GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voetbal-Wedstrijden.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voetbal-Wedstrijden.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een onzer lezers vraagt me m'n oordeel over he't ''bijwonen van een voetbal-wedstrijd in de week tusschen elftallen, die elkaar ook wel des Zondags, sn bij voorkeur op Zondag, bekiunpen. Hij bekent, dat hij, als „dol liefhebber van het voetbalspel", dergelijke wedstrijden) graag bijwoont, maar „er zich nooit volkomen gerust bij gevoelt".

De vraag maakt den indruk, dat de ongerustheid die haar ingaf enkel voortkomt uit het feit, dat" de elftallen, wier matches onze lezer op een door-de-weekschen dag bigwoont, hun wedstrijden óók wel en bij voorkeur houden op Zondagen. Naar 't me voorkomt, behoeft dat hem echter niet te bezwaren. Door de wedstrijden dezer clubs op een dag-door-de-week bij te wonen, maakt hij zich toch in geen enkel opzicht medeplichtig aan hun ontheiliging van den Dag des Heeren. Eer zou men kunnen zeggen, dat er in zijn bijwonen wèl van de eerste, maar niet van de laatste, een protest ligt tegen die ontheiliging. Als we ons, door in de week gebruik te maken van een of ander doen van anderen, waardoor ze 'den Dag des Heeren ontheiligen, aan hun Zondagsschennis medeplichtig maakten, zouden we geen brood mogen halen bij een bakker, die ook des Zondags bakt, geen winkelwaar bij een winkelier die ook des Zondags verkoopt, en zelfs nooit gebruik mogen maken van publieke reisgelegenheden, die ook des Zondags, niet uit noodzaak maar enkel uit winstbejag, publiek vervoeren. En ik denk, dat m'n vrager de ongerijmdheid van deze consequenties wel aanstonds zal inzien.

In dat spelen óok op Zondag van deze clubs zou wèl een bezwaar liggen tegen het lid worden ervan, wijl een lid meê aansprakelijk is voor wat zijn club doet» Maar tegen het gaan zien van hun 'matches in de week is het, m. i., in 't geheel geen bezwaar.

Doch de vraag is, of ec voor een chrLsten geen bezwaar is, tegen het bijwonen van.zulke wedstrijden geheel in 't algemeen. Niet, omdat het voetbalspel op zich zelf te veroordeelen zou zijn. Al heeft het in zijn ruwheid een debetzijde, die ik vrees dat ai teveel wordt voorbij gezien — er staat een crèdit-zijde tegenover die ik graag waardeer. En ik kan begrijpen, dat onze jonge menschen er door geboeid worden, al zou ik, ook al neem ik de uitdrukking in den brief van onzen vrager „met een korreltje zout", er toch voor willen ivaarschuwen er een „dol liefhebber" van te worden. Het voetballen blijft altoos maar een spel, en mag in 't leven onzer jonge menschen geen breeder plaats innemen dan aan 't spel: dan aan ontspanning en lichaamsoefening, toekomt. Daarom acht ik het houden van matches in 't algemeen reeds niet wenschelijk. Voor de ontspanning en de lichaamsoefenmg zijn ze niet noodig. Ze brengen het spel over op een ander (gebied: op dat van de eerzucht, en leiden tot zijn overschatting.

En die overschatting blijkt uit wedstrijden als er in onze stadions gehouden worden op stuitende en belachlijke wijze. Wie, al was 't op een afstand - anders kan ik er niet van spreken - getuige was van de uitgelaten geestdrift van duizenden menschen over een mooien trap, van de buitensporige hulde en vereering^ voor de overwinnaars, als waren ze helden die 't vaderland redden, van de opgewonden stemming waarin de toeschouwers van het stadion terugkomen; en ziet, hoe de pers zich beijvert, hun roem uit te; bazuinen - die moet geen christen zijn, of anders óók al zijn ernst en bezinning verloren hebben, om geen gevoel van medelijden, van ergernis en walging bij zich te voelen opkomen. Neen, ik geloof niet, dat wie God vreest en zijn christelijke bezinning niet verloor, zich bij zulk een belachelijke sport-vereering op zijn gom.ak. zal kunnen voelen. En .'k zou m'n briefschrijver willen vragen, of dkar misschien ook de onrust uit te verklaren valt, die hem bij door-de-weekschc wedstrijden in 't stadion overvalt.

Laat ons toch niet vergeten, dat de Schrift ons niet alleen tot rechtvaardigheid en godzaligheid, maar ook tot matigheid vermaant. En matigheid óók tegen overschatting van vermaak en lichaamsis niet alleen het in 't oog houden van de grenzen in 't gebruik van spijs en drank, maar ook het waken legen elke andere overschatting der dingen, tegen overschatting ook van vermaak en hchaamsoefening. En daartegen mogen wc wel ilabbel waken op een - terrein als dat van de sport, waarop ze een. roepende volkszonde dreigt te worden.

Gemeenschap met de Engelen.

Een andere vraag — van een onder lezeressen — geldt de mogelijkheid van „nadere gemeenschap met de Engelen". Ze las eens ergens, dat geloovigen ervaring hebben van oiitmoetingoii en van gemeenscliap met Engelen. Zelve ondervond ze in moeilijke omstandigheden wel dingen, die haar aan de tusschenkomst van Engelen dedon denken. En bij wat de Schrift des Ouden en des Nieu'.ven Testaments ons van de Engelen openbaart, en verhaalt van hun dienst bij Gods volk, acht ze het niet ondenkbaar, dat er ook nü nog bij de geloovigen een nauwer contact inet de Engelenwereld bestaat dan men veelal denkt. Ze vraagt, wat we van deze dingen te denken hebben.

Laat me beginnen met aanstonds toe te stemmen, dat het contact tusschen de menschenwereld, bepaaldelijk tusschen het volk Gods en de wereld der Engelen, stellig nauwer is dan wij hot ons meestal denken, en dat we aan hun dienst oiigetwijfeld. voel meer te danken hebben, dan we zelven doorgaans vermoeden. Wat de Heilige Schrift, ook afgezien van hun bizondereü dienst gedurende het geven der openbaring, van de Engelen zegt, stelt dit buiten twijfel. Christus zelf spreekt van de Engelen der kleine kinderen die in Hem gelooven, en waarschuwt mot een heenwijzing naar hen voor het geringschatten en ergeren van deze kleinen. De Brief aan de Hebreen zegt ons, dat de Engelen, niet alleen in 't verleden uitgezonden w e r d o n, maar nog altoos uitgezonden worden, om dergenen wil die de zaligheid beërven zullen. En Jezus houdt ons, bij ons gebed, om gehoorzaamheid aan den wil des hcmelschen \'aders, niet zonder nadruk der Engelen gehoorzaamheid voor, als een voorbeeld dat we zulleii trachten na te volgen.

Opmerkelijk is daarbij evenwel, dat de Schrift omtrent dezen dienst der Engelen nooit in bizonderheden afdaalt, en dat ze geen enkele poging doet om ons eenig inzicht te geven in de betrekking die er tusschen de Engelenwereld en de onze bestaat, en in de wijze waarop ze de kerk en de kinderen Gods nog altoos dienem

En we doen veilig, méér nog: het behoort tot de onderwerping en de gehoorzaamheid die we onzen God schuldig zijn, dat we niet pogen in te dringen ia wat Hij voor ons verborgen hield.

En bij de vele Engelenverschijningen uit den tijd der bizondere openbaring, Avaarvan de Schrift ons verhaalt, bewijst haar soberheid aangaande den gewonen en voortdurenden dienst der Engelen wel, dat onze God toet wijze en liefdevolle bedoelingen, den sluier die er voor ons over der Engelen werkzaamheid hangt, niet wegschoof.

Hij heeft daarbij ongetwijfeld in ontfenning gedacht aan onze neiging, om altoos weer in de tweede oorzaken te blijven hangen en zö6 ons te laten scheiden van Hem, door wat ons juist Ie inniger aan Hem verbinden moest. En hoe groot het gevaar daarvoor, juist in onze verhouding tot de Engelenwereld, is, heeft wel de gedurig in de christenheid opgekomen neiging tot Engelen-vereering, waarvoor reeds de Apostel Paulus Paulus de Colossenzen waarschuwen moest, bewezen.

Daarenboven moeten ook de Engelen zelf niet begeeren, in hun dienst van het volk en het koninkrijk Gods, toerkbaar op den voorgrond te treden. Het behoort ongetwijfeld tot de volmaaktheid van hun gehoorzaamheid, dat ze in hun dienen van Gods kinderen, niet gaarne de aandacht op, zich vestigen. En ik denk, dat ze ook in dit opzicht onze voorbeelden moeten zijn.

Dit alles moet het ons niet vreemd, maar natuurlijk doen zijn, daj we van de Engelen en hun dienst niets ontdekken.

Of daarom een Engel-verschijning of een nader innerlijk contact met de Engelen-wereld bij een kind van God voor onmogelijk te verklaren is? Wie zal het wagen? Onze God is vrijmachtig. En de regel, waarnaar Hij in volle vrijheid en naar eigen welbehagen werkt, belet Hem nooit dajarop een uitzondering te maken. In den loop der eeuwen zijn er dan ook voor en na godvruchtigen geweest, die verzekerden, dat ze in bizondere omstandigheden den dienst van Engelen ervaren hadden. En al moet men daarbij nu niet vergeten, dat vooral suggestieve naturen bij zulke z.g.n. ervaringen het slachtoffer hebben ku, nnen zijn van zelfbedrog — recht om al deze verhalen kort .en goed naar 't rijk der inbeelding te verwijzen, heeft men daarjneê toch niet. Doch in élk geval %ijn ze blijkens de geschiedenis hooge uitzonderingen geweest.

De overige vragen van dezelfde lezeres bewaar ik voor een volgend nummer.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 mei 1925

De Reformatie | 8 Pagina's

Voetbal-Wedstrijden.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 mei 1925

De Reformatie | 8 Pagina's