GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Iets over het beeld van Jezus in de moderne litteratuur.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Iets over het beeld van Jezus in de moderne litteratuur.

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

door W. M. LE COINTRE.

X.

Tenslotte zij dan nog in dit verband verwezen naar een werk, waarvan ik reeds zeide, dat het ons zeer na staat, ik bedoel: „Der Goldgrund des Lebensbildes Jesu" van Ffarrer Otto Borchert, waarvan het eerste deel tot titel draagt: Des Goldgrundes Echtheit, Eine apologetische Studie, en het tweede deel: Des Goldgrundes Schönheit, Die Herrlichkeit Jesu, Ihren Verachtern und Bewunderern neu gezeigt. ^) Dit boek maakte bij zijn verschijnen in Duitschland terstond groeten opgang en heeft ook bij ons een breeden lezerskring gevonden, speciaal door de vertaling van Dr G. N. Impeta onder den titel: De Christus der Schriften, waarbij het eerste deel dan als ondertitel kreeg: De Christus der Schriften, Een Ergernis en een Dwaasheid, en het tweede: De Heere der heerlijkheid. =)

Wat de bedoeling van dit boek betreft, merkt de schrijver zelf in zijn voorrede op: „Vooreerst wil liet zulken van dienst zijn, die door den twijfel van den tegenwoordigen lijd zijn aangegrepen, maar zich in de macht van dien greep niet wel bevinden, in tegendeel, gaarne er weer uit zouden zijn bevrijd". Maar, de auteur heeft toch af schrijvende, nog anderen op het oog gehad (gelijk ik reeds opmerkte, toen we verantwoordden, waarom we juist Papini en Borchert nog wilden behandelen) wat blijkt uit de volgende woorden: „Maar dit boek zal toch ook nog wel andere lezers vinden. Gewisselijk zullen ook velen van zulken het lezen, die Jezus reeds langen tijd kennen. En zij zullen het zoo lezen dat zij er zich, onder het lezen door, opnieuw en in een nieuwen zin triumphantelijk van bewust worden: Ja — gij zijt van boven neergedaald! de twijfel aller twijfelaars reikt niet tot u! want gij draagt het kenteeken van uit een andere wereld te stammen nog steeds met u om!"

Ge leert Borchert's methode bij het behandelen van zijn stof al kennen uit dit slotwoord van zijn voorrede: „Jezus vindt zijn beeld niet in een knop — ras zich openend maar even snel uitgebloeid — aan den boom van de ontwikkeling der menschheid: neen, maar hij is veelmeer als het ware een vreemd lichaam, een vreemd bestanddeel, dat van buiten af in ons geslacht is ingedrongen, en tegen hetwelk ons geslacht zich waarlijk niet alleen in onze dagen verweert, maar zich reeds van den beginne aan heeft verweerd met alle kracht, om het weer naar buiten te dringen. Van dit vreemde lichaam en van al waardoor het gekenmerkt wordt, wil dit boekje gewagen".

In een inleiding ontwikkelt hij dan nader „de taak die wij ons stellen", waarbij wordt aangetoond, dat er geen sprake is van het volgen van een zelf gekozen weg, maar slechts een bijbelsch denkbeeld wordt afgewikkeld. Hij laat zich leiden door de gedachte: „Christus' beeld kon nimmer door menschengeest worden uitgedacht". De uitslag van zijn onderzoek zal zijn: , , Jezus' beeltenis is niet door menschenhand opgesierd, maar voor zijn beeltenis heeft de gemeente van de eerste eeuw, ook in dat opzicht waarin het haar gevoel niet streelde, vol eerbied halt gehouden. Wij zien hem zooals hij was". M. a. w, dat Jezus in de Schrift „een ergernis en een dwaasheid" wordt genoemd, beschouwt Borchert als een punt van het hoogst belang voor de apologetiek, de wetenschap van de verdediging des Christendoms.

Als conclusie op zijn methode volgt, ter verdediging van de betrouwbaarheid der beriohtgeving aangaande Jezus (een berichtgeving, die immers zoo fel bestreden is), dat het alleen maar Jezus Christus zelf geweest kan zijn, „die den wederstrevenden jongeren zijn aanstootelijk Messiasbeeld in de zich verzettende harten oprichtte".

Er 'kan natuurlijk geen sprake van ziJn, dit werk hier uitvoerig te behandelen, veeleer willen wij met het weinige, dat gezegd wordt, tot lezing opwekken. Er is hier buitengewoon veel stof in een betrekkelijk kleine ruimte samengeperst, maar, waar het zeer systematisch gebeurt, blijft het steeds overziöhtelijk.

De algemeene trekken van het hier-geteekende Jezusbeeld zullen ons, na kennisname van het grondprincipe, dat Borchert geleid heeft, nu wef duidelijk zijn. Maar, het loont bijzonder de moeite die trekken tot in de détails na te gaan. Telkens wordt men dan getroffen door onvermoede schoonheid, een origineele kijk, die toch meer is dan een vernuftige, merkbaar-subjeotieve combinatie van den schrijver: het blijft steeds controleerbaar, dat hier de Christus der Schriften geteekend wordt (voortdurend wordt naar de desbetreffende Bijbelplaatsen verwezen, aan het eind van het tweede deel, bevindt zich een uitgebreid register der behandelde plaatsen uit de Evangeliën).

Na de oriënteerende inleiding begint het eerste deel met de rechtstreeksche aanwijzing van het aanstootelijke in het ons van Jezus geteekende beeld, waarbij wordt aangetoond, dat Jezus, als Messias, den Joden een volstrekte ergernis was, en naar Grieksch-Romeinschen gedachtengang, oen pure dwaasheid, dat Hij, als zoodanig, door zijn jongeren weersproken is en dat Jezus nog steeds staat in tegenspraak met onze eigen gedachten. Daarna wordt het aanstootelijke in het ons overgeleverde Jezusbeeld aangetoond, zooals dat blijkt uit de reactie ertegen in de geschiedenis: naar de apocalyptische Evangeliën, de reactie op Grieksch-Oosterschen bodem; naar het Jezusbeeld in den „Heliand", die van het Germanendom en tenslotte, bij den invloed van het Pausdom, die op Romeinschen bodem. Dit deel eindigt dan met conclusies te trekken uit het feit, dat er aanstootelijke trekken blijken onafscheidelijk te zijn van het beeld van Jezus, den Christus.

Ik moge U het een en ander laten hooren uit het slotwoord, waarin als resultaat der onderzoekingen verre bovenaan staat: , , de toestemming afdwingende gevolgtrekking, dat er is geweest waarachtigheid in de berichtgeving". Vraagt ge, wat daarmee dan toch eigenlijk bereikt is? „Niets minder dan een o pen d e u r. Wat verhindert om zich met dezen Christus in te laten? Of waar wil iemand nu nog een gerechtvaardigd wg, ntrouwen ten opzichte van deze lichtfiguur vandaair halen, alsof ze ziel biJ nauwkeuriger toezien wel eens in lichtenden nevel zou kunnen oplossen? Maar ook niets méér dan een geopende deur hebben onze uiteenzettingen kunnen en willen geven: de hoofdzaak komt nu eerst: menschenkind, dring door die opene deur na ar b i n n e n". Verstandsmoeilijkheden, bij het aanvaarden van het Jezusbeeld, rijzende, heeft bij dus willen wegwerken, al merkt hij daarbij zeer terecht op: „Door den dienst van bewijzen kan men nooit een christen worden, hoogstens op Christus opmerkzaam worden gemaakt en op dat puiit gebracht waar men wil óf gelooven óf geërgerd worden. Het komt ten slotte op dit ééne aan; voor de goddelijke zelfopenbaring in het Woord zich het harte te laten openen". Maar, waar de behoefte naar Christus voorhanden is, doch het verstand zich afwerend voor Christus wil plaatsen, daar wil Borchert dat behoefte-gevoel opwekken en zeggen: het verstand kan u deze deur niet toesluiten: ziet maar recht voor u uit; ze staat open! treedt binnen! Zijn laatste woorden luiden: „Moge dan dit het gezonde verloop der dingen zijn: e e r s t gelooven wij in Christus, om der Schrift wil; om wat Gods Woord ons van hem verkondigt; zoo volkomen „geloofwaardig" kan men ons het Evangelie maken — en onze geheele uiteenzetting wilde op de keper beschouwd een poging in die richtinS zijn —dat wij welverzekerd in een onbevangene geloovige aanraking met den Christus der Schriften treden. Maar

het einde zal zijn; w ij g e 1 o o ven de Schrift om Christus' w i 1: want toen we eerst maar in zijne onmiddellijke nabijilieid stonden, toen heeft hij al heel .spoedig iii triumph ons deze weldaad deelachtig gemaakt: h ij bracht tot bevrediging onze hoogste behoeften!" »)

Het tweede deel wil 'ons oog nu richten, van het erger-• hjke, aanstootelijke af, om ons in vervoering te brengen \üor Jezus' geheel eenige schoonheid en heerlijkheid: de glanzende werkelijkheid van den persoon van Jezus zal jnet overtuigende kraoht ons voor den geest gebracht, liorchert wil den „ouden" Christus, die met lederen nieuwen tijd ook steeds weer „nieuw" wordt, op nieuwe wijze teekenen. Als voorwoord van de vierde uitgave schreef Borchert slechts dit: „Goethe heeft het eens uitgesproken: „Wat vruchtbaar is, dat is waar". Wat is nu in de wereldgeschiedenis wel vruchtbaarder geweest dan liet beeld van dezen Jezus? Maar, hoe waar moet het dan toch zijn!"

Naar de driedeeling van Israels tempel, gaat hij dan ook bij Jezus achtereenvolgens spreken van het voorhof van zijn persoonlijkheid, voert ons dan in het eigenlijke heiligdom dier persoonlijkheid, om tenslotte te gaan aan-Indden in het mysterieuse allerheiligste. Hier komt dan veel en velerlei ter sprake van Jezus' leven, uitwendige verschijning, omgang met en arbeid onder de menschen, ziin verhouding tot God en de Schrift, zijn gebedsleven en volmaakte gedioorzaamheid. Terwijl Hij ons tenslotte wordt getoond in al de heerlijkheid van zijn goddelijk Zoonschap, als de beloofde Messias en het geweldige van zijn zending, naar zijn eigen woord, zooals dat alles dan ook bevestigd is door 'het verloop van ziJn leven. Vergun mij U nog het eigen slotwoord van Borchert te laten hooren: „Das Ende ist: dieser Mann „beschlieszt" mioh. Alle Offenbarungstaten Gottes haben die Kraft, sich .selbst zu bezeugen. Allen voran der Sohn. „Ich bin die Wahrheit" es wird uns gewisz mit der Starke der Selbstvergewisserung. Ünd mehr wird uns gewisz: hier ist das aufgedeckte Angesicht des Vaters. In der Natur mit ihren Katastrophen und in Menschenleben mit seinen Erschütterungen — überaU begegnet uns lediglich das Sphinxbild. Wo ist dein Gott? Wie ist dein Gott? Verg-eblich suchen wir des Ratsels LöSung. Aber in Christus haben wir Gott „von inwendig". (Luther) Und wir können uns in Gott nicht mehr tauschen, seitdem wir Jesus kennen". *)

In dit heele werk wordt betrekkelijk weinig gehandeld over Jezus' dood, waarom Borchert zijn Jezusbeeld nog vervolledigd heeft in een werkje, getiteld: Der Tod Jesu im Lichte seiner eigenen Worte nnd Taten, met als ondertitel: Für Theologen und den weiteren Kreis gebildeter Christen ein Versuch alter und neuer Beleuchtung. Het eerste deel brengt dan ter sprake: Jesu Voraussage seines Todes. '') Het tweede deel moet handelen van: Jesu ausdrückliche Deutung seines Todes (alzoo het voorwoord van het eerste deel, waar ook nog een derde deel beloofd wordt. Alleen het eerste ken ik, of er al meer van verschenen is, is mij onbekend).

Ten opzichte van het doel van dit werkje, heet het in het voorwoord: „Sonderlich bei Golgatha hat mich von jeher das Gefühl nicht losgelassen, dasz wir manches am Kreuz anders anschauen würden, sobald wir nur — unter Zurückstellung des eigenen Denkens — Jesu eigene Worte über das Kreuz sorgfaltiger horen und sein eigenes Handeln aufmerksamer betrachten wollten. Zu beidem soU hier wenigstens der Veisuch gemacht werden". Den gang van zijn betoog teekent hij ons dan in deze woorden: „Unsere Evangeliën wollen in uns zweifellos die Vorstellung begründen, dasz Jesus wahrend seiner ganzen Tatigkeit die Ausgange seines Lebens, d. h. also Tod und Auferstehung, zum Gegenstand seiner Voraussage gemacht hat. Indes, ist diese Vorstellung wirklich tragfahiger Boden, oder liegt hier vielmehr eine Verzeichnung vor? Um den Tatbestand festzus tellen, werden wir im folgenden zunachst die Voraussage selber aus den Quellen möglichst restlos erheben, - sie danach in ihrem Umfange wie in ihrem Alter Einsprüchen genenuber sichern und endlich auch den Zweck, den Jesus mit der Voraussage verband, so klar wie mögiich herausstellen. Abschlieszend werden wir dann noch ein Bliek auf Jesu Handeln werfen, um zu sehen, wie auch dieses den Gedankengangen, die seiner Voraussage zugrunde lagen, dauernd und vöUig entsprach".

Ook hier, ja, vooral hier, houdt Borchert zich volstrekt aan de Schrift-gegevens. Van Jezus' dood handelend, heet het aan het einde: Hier ist nicht die Weise eines der sein Schicksal erleidet, sondern so erledigt sich ein Mann seiner Aufgai> e, die er frei übernommen hat und die er nun zu einem guten Ende zu führen entschlossen ist. Es ist selbstverstandlich, dasz unter diesen ümstanden dem Handeln Jesu bis zuletzt ein Zug der Freudigkeit nicht fehlt. In dieser ganzen Passion wird von ihm, der doch sonst das Weinen so gut verstand (Luk. 19:41; Joh. 11:35) keine Trane vergossen, weder beim Abscheid von den Freunden, noch am Kreuz. Und als ihm auf seinem Wege Tranen begegnen, da wehrt er geradezu mit Eifer ab (Luk. 23, 27f). Denn im letzen Grunde ist ja für ihn nichts unpassender als Mitleid.

Mitleid zieht ihn 'herunter in unser hilflose Schwachheit. Und an ihm ist doch nichts schwach, am wenigsten in dieser Stunde. Denn hier erliegt nicht ein Menscb seinem Geschick, sondern hier tut ein Held seine grösztfl Tat. Bald wird er von ihr triumphierend verkünden können: „Es ist vollbracht". Was sollen da Tranen oder Teilnahme? Hier ist nur ehrfurchtsvoUes Bewundern am Platz, dazu dankbares Nioht-Vergessen.

Uns aber hat sich der Ring geschlossen. Zum Worte trat die Tat. Was uns Jesu Voraussage von seinem Töde zu kunden schien, das hat uns Jesu Handeln bestatigt. Hier ist die völlig freie, darum aber euch freudig entschlossene Liebes-und Gehorsamstat des Messias-Sohnes zur Rettung der in der Not der Sünde liegenden Welt". '-)

Inderdaad; Borchert heeft in den ondertitel van hei tweede deel van zijn „De Christus der Schriften" niets teveel gezegd: hier wordt de heerlijkheid van den Heere Jezus aan verachters en bewonderaars beiden, op een gansoh nieuwe wijs getoond. Wij mogen ons wel zeer verheugen over het feit, dat er, zoo in Duitschland als hier te lande, met groote gretigheid gegrepen is naar dit zoozeer-betrouwbaar-geteekende Jezusbeeld. Ge kunt u gerust aan dezen gids toevertrouwen, wiens liefde tot den Christus der Schriften op elke bladzij van zijn werk openbaar komt. Waarlijk, Borchert heeft, voor zijn deel, wel voldaan aan Luther's maanwoord (aangehaald in het voorwoord van het tweede deel): „in neuen Zungen und Sprachen müsse geredet werden von Christus, von der neuen in ihm offenbarten Menschheit".


1) Erster Teil, Sechste, durchgesehene Auflage (9. bis 13. Tausend). Zweiter Teil, Vierte, durchgesehene Auflage (8. bis 12. Tausend). Hellmuth WoUermann Verlagsbuchhandlung (W. Maus) Braunschweig, 1921.

2) Verschenen bij J. H. Kok, Kampen.

3) Zie de vertaling pg. 163/5

4) A.W., deel II, pg. - 262.

5) A.W., deel II, pg. - 262. 5) Dritte Auflage, 1923 (zelfde uitgever)

6) A.w. pg. 78/9. In 1923 kwam van Borchert nog uit (ook bij denzelfdem uitgever): esus, Wer war er? Ein Wiort der Aufklarung für jedermann. Praktisch, eeu verkleinde editie van zijn eerste werk. Voorts schreef hij nog: er Christus Gottes, Sechs wissenschaftliche Vo: rage im Volkston, handdande achtereenvolgens over:1. Hat der Christus (der „Gesalbte") Gottes gelebt? 2. 1st der Christus Gottes Sohn? 3. Der Christus als Wundertiiter. 4. Der Christus Gottes als Erlöser (Versölmer). 5. Die Auferstehung des Christus. 6. Des Christus Wiederkunft. Ik kan hiervan niet méér zeggen, waar ik deze voordrachten nog niet las.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 december 1928

De Reformatie | 8 Pagina's

Iets over het beeld van Jezus in de moderne litteratuur.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 december 1928

De Reformatie | 8 Pagina's