GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GENOT EN GELUK IN DEN MODERNEN TIJD.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GENOT EN GELUK IN DEN MODERNEN TIJD.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

III.

Ongetwijfeld is het waar dat de moderne tijd met zijn intellectueel kennen en technisch.kunnen het menschelijk leven ongemeen heeft verrijkt.

Maar ook hier geldt de regel dat rijkdom nog geen geluk brengt.

Nimmer is er een tijd geweest, waarin uitvindingen en ontdekkingen haar gaven zóó met kwistige hand onder de menschen hebben uitgestrooid en het bestaan op aarde zóó hebben vergemakkelijkt en veraangenaamd als de tijd - waarin wij nu leven.

Maar ook de „machinale aera", het tijdperk der opperheerschappij van de techniek, heeft zijn zwakke plekken.

Laten we nog eenmaal tot Ford teruggaan, wiens explicaties voor wie nadenken buitengewoon leerzaam zijn, minder om wat hij zegt, dan wel om wat hij veronderstelt.

De industrie — zegt Ford — heeft onbegrensde ontplooiing van noode. Nu, , het is mogelijk haar die te verschaffen, want haar afzetgebied is de - wereld. Maar hij vergeet dat hij hier heel handig het woord wereld in de plaats van menschen heeft gezet. De wereld is een onbegrensde mogelijkheid. Maar de menschen, dat is een vrijwel constante grootheid. En wat constant is, is begrensd. Met dit begrensd bedoel ik minder de quantiteit, want die is nog al aardig groot, maar de qualiteit, die ten slotte beheerscht wordt door de vraag wat één mensch in zijn leven kan gebruiken, kan genieten, kan verwerken aan ontspanning, aan genot, aan amusement.

Waarom — zoo vroeg Ford aan zijn collega's — protesteert ge tegen den wensch om de ledige uren der arbeiders te vermeerderen ? .

Vergeet niet dat voor gebrtdken even zoo goed tijd noodig is als voor voortbrengen. Wat zou voortbrengen baten zonder gebruik?

Maar Ford zelf denkt er niet aan dat de tijd van den verbruikenden mensch niet tot in het eindelooze kan vermeerderd worden.

De tijd van een mensch is maar begrensd. Hij heeft geen vierentwintig uur per etmaal beschikbaar om consument te zijn, al kort hij zijn slaap tot het geringste aantal uren in, gelijk helaas vele genotzuchtige menschen doen, die bij hun dolle jacht op genot hun eigen lichaam verwoesten door het moedwillig den zegen van een gezonden en voldoenden slaap te onthouden. Toch laat noch het lichaam, noch de geest van den mensch met zich spotten; op de slaapuren kan nooit duurzaam uitgespaard of er komt een schadelijke achterstand; spieren en zenuwen behoeven rust en hunne vorderingen kunnen wel even uitgesteld, maar niet afgesteld worden.

Als het loon van den arbeider gelijk zal blijven laij een tot 40 uren verkorte arbeidsweek, dan moet het werk zelf nog intensiever geschieden dan tot dusver, in een nog meer versneld tempo. Sterker machines moeten ter beschikking gesteld, maar ook bij den mensch moet de motor sneller draaien.

Wanneer wij deze lijn nu echter doortrekken naar de zijde van het genot na den arbeid, dan gevoelt men welk een verwoestende factor er in de geschiedenis van den enkeling en van de massa is ingevoegd.

De wereld van onzen tijd eet zich ziek aan de schoone vruchten der beschaving, ja, zij eet zich, als het niet verandert, den dood bij haar jachtig opslokken van den nektar en ambrosijn van het genot.

Want, naar mate de slinger naar den arbeidskant verder doorslaat, omdat de voortbrenger onder hooger druk moet werken, naar diezelfde mate zal daarna de slinger doorslaan naar de zijde van het amusement. En aan deze zijde kan geen machine het werk overnemen. De geestesen lichaamskrachten van den mensch zijn bij uitstek gelimiteerd.

Dit nu is de groote kwaal van onzen tijd: de genotzucht. Jong en oud is met deze epidemie aangetast.

Ieder wil van alles in het leven genieten, vaak ontijdig, steeds veel en lang. Met onstuimigen hartstocht werpt men zich op de bokalen der vreugde. De behoeften zijn tot vele vermeerderd. De begeerten zijn tot het uiterste geprikkeld. De lusten op het krachtigst opgewekt. Maar de tijd, dien de mensch voor dit alles ter beschikking heeft, is maar zeer gering. Arbeid en slaap nemen vele uren in beslag. De rest — dat is het eigenlijke. Sterk is die wil tot genot bij den modernen mensch, sterker dan de wil tot macht, zooals Schopenhauer dien zag. Willem Kloos in zijn jeugdjaren zong al van de machtige begeerte naar genieten, die met de passie het lichaam doorstroomde, en och — wat was de amusementsagenda in die jaren nog maar schraal en ijl.

Nauwelijks legt tegenwoordig menig arbeider zijn gereedschap neer — nauwelijks heeft menige vrouw haar tot het uiterste beperkte huishoudtaak volbracht, of zij bestijgen hun plaatsen'in den draaimolen van het amusement. Schouwburg en gehoorzaal staan meestal ontvolkt, ' het genot van cinema, café en danspaleis is re ëeler, zinnelijker, directer. Wat is begeerlijker voor den jongen man en het meisje dan zich uit te leven, en ong'ebonden de narigheid van het leven, het zure van de dagtaak te vergeten, niet meer bij de zachtwiegelende reidansen der vroegere generaties, maar bij den verrukkelijken ezelpoottrap van de Charleston en andere onstuimige uitingen van primitieve instincten, gezwegen nog van de hecatomben die op het altaar der sport worden gebracht.

Al wat met lust, vreugd, genot, amusement saamhangt, is. het hoogst begeerlijke goed der ultra-moderne jeugd, die buiten God en zijn gebod grootgebracht, door geen barrière van fatsoen, van moraal, van hooger en nobel bedoelen zich laat tegenhouden. Zelfs de gedachte aan het ijdele van het leven, en het onvermijdbare van het sterven, is niet in staat de genotzoekers hun schuimende bokalen voor een oogenblik te doen neerzetten om zich even zelfbezinning te gunnen. Veeleer drinkt men met voller teugen, als het zwarte gewaad van den dood voorbij ritselt, en de slachtoffers hier en daar neerzinken.

Felix Timmermans' nieuwste boek. Schoon Lier, laat het ons zoo eerlijk zien, dit onstuimig genotzoeken in het Vlaamsche land, waar ook Pallieter geboren werd, de „dagenmelker", dien ge nimmer werkende - vindt, alleen maar genietende, volop en meer, en nog.

Als in Lier, - waar op elke vijftien huizen een herberg is. en pleziermaken het voornaamste punt van het agendum uitmaakt, iemand begraven wordt, dan is het eind van aller bedenking o-ver den doode: laat ons er maar goed van leven, want 't is zoo rap met een mensch gedaan. „De vrouwen koopen daarom een vierdeel worsten meer, en de venten pakken een dobbel pint bier." En wie van armoede niet meegenieten kunnen, toonen den gemelijken trek, zooals de dikke schoenn; aker van wien de schrijver vertelt, die 's middags , , zuchtend aan den hoek van de vleeschhalle komt zien wie het werken heeft uitgevonden, maar hij ziet niemand en gaat zuchtend terugnaar zijn schoenmakerspikkel".

En in het Oude Huis van Mevr Ammers Kühlen geven de opstandige jongelui „een dansfuif, om Tot Immerzeel te troosten, die voor d'r candidaats gezakt is" en de vader in dat moderne huisgezin vraagt: , , Waarom zou je niet van je leven genieten wat je kunt, eruit halen wat je kunt.. .. dat is het devies van het jonge geslacht en ik ben gaan begrijpen, dat het de eenige, - ware levenswijsheid is. De menschen van onzen tijd weten tenminste te leven, .... wat zaten wij - vroeger vast aan allerlei moreele scrupules en ethische overwegingen, wat een stomme uilskuikens waren we, met dat overgeleverde begrip dat je plicht, je werk, de zorg voor je gezin het eenige was waar een getrouwd man zich nog om had te bekommeren. Wat heeft mijn vader, die in z'n jeugd toch ook heusch geen zoete jongen was geweest, maar één met spirit en temperament .... wat heeft hij in later jaren anders gedaan dan werken, werken en zorgen? Wat had-ie ooit voor levensgenot behal-ve eens in de week een debatingclub met een paar vrienden, en twee maal in den zomer een vrijen dag, waarop hij aan de Kaag ging visschen".

Ja, de oude professor had wel gelijk die tot Dr Wijsman zeide, eens 'de ultra-moderne doctores, maar die nu, oud geworden, zich ging vestigen in een nog veel verder geavanceerd gezin, met opgegroeide kinderen : „U weet niet wat een wonderlijke en verdwaasde kermis tegenwoordig het leven is".

Een ding staat echter vast: ook in het genieten geldt: „qui trop embrase, mal étreint'.', wie te veel tegelijk wil hebben, krijgt niets.

Voor een oogenblik kan de draaimolen van het amusement snel gaan en genotgilletjes wekken bij de debutanten ; pas maar op, straks worden ze duizelig!

De motor van het genot is geen machine, het getal der toeren kan niet voortdurend vermeerderd. Het gaat maar tot een Ijepaald punt, vooral, ja vooral, in het genot.

De verzadigde ziel versmaadt zoo licht ook het natuurlijk honigzeem. Er zijn grenzen aan wat we opnemen en verwerken kunnen.

En nu staat het, zoowel psychisch als empirisch, vast dat v/anneer een mensch te veel dingen genieten wil in een lieperkten tijd, hij deze slechts even kan aanroeren.

Men zet er slechts den mond aan; als men wil gaan drinken met volle teugen is de laeker al weg, en wordt er een andere op de hand gezet, maar ook uit dezen worden slechts een paar druppels gegund, enz.

Echt g'enot isoleert, neemt de dingen alleen, apart, met toewijding, met gespannen aandacht, met toegewende begeerte; dit vraagt rust, overgave, tijd, evenwichtigheid, vreugdevolle zieleactie, harmonie tusschen subject en object.

Ge ziet het aan vele quasi-bereisde Amerikanen, die in de een of andere horde mee de heerlijkste oorden van Europa langs-gejakkerd zijn. Ze kunnen zeggen dat ze er geweest zijn — maar daar is 't ook mee uit; genoten hebben ze niet, omdat daar, geen tijd voor was; ze mochten alleen de plaatsen zien waar ze, tijd en geld dienende, hadden kunnen genieten, zij hebben „seen the world in a night-Ford" ('s nachts de wereld in een Ford zittende bekeken!) want als onze geest oververzadigd is van indrukken, neemt hij geen nieuwe op, evenmin als een doornatte spons nieuw water meer inzuigt.

Ja, de mensch van onzen tijd, de arme, de ongetrooste, hij heeft in zijn hart gezegd : „nu welaan, ik zal u beproeven door vreugde, derhalve zie het goede aan".

Maar zie, ook dat was ijdelheid.

Dit is de wereld, waarin wij nu leven. Als wij zelf maar niet van haar zijn, inruilende de ijdle vreugd in 's boozen tent voor den schat des harten, die het deel is van de kinderen der waarheid.

Daarom moeten we de vraag onder het oog zien: heeft de cultuur in haar verhoogde expansie langs den weg van het genot aan den modernen mensch gebracht, wat deze vóór alles had gehoopt, het verloren paradijs, herwonnen geluk, gemoedsrust, vrede in het hart ?

F. C. M.

Het is een smadelijke terugtociit.

Het zal door de menschen verklaard wordea als een falen.

Het is ook een falen.

Reformeeren is een afbreken van wat gij met zooveel inspanning uit zelf liefde of wereldliefde of ook naastenliefde hebt gebouwd. Het is alleen de liefde van Christus, welke u dringen mag.

ZcO''n reformatie vraagt een tweede bekeering, welke voor het teere gevoel van Gods kind nog veel zwaarder valt dan de eerste bekeering.

De gang naar Canossa is er een zegetocht bij. En dan, als gij den draad hebt opgenomen, moet gij aan het weefsel opnieuw spinnen, nadat het goeddeels is uitgetrokken. Als gij de eerste werken doet, moet gij al uw werk van maanden, van jaren (en wat de kerk betreft: van eeuwen misschien) • weer overdoen.

Want bij dat vroegere punt blijven staan, moogt gij niet.

Zoomin voor de kerk mag ook voor de ziel de reformatie ontaarden in repristinatie (een herstel van het oude).

Zoomin voor de kerk mag ook voor de ziel de reformatie een oorkussen worden van het konservatisme.

Gij hebt nu te doen, wat gij vroieger had moeten doen.

; \laar nu niet met de schreden naai" de wereldstad of de ik-stad gericht, doch met het aangezicht naar Jeruzalem.

Alleen reeds om uw schade in te halen, hebt gij een leven van voortdurende reformatie noodig.

I-^n ach, dan knapt de draad der eerste liefde weer.

En gij moet alweer achteruit. En gij moet opnieuw reformeeren. Gij moet opnieuw uw taak overmaken. Zoo gunt de waarachtige reformatie des harten u geen vrij oogenblik, evenmin als in de kerk de reformatie ook maar één moment mag ophouden.

Geest des Heeren, voltrek Gijzelf de refoTmatie zoowel in mij als in mijn kerk!

Werk, werk door, blaas mij weg waarheen Gij wilt.

Dan zal ik als een wingerdblad vallen aan de voeten van den heerlijken Christus en den Barmhartigen God!

HEPP.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 oktober 1927

De Reformatie | 8 Pagina's

GENOT EN GELUK IN DEN MODERNEN TIJD.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 oktober 1927

De Reformatie | 8 Pagina's