GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Reformatie in de prediking.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Reformatie in de prediking.

21 minuten leestijd Arcering uitzetten

III.

Het resultaat van onze enquête. I.

Hebben wij in een tweetal artikelen getracht die schrijvers in onze kerkelijke pers, die leeuwen en beren op den weg van onze enquête meenden te zien, ervan te overtuigen, dat dit verscheurend gedierte toch lieusch slechts in hun verbeelding bestond, thans willen we het resultaat van onze enquête mededeelen.

Gelijk we reeds te kennen gaven zullen wij daarbij niet te veel met cijfers werken.

Of men precies weet, hoevelen er dezen reformatorischen wensch uitspreken en hoevelen die, heeft op zichzelf weinig belang.

Dikwijls wordt een enquête louter kwantitatief opgevat.

Maar men zal het ons toestemmen, dat het kwalitatieve meer waarde heeft.

Wij willen de ingekomen antwoorden dan ook hoofdzakelijk kwalitatief bezien.

Laat ons beginnen met de verzekering, dat het instellen van deze enquête een dankbaar werk blijkt te zijn geweest.

Natuurlijk — en dat hebben anderen zeer juist geprofeteerd — legt zulk een enquête een stapel arbeid voor iemand neer.

De brieven moeten niet alleen doorgelezen en gesorteerd, maar ook geëxcerpeerd om een goed overzicht te krijgen.

En nu zijn de brieven uiteraard van verschillende lengte.

Er is er één bij van vier regels, ' er is er ook één bij van niet minder dan twee en twintig bladzijden.

Toch was het ons een genoegen dien arbeid op ons t(i nemen.

En hoe meer wij daarmee vorderden, des te hooger klom dat genoegen.

Niet dat wij met alles instemden.

Daarvan hopen wij in deze artikelenreeks wel een nadere uiteenzetting te geven.

Maar wij verheugden er ons over, dat zoo goed als alle deelnemers aan onze enquête geen slooperswerk wilden verrichten, doch ervan uitgingen, dat onze kerken door de wijze van prediking zeer bevoorrecht zijn.

'Van kritikasters hadden wij al heel weinig last.

Hier willen wij even een benaderend getal geven. De kritikasters halen de één procent nog niet. Liever dan reklame-achtig op te merken, dat dit voor het peil van onze lezers pleit, willen wij hieruit de gevolgtrekking maken, dat de briefschrijvers werkelijk beter zijn dan de reuk, waarin zij bij sommigen en inzonderheid bij den Kroniekschrijver van het „Gereformeerd Theologisch Tijdschrift" .staan.

Deze verbindt in het laatste nummer aan de opmerking, dat wij hem „onder handen" hebben genomen het volgende:

Waar het den kroniekschrijver aan mankeert, dat is: hij heeft veel te weinig vertrouwen in den Redacteur van , , D6 Reformatie" en ook veel te weinig vertrouwen in onze Gereformeerde menschen. Bovendien lijdt hij een weinig aan de kwaal, dat hij te veel de dingen beziet van uit Assen. We hadden n.l. gezegd, dat in verband met Assen het tijdstip voor die Enquête wel wat gevaarlijk was.

Ik geef prof. Hepp volkomen gelijk, als hij zegt, dat het mij aan vertrouwen schort. Echter heïo ik geen wantrouwen in den redacteur van „De Reformatie" zelf, die het onderzoek leidt; en ik heb ook een goed vertrouwen in het Gereformeerde volk in het algemeen.

Maar ik heb heel weinig vertrouwen in het type van menschen, die er ook hier én daar in onze Gereformeerde kringen zijn, voor wie het briefschrijven over preeken en dominees een kolfje is naar hun hand.

Ondervinding is de beste leermeesteres, en die ondervinding heeft me doen waarschuwen tegen het gevaar om op de wanden onzer Gereformeerde kerken van professorale zijde een plaatsje te reserveeren, waarop een niet eens zoo onwaarschijnlijk „Mené-tekél" over dominees door onzichtbaar blijvende handen kan worden geschreven.

Maar we geven toe: het kan meevallen. En we behoeven als dominees niet bang te zijn, dat onze naam in „De Reformatie" komt: De papiermand van een redacteur is ruim en al is het vuur van een haard in deze warme dagen uit, de persoonlijke indiscreties over een dominé blijven het geheim van den discreten redacteur.

Wie weet, wat^een reformatorische energie ten opzichte van het preeken onzer ondere en jongere dominees door deze vox populi kan worden opgewekt.

„Een zaak van vertrouwen", dus maar, al is de tijd voor vertrouwen niet bepaald gunstig.

Ik vertrouw nu echter ook, dat Prof. Hepp niet uit-, sluitend van deze enquête zijn oordeel over de hedendaagsclie preeken zal laten afhangen.

Hij kent onze Gereformeerde predikantenwereld genoeg om ook voor hen de gunstige meening, althans voor een goed deel, te onderschrijven, die Troeltsch over de dominees uitsprak in zijn rede „Religiöser Individualismus und Kirche".

Het woord van Troeltèch, dat hij dan citeert, komt in het kort hierop neer, dat er over het algemeen zelden zoo goed is gepreekt als heden, wat hij dan toeschrijft aan de deugdelijke wetenschappelijke opleiding, de ernstige en strenge levensopvatting, de hooge en ernstige „Gesinnung" van de predikanten.

De geachte Kroniekschrijver moge dan — gelijk de „N. R. Ct." onderstelt — hier en daar lichtelijk ironiseeren, wij kunnen toch veilig konstateeren, dat zijn oordeel reeds heel wat is verzacht.

Doch ook nu nog is zijn kijk te sombeA

Hij heeft vertrouwen in onzen eindredakteur, die deze zaak aansneed — wij zijn er hem erkentelijk voor.

Hij heeft ook vertrouwen in het Gereformeerde volk in het algemeen.

Maar hij heeft „heel weinig vertrouwen in het type van menschen, die er ook hier en daar in onze Gereformeerde kringen zijn, voor wie het briefschrijven over preeken van dominees een kolfje is naar 'hun hand".

Daarvoor beroept hij zich op zijn ervaring. Het spijt ons ten zeerste voor hem, dat hij zulk een ervaring heeft opgedaan.

Doch indien wij hem inzage mochten geven van de antwoorden, welke wij ontvingen, hij zou een geheel andere ervaring opdoen.

Kan dit verschil in. ervaring misschien hieruit wordeii verklaard, dat hij toch reeds nog begon met te weinig vertrouwen te schenken?

Vertrouwen wekt vertrouwen.

Maar zoodra men wantrouwen laat doorschemeren, prikkelt dat-sommige naturen ongemeen en lokt men als het ware hun kritiek uit.

Vanzelf was er een goede dosis vertrouwen toe noodig om een enquête als wij bedoelden, op touw te zetten.

Ons vertrouwen werd echter ruim beloond. Bovendien hadden we voor het deelnemen aan onze enquête zulke voorwaarden gesteld, dat kritikasters krachtens geboorte wel konden inzien, dat hun bijdrage ter zijde zou worden gelegd.

Bijzonder trof het ons ook, dat niet zoo weinigen erop wezen, hoe reformatie in de prediking noodzakelijk gepaard moet-gaan met reformatie bij de hoorders.

De toon yan schuldbelijdenis ontbrak niet.

Zoo schreef' iemand ons o.m.: „Dit schrijven moet biddend geschieden. Een raadgeving, die voor mij bijzonder noodig was, want ik had veel te schrijven, doch alleen critiek. Echter biddend begonnen kwam de gedachte in mij op om toch vooral het goede niet te vergeten. Hiermede wil ik dan ook beginnen. Echter moeil'ijker is het voor mij te zeggen, waarin dat goede dan bestaat, vooral ook wanneer ik dit. doe met zelf critiek en die zegt: lof hebt ge nooit uitgesproken "Èi.3genover je plaatselijken pred'kant, maar wel veel js laten uitkomen als één die alleen kan hecritiseeren, zij het veelszins nog 'in verkeerden zin. 'k Heb er mij irooit bij bepaald, hoe ik het dominee eens zou zeggen, dat het naar mijn goeddunken was. Om de eenvoudige reden, dat ik niemand in z'n gezicht kan prijzen. Dit komt mij voor als femelarij. Temeer, daar het woord van één onzer voormannen mij bij staat: Lof verzwakt, maar critiek staalt. Ook om deze reden, dat het mij dikwijls bleek, hoe velen het jpet dominee eens zijn, wanneer deze in hun nabijheid is, doch achter hem om hetzelfde hecritiseeren".

En iets verder nog: „lederen Zondag bij vernieuwing moet ik met mijn vrouw op de knieën bekennen, dat Hij ons in de prediking en door de predikers ruime stof tot dankbaarheid gaf door zulk een verklaring van Zijn Woord. Maar diep schuldbesef was bij ons aanwezig, doordat dat Woord zoo persoonlijk tot ons kwam".

Dat na zulk een inleiding de kritiek, welke er dan volgt, wel in het rechte spoor loopt, spreekt vanzelf.

Trouwens, deze lezer brengt hier onder woorden wat bij hen, die voor de prediking enkel afkeurende kritiek schijnen te hebben, geen ongewoon verschijnsel is.

Het is een zielkundig feit, dat menigeen wel Avaardeering heeft, maar die om de een of andere reden niet durft uiten en zich dan openbaart als een nurksch mensch, die op alles en nog wat aanmerkingen heeft.

Het zijn voor een predikant niet de aangenaamste menschen, die zoo. handelen.

Maar zoo hij een menschenkenner is zal hij achter yeel kritiek toch ook een verzwegen achting en liefde vermoeden.

Indien hij daarmee rekening houdt, zal hij zich door dC' uitgebrachte kritiek niet zoo gemakkelijk laten ontmoedigen.

Niet minder stemt het tot tevredenheid, dat de deelneming aan onze enquête zulk een variatie vertoonde.

Uit alle provincies van ons land (behalve Limburg, waar de Gereformeerden weinig talrijk , zijn), kwamen antwoorden binnen.

En het is wel merkwaardig — men vergeve ons deze ietwat ondeugende vermelding — dat die provincies relatief bovenaan staan, waar een of ander persorgaan nog al bezwaren tegen onze enquête had geopperd.

Maar ook van Gereformeerden uit het buitenland en uit onze Oost ontvingen wij brieven.

Hoewel de lezers verreweg in de meerderheid zijn, bereidden toch ook tientallen lezeressen ons het genoegen haar oordeel ons kenbaar te maken.

Ook de stem van de vrouw dient in deze gehoord.

Hoewel wij niet uitdrukkelijk naar den leeftijd gevraagd hebben, werd die door verschillende korrespondenten toch opgegeven.

Daaruit weten we, dat die varieerde tusschen even in de twintig tot in de tachtig.

Ook in positie loopen de deelnemers sterk uiteen.

Er zijn er, die tot onze vooraanstaande mannen behooren, er zijn er ook, wier schrijftrant eenvoudige levensomstandigheden verraden. Naar al deze kategorie"n luisteren we vanzelf even gaarne.

Zeer wordt het door ons ook op prijs gesteld, dat zooveel ouderlingen, onder wie er zijn met meer dan twintig dienstjaren, aan onze uitnoodiging gehoor hebben, gegeven. •"

De brieven, waarin kritiek geoefend wordt op predikanten, die met name worden genoemd of althans zóó aangeduid, dat het geen kunststuk is den naam uit te visschen, zijn uiterst schaavsch, zoodat onze papiermand de snippers met gemalj kan bergen.

Evenwel hebben niet alle deelnemers zich beperkt tot: reformatie in de prediking.

Sommigen hebben daaraan de uitbreiding gegeven alsof er stond: reformatie in den eeredienst

Vooral werd het punt van het zoogenaamde Nieuw-Testamentische kerklied nog al eens aangeroerd.

Het spreekt vanzelf, dat wij dit hier niet ter sprake mogen brengen.

Een broeder organist klaagt over het gedachteloos zingen. Hij verzoekt: och, leg dezen brief toch niet ter zijde.

Gaarne geven we hem toe, dat gedachteloos zingen ook in onze kerken een groot kwaad is en dat daartegen heel noodig moet worden gewaarschuwd.

In defeen vorm hebben we aan zijn verzoek voldaan.

Mogelijk schrijven wij er later nog weleens opzettelijk over.

Thans echter moeten wij ons strikt houden aan ons onderwerp.

Eersl stellen wij ons tot taak de verschillende opinies van onze lezers zonder veel kommentaar weer te geven.

Daarna pas treden we in beoordeeling.

De meeste deelnemers concentreeren hmi reformatorische wenschen op enkele punten.

Er zijn er ook, die de prediking meer generaal overzien en zich blijkbaar hebben afgevraagd, waar over heel de linie verbeteringen vallen aan te brengen.

Deze laatste brieven zijn over het geheel zeer zakelijk gehouden.

Wij willen er een paar uitkiezen en die hier afdrukken.

An.deren mogen zich daardoor niet verongelijkt achten of meenen, dat wij aan hun oordeel minder waarde hechten.

De eerste is van een ouderling in een. onzer Gereformeerde Kerken:

Uw uitnoodigiiig in „De Reformatie" van 11 Nov. j.l. geeft mij aanleiding tot de volgende opmerkingen in zake de prediking.

Ik weet niet of Uw vraag ook insluit de wijze waarop een preek wordt voorgedragen, waarmede wij eenigszins op het terrein der welsprekendheid komen. Ook daarover valt heel wat te zeggen. Hollanders zijn in doorsnede geen geboren redenaars. (Laatst werd door den parlementairen verslaggever van de „N. R. Gt." terloops nog de opmerking gemaakt dat de communist Lou de Visser een van de beste redenaars van ons parlement kon zijn, indien hij wat minder bombastisch deed.)

Wanneer men b.v. denkt aan de Fransche kanselredenaars, destijds Bossuet, den man van de prachtige „sermons" en „oraisons funèbrés" en, om van den nïeuweren tijd te spreken, Doumergue, Frank Thomas, Saillens, enz. (ik hoorde ook eens een flinken redenaar in de Madeleine te Parijs) dan kan men niet anders zeggen dan dat wij op dat gebied in Holland ontzaglijk veel missen. Want het blijft immers waar dat een degelijke preek, die een minder schoonen vorm heeft en saai wordt voorgedragen, er bij de hoorders minder „ingaat". Doet men bij ons niet te weinig aan letterkundige vorming enz. van de a.s. predikanten? Een tijd als de onze met zijn vele beroeringen op politiek gebied, zijn vindingen van meer wetenschappelijken aard als radio, verkeer, techniek, zelfs sport, biedt toch ook veel stof om er beelden aan te ontleenen voor de prediking?

De preeken hebben nog al te vaak min of meer iets van een opstel, van een verhandeling over een theologisch onderwerp. M. i. moet een predikant iets zeggen tot zijn hoorders, hen toespreken, in één woord contact zien te krijgen met de gemeente. Dat laatste kan, geloof ik, ook wel plaats vinden zonder dat de prediker, wat men noemt „een begaafd spreker" is.

Vanzelf komen we hier tot de kwestie dat men zoo dikwijls de klacht hoort dat de predikanten te eenzijdig dogmatisch preeken. Ik geloof niet dat men bij die klacht direct aan oppervlakkigheid moet denken. Men kan zeer goed van meening zijn dat de dogmatiek haar eereplaats moet behouden en toch een z.g. dogmatische prediking minder gewenscht achten. Een 15 a 20 jaar geleden was dat verschijnsel van eenzijdige dogmatische prediking misschien nog algemeener. Het bezwaar daarbij is dat heel wat predikanten, die een dogmatisch betoog leveren, niet de kunst verstaan die dogmatiek te laten „leven", wat b.v. Dr Kuyper zoo meesterlijk kon. Indien de gemeente de leerstellige vraagstukken hoort toelichten, met ik zou haast zeggen een voelbare aansluiting aan het zieleleven, dan zal men niet klagen over te dogmatische behandeling.

Dit laatste brengt mij tot wat men noemt het systeem van een aparte toepassing. Ik zou de vraag willen stellen of het systeem om niet afzonderlijk een toepassing te geven maar deze min of meer door de heele preek te laten loopen, niet aan te bevelen is. Hoewel men terecht wel eens tegen eenzijdige subjectieve prediking waarschuwt, is het zeker niet ongewenscht dat het gezond bevindelijke element naar voren komt. De eisch van de doorgaande bekeering en de verhouding der ziel tot God mogen in de prediking niet ontbreken.

M. i. is het ook gewenscht dat zooveel mogelijk in de prediking de geweldige grootheid Gods geteekend wordt. De gemeente moet onder den indruk van haar eigen nietigheid tegenover Gods almacht komen. Ik denk hier b.v. aan de prediking van wijlen Ds J. G. Sikkel, die zoo aangrijpend de majesteit Gods tegenover 's menschen nietigheid wist te stellen.

Een laatste opmerking wilde ik maken in zake do exegese in de prediking. Daar wordt misschien wel eens te weinig aan gedaan tot schade van de gemeente. Hoewel ook hier overdrijving schaadt, heb ik den indruk dat een fhnke exegese er toe bijdraagt dat het inzicht in de Schrift verdiept wordt. Sommige predikers hebben b.v. nog al eens de gewoonte om een lange inleiding aan de eigenlijke tekstverklaring te laten vooraf gaan, het verband! Daarna volgt een eenigszins korte verklaring van den tekst, terwijl men eindigt met een toepassing of ook wel met opmerkingen van practischen aard. Hoezeer deze laatste ook interessant mogen zijn, aan te bevelen is de methode, geloof ik, niet. Met aarzeling geef ik deze opmerkingen ten beste. Ze zijn afkomstig van een leek, die zich zeer goed bewust is van de ontzaglijke moeilijkheid die voor een predikant aan het geregelde preeken moet verbonden zijn. Toch ben ik zoo vrij ze naar voren te brengen, terwijl ik met belangsteUing Uw artikelenreeks over Reformatie in de prediking tegemoet zie.

Hier volgt het tweede schrijven:

Gaarne zou ik mijn kritiek in een aantal opmerkingen omtrent de bediening dés Woords samenvatten Ik meende daartoe op de volgende punten de aandacht te moeten vestigen.

Wat den inhoud betreft:

lo. Wij hebben noodig een bediening van het Woord Gods in zijn VOLLEN OMVANG, waarbij de CEN­ TRALE beteekenis van het verlossingswerk van Jezus Christus naar voren wordt gebracht.

Toelichting: meermalen is mij gebleken dat, zij het dan meestal niet theoretisch, toch praktisch het verlossingswerk van Jezus Christus beperkt wordt tot de vergeving der zonden en de eenmaal te verwachten zaligheid. Deze beperking is in strijd met het Woord Gods. Volgens de Schrift is Christus de Middelaar der herschepping, die in beginsel is tot stand gebracht en bij Zijn wederkomst ten volle zal geopenbaard worden. Jezus Christus heeft dus beteekenis voor heel het leven der schepping, voor heel het menschelijke leven in al zijn verhoudingen, in zijn vollen omvang. De bediening des Woords dient gericht te zijn om die beteekenis van Jezus Christus meer en meer te doen zien. Dan krijgen we geen „sociale preeken", waar sommigen wel eens om vragen, maar dan krijgen we preeken die putten uit de bronwei des levens en hoe zou daarbij het sociale kunnen worden uitgesloten? Daarbij sluit ge niets uit, maar alles in.

2o. De bediening des Woords zij objectief en subjectief beide, in goede evenwichtigheid.

Toelichting; Den nadruk zou ik willen leggen op het evenwicht, dat soms tusschen beide zoek is. Het gevaar is niet denkbeeldig dat over de dingen gespro • ken wordt, zonder dat ons eigen hart het tempo en het rhythrne aangeeft, terwijl anderzijds mij ook wel opgevallen is, hoe sommigen het Woord Gods zoo weinig zelf laten spreken en zoo sterk hun eigen hart. Het Woord Gods zooals het daar ligt late men allereerst spreken.

3o. Bij de bediening des Woords worde steeds uitgegaan van het verbond Gods.

Toelichting: Wanneer een Dienaar des Woords de bediening begint zonder aanspraak, dus zoomaai', is er iets niet in orde. Hij bedient het Woord Gods VOOÏ de gemeente van Christus. Niet voor een samenraapsel van allerlei menschen waarvan men hoopt dat zij zich nog eens mogen bekeeren, of die men eens duchtig met hel en verdoemenis dreigt. De bediening des Woords behoort uit te gaan van deze schriftgedachte dat Gods Geest in de zielen van de gemeente een werk Gods heeft gewerkt, en dat het nu de taak is van den Dienaar des Woords, dit leven door het Woord Gods tot ontplooiing te brengen. Daarom evangeliseere men niet i iv de kerk, maar buiten de kerk, om de afgedwaalden te brengen t o t de kerk.

4o. Bij de bediening des Woords late men gemeenschap en individu beide tot hun volle recht komen.

Toelichting: Deze opmerking houdt ten nauwste verband met het onder sub 3 genoemde. Christus heeft zich een gemeente uitverkoren, niet los naast elkaar staande individuen. Men keere de volgorde niet om door te zeggen dat omdat er kinderen Gods zijn daar en daar, er nu een gemeenschap is. Immers de Schrift leert duidelijk dat er eerst is een gemeenschap in den Raad Gods van te voren gedacht en dat ik door Gods goedheid daarbij mag behooren. Deze gemeenschapsgedachte dient onder ons veel sterker naar voren te worden gebracht in de prediking. Natuurlijk verwaarlooze men daarbij het individueele, het eigene niet. Want dit is soms een even dreigend gevaar.

5o. De bediening des Woords spreke het Woord Gods voor onzen tijd.

Toelichting: Deze opmerking staat in nauw verband met die onder sub 1, maar dient toch afzonderlijk vermeld. Elke tijd heeft eigen behoeften, en elke plaats heeft eigen behoeften. Dat wil niet zeggen dat we Gods woord moeten aanpassen aan onze behoeften, maar wel dat wij in onzen nood, in den nood van het heden Gods licht moeten opvangen, opdat dat licht ons pad verlichte en wij den weg leeren kennen en anderen daarop wijzen en het woord leeren spreken dat God voor dezen tijd te spreken geeft.

Wat den vorm betreft kan ik kort zijn. lo. Verbetering van de voordracht.

Toelichting: De voordracht van velen van onze D. d. W. laat dikwijls te wenschen over. Dit zou tot een minimum kunnen gereduceerd worden, indien men door het nemen van spraak-en voordrachtlessen verbetering zocht. Men zij ook natuurlijk in zijn voordracht.

2o. De taal van onze preeken zij de taal van het heden.

Toelichting: Valsche rethoriek vindt men nog in vele preeken verwerkt. De vernieuwing die onze taai heeft ondergaan sinds '80 oefene meer invloed dan tot nu toe. Persoonlijk ken ik predikanten, die hun preeken wat de taal betreft verrijkt hebben door het lezen van moderne litteratuur.

Deze opmerkingen dragen een algemeen karakter en slaan in hun algemeenheid niet op bepaalde predi • kanten, al gaat de een soms aan dit, de ander aan dal euvel mank. Wel meen ik dat in 't algemeen de preek in dezen trant aanvulling behoeft. Ik wil echter geenszins de geweldige moeilijkheden waarmede onze D. d. W. te worstelen hebben, onderschatten. Maar indien hun verwachting ook in dezen van den Christus Gods is, zullen zij immers nimmer beschaamd uitkomen!

Duidelijkheidshalve herhaal ik nog eens, dat overname nog geen instemming in a.le d.el n b-teek.nt.

SChipperen?

Meer dan een, die kritiek oefent op het bekende rapport over art. 2 legt de Commissie gesch!pper ten laste.

Men spi'eekt van twee wallen eten enz.

Men ziel op den achtergrond de Commissie de hooiden bij elkander steken en de vraag opwerpen: hoe kleeden wij ons rapport ZJÓ in, dat hst de sympathie èn van de Gereformeerde Keiken èn van de schismatieke kerken wegdraagt?

Al weet ik van de overwegingen der Commissie niets af, toch durf ik wel verzekeren, dat d ze vraag de d'scussie niet kan hsbben b.h: er? -c''.it.

Indien men z'chzelf eens in de Commisne dicht, zou het oordeel allicht anders uitvallen.

E eken ik naar mij persoonlijk, dan ga ik met de konklusies der Commissie geheel akkoord.

Toch zit bij mij geen gedachte, hoe tijdelijk ook VOO]', om daarmee den schismatieken broeders ter wille te zijn.

Ook ben ik van oordeel, dat zonder hun financiëelen steun de Vrije Universiteit zeer wel kan bestaan.

Om te hunnen gelieve ook maar eenigszins met de beginselen te schipperen, weiger ik beslist.

Zells al zou de Vrije Universiteit daardoor financieel in het gedrang komen, dan zou ik de eerste zijn om geschipper sterk te laken.

Niettemin blijf ik er bij: de konklusies van de Commissie konden gezien haar opdracht naar den mhoud, moeilijk anders luiden.

Onze Universiteit mag zelfs niet den s c h ij n op zich laden kerkelijk te zijn of te worden.

Aan den anderen kant heeft de Commissie in haar tweede konklusie het principe, dat op de synode te Assen en Groningen konkrete toepassing vond, materieel voldoende duidelijk uitgedrukt.

Wij hebben nog niet gelezen, dat iemand betere redaktie voorstelde. een

Het verwijt van geschipper is geheel en al onverdiend.

Onze kerken niet vertegenwoordlgd.

Bij de herdenking, dat voor 300 jaar de. Reformed Church in Amerika werd geplant, waren onze kerken niet vertegenwoordigd.

Wel waren daar afgevaardigden van de Ned. Hervormde Kerk aanwezig en hebben, voorzoover dit uit de verslagen, valt af te leiden, daar gesproken, alsof de Hervormde Kerk in Nederland en de Reformed Church in Amerika zusterkerken in den vollen zin des woords zijn.

Of ook aan onze Deputaten voor de Correspondentie met de buitenlandsche kerken een uilnoodiging is gezonden weten we niet.

Wij achten dit wel waarschijnlijk.

Dat zij niemand naar New-York deputeerden is te verstaan.

Het crediet vafi f3000, dat hun door de laatste synode is verleend, laat de bekostiging van zulk een afvaardiging niet toe.

Ook schuilt er een moeilijkheid in om met de afgevaardigden van de Ned. Herv. Kerk saam de herdenking bij te wonen.

Dit verhindert evenwel niet, dat wij dezen gang van zaken betreuren.

Nu krijgt men den indruk, zoowel in Amerika als hier, dat de Hervormde Kerk en de Reformed Church bij elkander hooren.

Die indruk is verkeerd.

De Reformed Church bij de Nederl. Herv. Kerk te vergelijken beteekent haar onrecht doen.

Zeker, in het Oosten van Amerika is de Reformed Church niet zoo trouw aan de Gereformeeide belijdenis als in het Westen.

Maar in heel het Westen is de toestand gezonder dan in de Hervormde Kerk ten onzent.

Van leervrijhejd is daar geen sprake.

Velen in de Christelijke Gereform-eide Kerk in Amerika dragen er dan ook hartelijk leed over, dat zij en de broeders uit de Reformed Church nog altijd gescheiden leven.

Over oorzaken en mogelijkheden spreken we nu niet.

Wij meenden dit te moeten opmerken om den verkeerden indruk, zooveel als in ons vermogen is, weg te nemen.

HEPP.

P. S. Doordat een foto nog niet gereed is, plaatsen we ditmaal het vervolgartikel over „In de Donaulanden" niet.

H.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 juni 1928

De Reformatie | 8 Pagina's

Reformatie in de prediking.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 juni 1928

De Reformatie | 8 Pagina's