij het heilige brood en drank tot Zijn gedachtenis ontvangen", te lezen: „als wij het heilige brood en den dranlc" enz.; 4o. in te gaan op het voorstel van de Deputaten, om het „Onze Vader" eenmaal uit het formulier, en wel üit de „dankzegging" weg te laten, ea niet uit het • gebed. Uw Commissie acht dit laatste niet giewenscht, omdat het „Onze Vader" in het voorgebed beter past. Eer de ge^meente tot het Avondmaal komt, klimt zij in haai-gebed tot den „Vader" op, en zij kan dit niet beter doen dan in het „Onze Vader";
5o. niet in te gaan op voorstellen uit de Kerken, om de geloofsbelijdenis tiit het gebed weg te laten. Wel stemt uw Commissie toe, dat het schijnbaar voor ons gevoel iets gekunstelds heeft, in het gebed een belijdenis in te vlechten, maar
a. brengt deze wijziging een belangrijke verandering van het formulier mede;
b. heeft de tegenwoordige redactie voldoiend© burgerrecht in onze kerken verkregen, en zijn de bezwaren b etrekfcelijk weinige;
en c. idraagt hier de bélijdenfe den vorm van aanbidding, die in het gebed thuis hoort;
6o. niet in te gaan op' de volgende voorstellen uit de kerken:
a. om de breedspraldgheden te vermijden, daar niet is aangegeven, welke breedsprafcigheden zijn bedoeld; b. om in alinea 9 de woorden „schuldig zijn" te vervanigen 'door: „als waartoe wij; geroepen zijn"; en de woorden „nochtans, desniettegenstaanide" enz, ., te vereenvoudigen;
c. om de schoone passage in alinea 14 te veranderen in een, naar het oordeel uwer Commissie, veel zwalckere zinsnede;
d. om aan de avondmaalsviering een belijdenis te laten voorafgaan, daar de belijdenis der gemeente reeds in het gebed plaats vindt;
en e. om een kortere forraüleering van de Sacramentsformule aan te nemen.
Niet zoo gunstig wias het oordeel va, n de Synodale Commissie over ÈJet ontworpen Verkorte Avondmaalsf ormulier.
Ik behoef er niet aan te herinneren, welke bezwaren onderscheiden kerken, classes en particuliere Synodes hiertegen hadden aangevoerd.
De Synodale Commissie vond de bezwaren zwaar genoeg en hlet voorstel van Deputaten te licht. Daarom adviseerde zij het, met bijzonderen dank
aan Deputaten voor hun arbeid, ter zijde te leggen.
Werd dit aangeduid als punt D, we komen nu tot punt E.
Laat mij nog even in het geheugen terugroepen, dat Deputaten voor de vermaningen, welke bij de tuchtoefeningen van den kansel geschieden een formulier of wilt gij drie formulieren hadden ontworpen. .
Deze oogstten bij de Commissie allen bijval, ook al werd er hier en daar geamendeerd. Men leze:
E. Aangaande de Formulieren voor dé oefening; der kerkelijk© tucht:
lo. te aanvaarden de volgende formtoleering der verschillende vermariingen, welke in 't algemeeii overeenstemt met het voorstel der Deputaten, maar waarin rekening gehouden is met de verschillende voorstellen uit de kerfceai:
Eerste vermaning.
Geliefden, Die kerkeraad is in de droeve noodzalcelijkheid aan de gemeente anede te deelen, dat een broeder (zuster) der gemeente zich heeft schtddig; gemaakt aan ergerlijke overtredin; g van het .... geibod des Heeren (bestaande in i); en dat hiji (zij) in weerwil van vele ei-nstige vermaninjgen geene blijken van waxe boetvaardigheid heeft gegeven, zoodat hij' (zij) is moeten afgehouden worden van de gemeenschap aan de tafel des Heeren.
Nochtans heeft dit niet mogen leiden tot bekeering en zijn ook de voortgaande verm, aning; en vruchteloos gebleken.
Daarom heeft de kerkeraad tot zijne diepe droefheid met deze(n) broeder (zuster) verder te handelen, en, zoo hij (zij) volhardt in zijn (haar) zonde, tot de afsnijding, voort te varen.
Thans voor de eerste maal hiervan mededeeling, doende, wekt hij u met den meesten ernst op, voor hem (haar) gedurig te bidden, of het den Heere behagen mocht hem (haar) te brengen tot bekeerinig.
Tweede - vermaning.
Geliefden, De kerkeraad was reeds eenmaal in de droeve noodzakelijkheid aa.n de gemieente mede tei deelen, dat een broeder (zuster) zich beeft schuldig gpmaakt aan ergerlijke overtreding van het .... gebod des Heeren (bestaande in i) en dat bij (zij) wegens zijne (hare) kennelijke onboetvaardigheid niet slechts van het H. Avondmaal is afgehouden geweest, maar dat de kerkeraad ook verder met hem (haar) had te handelen.
Nu is tot hiertoe van waarachtige bekeering bij' deze(n) broeder ..(ziuster) niet gebleken, maar zijm integendeel • de menigvuldige bestraflingen en vermaningen zonder gevolg gebleiven.
Daarom wordt met de afsn!j|diag thans voortgevaren, ' en, na ingewonnen advies der Classis, voor de tweede maal hiervan mededeeling gedaan, thans met het noemen van den naam des zondaars (der zondares) N. N. (wo-nende .... ^).
Wij wekken U met den meesten ernst op hem (haar) gedurig liefderijk te vermanen en voor hem (haar) naarstig te bidden, of het den Heere behagien mocht hem (haar) tot bekeering te leiden, opdat hiji (zij) zich niet tot het uiterste verharde. '•
Derde vermaning.
Geliefden, De kerkeraad was reeds één en andermaal in dó droeve noodzakelijkheid aan de gemeente mede te deelen, dat broeder (zuster) N. N. zich heeft schuldig gemaakt aan ergerlijke overtreding van het .... gebod des Heeren (bestaande in i); en dat hij: (zij) wegens kennelijke onboetvaardigheid niet slechts van het H. Avondmaal is' afgehouden geweest, maar dat de kerkeraad ook tot zijne (hare) afsnijding had voiort te varen. Aangezien tot hiertoe nog; immer van waarachtige bet keering bij deize(n) broeder (zuster) niets is gjjbleken, maar integendeel de meniigvuldige bestraffingen en vermaningen zonder : g: evolg zijn gebleven, wordt in de droeve zaak der afsnijdinig verder voortgevaren en ü voor de derde en laatste maal hiervan mededeelinig gedaan, en u te kennen gegeven, dat bijl (zijl), tenzij hij (zij) zich alsnog bekeere, op den naasten rustdag!^) van de gemeenschap der kerk zal worden uitgpsloten.
Wij wekken U voor het laatst miet den meesten ernst op, om hem (baar) liefderijk te vermanen en voor hem (haar) vurig te bidden, of het den Heere behagen mocht, hem (haar) alsnog tot bekeering te leiden, opdat hij (zij) zich niet tot het uiterste verharde.
Over het Formulier dier Afsnijding zelf was het advies der Commissie zeer kort, evenals da, t der Deputaten.
Deputaten deden drie „verbeteringen" aan de hand. De eerste kon de Commissie niet aanbevelen, de beide laatste wel.
De Commissie dan oordeelde:
a. in alinea 1 aan het slot voor „verrottend en tot nog toe ongeneeslijk", te lezen: „tot nog toe ongeneeslijk" en „doodelijk-fcranke", en dus niet, zooals de Deputaten willen: „bedorven";
b. in den aanhef van alinea 2 „voorstanders" te veranderen, in „opzieners"; •
c. in 't midden van alinea 4 „minste" te veranderen in „geridjg'ste".
Hadden Deputaten omtrent F, Formulier vlan de Wederopneming geen voorstel, de Commissie zag gaame, diat er één wijziging in wend aangebracht en wel, dat het woord „persoon" vervangen werd door „lid".
Lof en blaam.
In een orgaan, dat uitgaat yian de Hervormde Kerk vian Schiedam, stond een artikel, dat lof en blaam voor ons
Wat al jubileum-uitgaven zijia de laatste weken verschenen, te veel om oj)i te noiemen. Die verschillende pteriodiöken hielden met elkaar een edelen wedstrüd.
Mijn bïgizondere aandacht werd getrokken door het feestnummer van „Die Reformatie", weekblad tot ontwikkeling van het Gereformeerde leven. Wat een liefdevolle zorg is besteed aan de verzorging van alle rubrieken, die ons zoo doen gevoelen, dat de door generaal Kuyper zo» dikwijls opgeheven banier: „God de Souvereine Kouing op alle terrein des levens", op de erve der Gereformeerde Kerken nog altijd hoog gehouden wordt.
Het feestnummer opent met de rede, uitgesproken ter gelegenheid van het zilveren regeerings-' jubileum van H. M. de Koningin op den avond van 6 September 1923 in de Nieuwe Kerk (Geref. Kerk) te Amsterdam, door prof. dr. V. Hepp. 't Is een hartelijk, geestig woord, dat als moitto draagt: „Der Koningin getrouwe, Blijf ik tat in den doet."
Na een gelukwensch aan alle Oranjevrienden met de hoogtij, die wordt gevierd, roept hij der Koningin in den geest toe: Koninginne, Uw naam staat in onze harten geschreven. Uw verschijning doet een blijde tinteling door ons varen, Koningiime, wij eersn en gehoorzamen U niet slechts, maar wij' hebben U lief, driewerf lief. '
Wij hebben U lief om G-ods wil. Wij hebben U lief o'm Uwe vaderen. Wij hebben U lief om U zelf.
Welke drie punten nader worden ontvouwd. Ds K. Schilder, van Delft, geeft als altijd een zeer bijzonder geluid .over het zieker niet voor de hand liggend feestwoord (Spreuken 25 vers 2): „Het is Gods eer een zaak te verbergen, maar de eer der Koningen een zaak te doargronden."
Na dezen lof komt dan een verdere inhoudsopgave en daarop volgt dan na nog een waardeeringsoordeel over ons blaid deze blaam:
Ge ziet wel uit deze opiso'mming, dat „De Reformatie" zich beter vinden kan in den geest, die spireekt uit Kuypier's bekende artikelenreeks: „De gemeene Gratie", dan in den geest der Dbopiersche Mijding, vroeger inheemsch in de kringen der Afgescheidenen.
't Is natuurlijk en niet te mispiijizen, dat danktonen luide worden geuit, dat zeer opigegeven wordt onder dankszegging aan God van den groeten bloei en groei der Gereformeerde Kerken. Eén - zinnetje werpit echter een smet op de uitgave. Het is jammer dat deze ontsnapte aan de vaardige pien van den redacteur, dr Hepip.
We bedoelen het volgende in het artikel; „Onze Kerken in de laatste 25 jaren": „Er was in het laatste kwart der vorige eeuwi menig predikant te beducht voor zijii tractement; dan dat hij! zijn broeders in de Doleantie de hand reikte, thans zijin de tractementen der Gereformeerden bijna altijd hooger dan die der Hervoirmde piredikanten."
Haast zouden wij neerschrijkren: „Zooials de waard is, vertrouwt hiji zijln gasten". Laat ons liever aanhalen het woord van den Heiland: „O'Ordeelt ' niet, opdat gij niet geoordeeld wiordet". Met evenveel recht zou ik kunnen zegigen: „Vele piredikanten gingen mee Imet de Doleantie, verloikt doior de gulden beloften van dr Kuyper, wat hun echter leelijlk tegenviel, toen zijh aanval op' de schatten - der Kerk mislukte. Ze hebben zich echter later duchtig ingespiannen om de zaak financieel ten eigen behoevie weer goed voor elfcaar te krijigen."
Doch wij missen het recht bijl een ander louter materieele motieven te onderstellen, terwijl wiji voor ons zelf opeischen, dat een ieder met ons geloove in het nobel motief onzer handelingen.
Wat verstaat dr Hepp na zooveel jaren noig weinig van den geestelijken strfj'd van dr Hoedemaiker en vele anderen, die in hun geweten verzeterd w, aren dat de wteg van dr Kuyper niet de ware wteg was.
De wijze koning schreef: „Een doode vlieg doet de zalf des apothekers stinken en opwiellen; alzoioi een weinig dwaasheid een man die kostelijk is van wijsheid en van eer."
Voor mij bedierf de dqode vlieg slechts de lezing van één artikel. We wienschen Redactie en uitgever geluk met deze werkelijk schoone, lijike en overzichtelijke uitgave, die wij; in veler handen wenschen.
Met menigien dantóoon stemmen wij van harte in.
Niet gaarne zouden we hierop toepassen: in c|aiU(ia venenum, d.i. in den staart schuilt het vergif. Want ook de opmerking over de doode vlieg in de za, lf van den apotheker zouden we tot geen prijs met gif willen vergelijken.
Daarvoor waardeeren we te zeer den sympathieken toon van dit stuli'.
Echter verba; asden we ons over de onbekendheid van den sohrijver met enkele minder aangename verschijnselen, die zich in de dagen der Doleantie voordeden.
We dachten, dat, wat wij memoreerden in Hervormde kringen ook wel geweten werd.
Immers (het is in geen hoek geschied.
Nu laat zich de onbekendheid hieromtrent .psychologisch wel verklaren.
De Schrijver van dat artikel heeft de Doleantie niet als predikant meegemaakt. Hij was destijds nog maar een knaap van dertien jaar.
Ook blijven feiten, die ik aanstipte, niet zelden in eigen kring verborgen.
Maar laat ik nu eerst een misverstand uit de wereld helpen.
Ik schreef: er was in het laatste kwart ider vorige eeuw MENIG predikant te beducht voor zijn tractement, dan dat hij zijn broeders in de Doleantie id'e hand reikte.
En nu vermoed ik, dat de schrijver dat in zijn gedachten heeft omgezet als doelde ik daarmede op alle rechtzinnige predikanten of althans , het meerendeel van hen.
Dat nu is van mijn meening ver af. Ik geloof, dat er in dien tijd zeer vele predikanten in de Hervormde Kerk een zwaren strijd hebben gehad.
Maar dat er meer dan een was, die beducbit wias voor zijn inkomen, mag ik' helaas — want ik ideed liever het tegenovergestelde — niet betwijfelen.
Ik heb met kïnderen Gods gesproken — want ook ik heb het natuurlijk maar van hooren zeggen —, die het oprecht betreurden, da, t hun dominé in dien tijd niet wa.s meegegaan. En zij' vertelden, dat niet met zeker fanatisme, maar met ontroering in hun stem. Nog hielden zij van hem. Dia.t merkte men aan alles. Zij gaven de gesprekken weer, die op den kei'keraad en persoonlijk met hem waren gehouden. Zij hadden zoo op hem gesteund en toen het er op , aan kwam trok hij zich terug. Het deed hun nog zeer. Die menschen logen niet.
Ouderen onder onze lezers zouden hiervan meer kunnen veitalen. Zij zouden namen kunnen noemen. Ook wij zouden het kunnen. Maar wat nut zou dit hebben? Veete tegen bepaalde personen is ons vreemd.
Een ding kan ik den schrijver wel verzekeren. Nooit heb ik onder deze Categorie van predikanten Hoedemaker hooren noemen.
Wel is Hoedemaker voor ons een raadsel.
De verschillende fases, die hij heeft doorgemaakt, kunnen door ons psychologisch niet geconstrueerd worden.
Maar dat geldelijk motief hem weerhield piet de Dioleantie mee te gaan, heb ik door niemand hooren beweren.
En dat ik aan zijn verdienste gaame hulde breng, heb ik wel bewezen in het artük'el, dat ik schreef in het Gedenkboek, bij de firma La Rivière en Voofhoeve uitgekomen.
Over de voorstelling, die de sahrijver met evenveel recht tegenover de onze zou kunnen stellen, zal ik niet veel zeggen.
Dat Dr Kuyper ooit met een vette kluif predikanten mee zou hebben gelokit is tastbaar in strijd met de waarheid.
Want Dr Kuyper had geen vette kluiven te vergeven.
Hij kon alleen voorhouden, dat men in het gunstigste geval het proces om de kerkelijke goederen zou winnen.
Zouden daardoor de traktementen hooger Jfunnen worden dan ze vroeger waren?
Immers neen.
De predikanten, die meegingen, gingen mee in het geloof, dat God den staf huns broods niet ZO.U breken.
En zij zijn niet beschaamd.
Wij willen echter deze gedachtenwisseling niet eindigen, dan met de nadrukkelijke verklaring, dat deze herinnering ons in geen geval belet samenwerking met de Gereformeerde Hervormden van harte te begeeren en te zoeken.
1) facultatief.
2) zoo noodig toe te voegen.
3) voor wijziging vatbaar.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 oktober 1923
De Reformatie | 8 Pagina's