GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERKELIJK LEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJK LEVEN

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Modernistische GeloofslieHidenls. VIII.

Gelijk men zich herinneren zal valt de geloofsbelijdenis, door Dr Hooykaas opgesteld, in twee deelen uiteen.

Boven het eerste deel plaatst hij.: de zielkundige inhoud.

Vier artikelen hebben we daarvan besproken.

Het vijfde betreft het geloof in „onze gemeenschap".

Daarin wordt uitgesproken dat de Roeping strekt ten dienste van de Gemeenschap.

Hierbij behoeven we echter niet stil te staan.

Wij komen nu tot het tweede deel: de dogmatische uitbeelding.

Hierin wil Dr Hooykaas het modernistisch geloof „formuleeren in rechtstreeks godsdienstige uitspraken".

Het eerste artikel daarin — de vijfde in de reeks — maakt in hooge mate onze belangstelling gaande.

Het handelt over „God onze Schepper".

Hier vragen den modernist problemen om oplossing, welke voor ons voorwerp van geloof zijn en waaromtrent wij door 'het geloof weten.

De verhouding van God tot de schepping blijft voor ons een mysterie. Toch weten we, dat God' en de schepping twee zijn, dat God de schepping

niet noodig heeft om God te zijn, dat God onafhankelijk van de schepping bestaat, dat er tusschen God en de schepping een afstand is, die alle menschelijke voorstelling tart en dat er toch tusschen God en de schepping een band is, die nooit kan worden losgemaakt, anders zou de schepping er niet meer zijn. Een wisselwerking tusschen God en de schepping nemen wij niet aan. God brengt de schepping alles toe, daarentegen voegt dü schepping God niets toe. De schepping rust in God, maar God rust ook niet voor het geringste in de schepping. De schepping is geen grootheid nevens God, maar is het werk van God en volkomen aan Hem onderworpen. God doet met de schepping en haar geschiedenis naar Zijn welbehagen en niemand heeft Hem te vragen: wat maakt Gij'? Z.al ook het maaksel zich in eenig opzicht beroemen tegen den Maker?

De modernist staat er zoo geheel anders voor. Zijn pantheïsme sluit in zich, dat God en de schepping voor hem identiek zijn. Hoe kan er 01) dit standpunt dan eigenlijk van een schepping sprake zijn? Daarenboven is het tegenwoordig modernisme van harte de evolutie-leer toegedaan. Nu staan scheppingsgeloof en evolutie-theorie vierkant tegenover elkander. Het is een raadsel, hoe een modernist zijn geloof kan uitspreken in GocT als fccliepper.

Daarom is men er vanzelf benieuwd naar, hoe Dr Hooykaas zich uit deze impasse redt.

Laten wij hemzelf het woord geven.

„In God vereert men gezamenlijk de geheimziimige ordenende Macht in de natuur." Zoo geeft hij het gevoelen van kinderen en eenvoudigen weer. Docli boven deze voorstelling komen ook de beo(!fcnaars van de wetenschap niet uit. Immers: „zoo doen ook wij, menschen uit een met wetenschap rijk toegerusten en zwaarbelasten tijd, kinderen van de moderne beschaving. 'Wij aanbidden den fc chepper, in verleden, heden en toekomst. In het verleden als de Macht die — niet naar kinderlijke voorstelling alle dingen in hun eerste exemplaren gemaakt heeft maar — ze zichzelf heeft laten maken door 't hun ingeschapen vermogen van wording, zelfverwezenlijking en doeltreffende ontwikkeling. In d© toekomst, daar wij gelooven, dat de Xaluur in wording is en haar einddoel nog geenszins heeft bereikt. Maar vooral in 't heden aanbidden wij des fccheppers macht, daar wij ze tegenwoord"ig weten in 't geschapene allereerst, in al 't levende vervolgens, in 't bewuste en zelfbewuste in laatste en hoogste instantie. Zoo kunnen wij in dit verband voor den naam van God ook zeer wel de blinde namen „Natuur" of , ; Leven" in de plaats schrijven — maar wij noemen dit schuilnamen van den Allerhoogste. Ook voelen wij ons niet in onzen eerbied gekrenkt, wanneer iemand beweert, dat in de schepping alles „vanzelf" gebeurt — want „vanzelf" is het groote Incognito, waaronder de bchepper de wereld doortrekt. Maar wij voor ons noemen Hem God, onzen bchepper, onzichtbaar Middelpunt, van waaruit de volmaakte cirkel van al het geschapene op dezer wereld wijde ommekring getrokken is."

Op Gereformeerden, die in dogmatische onderscheiding geoefend zijn, maakt deze toelichting een eigenaardigen indruk.

dan toe-Voor hen is zij meer verduistering hchting.

Want het is uiterst moeilijk achter al deze woorden een reëelen inhoud te ontdekken.

Wat verstaat Dr Hooykaas onder „scheppen"?

Niet het maken van alle dingen in hun eerste exemplaren, zegt hij.

Nu, zoo zouden wij het scheppen ook niet gaarne definiëeren.

Maar wat is scheppen dan voor hem?

Hij antwoordt: het zichzelf laten maken van do dingen door 't hun ingeschapen vermogen van wording enz.

Zichzelf laten maken — is dat scheppen?

En hoe' hels ik 'mij dat in beeld te brengen?

Dit tweede hoofddeel belooft toch dogmatische uitbeelding?

En dan dat vermogen, dat de dingen is ingeschapen !

Wie heeft ze dat ingeschapen?

God, vóór dat er nog iets bestond?

Maar dat schrijft Dr Hooykaas niet.

Een definitie van scheppen ware hier een eerste vereischte.

Wij wenschen Dr Hooykaas alle recht ie laten wedervaren, lUaar wij kunnen toch den indruk niet van ons zetten, dat hij hier spreekt in een terminologie, die voor het modernistisch geloof niet geschikt is.

Wij weten het: er bestaat onder de modernisten een richting, welke de oude dogmatische taal wil behouden, maar aan - de woorden dier taal een geheel andere beteekenis hecht, terwijl er ook zijn, die zich eerlijkheidshalve verplicht rekenen ook met de oude termen te breken en nieuwe, eigen taal te vormen.

Wij dachten, dat Dr Hooykaas krachtens zijn mentaliteit zich meer tot de laatsten zou aangetrokken voelen.

Hebben wij ons hierin vergist?

Met dogmatische analyse komen wij voor het verstaal! van deze passage niet veel verder.

Dan stuiten we op tegenstrijdigheid en duisterheid.

Onze intuïtie waarschuwt ons echter, dat hier met het christelijke scheppingsgeloof is gebroken; dat de schepping hier geheel ën al tegen een teleologische evolutie is ingeruild; dat God hetzelfde is als wat men natuur noemt, maar dan onder „religieus" aspekt gezien; dat het bestaande hier niet als een lijn wordt gedacht, waarin ieder ding als het ware een punt is, dat aan andere punten is vastgekoppeld, maar als een cirkel, waarin alle denkbare pu.nten in één punt samenkomen en dat centrale punt is God. Maar dat punt behoort dan evenzeer tot den kosmos, 'het heelal of hoe men het ook noemen wil.

De tegenstelling tusschen God en de wereld, tusschen scheppingsgeloof en evolutie-theorie schijnt hier verzoend.

In werkelijkheid echter, zoo voelen wij het aan, zijn God en schepping woorden geworden, wereld en evolutie realiteiten.

Het Oufl-Gereformeerde en het Oude Gereformeerde standpunt.

Het kon niet anders dan opvallen, dat de Utrechtsche hoogleeraar Dr Hugo Visscher zich onlangs èn .in een politieke rede te Dordrecht èn in een van zijn hand verschenen brochure als oud-gereformeerd aandient.

In zijn rede voor de verkiezingen heeft hij dat nog versterkt door zich tamelijk kras te keeren tegen de neo-Calvinisten, waarmee dan natuurlijk wij worden bedoeld.

Wij vragen ons af, of dit misschien een nieuwe fase in de ontwikkeling van dezen hoogleeraar inluidt.

Werpt liij het net uit naar de zijde van hen, die men tamelijk algemeen de oud-Gereformeerden noemt, maar wier gemeenten zichzelf bekend maken als „Gereformeerde gemeenten"?

Eigenaardig is, dat zijn bedoelde brochure werd uitgegeven door de drukkerij van „De Banier", het orgaan van de Kersten-partij.

Wij beleven wel vreemde dingen.

Voorloopig is het het best een afwachtende houding aan te nemen.

Gedurig blijkt, dat het oud-Gereformeerde standpunt van het oude Gereformeerde niet weinig verschilt.

ïe hopen is het, dat de uitval van Dr Visscher tegen de neo-Calvinisten de anti-revolutionairen in Dordrecht, die optrekken voor Dr J. Severijn geen schade berokkent.

Taktisch was dat optreden zeker niet.

Of Dr Visscher met zich voor oud-Gereformeerd uit te geven de Kerstianen daar ter plaatse als met list vangt, dient sterk betwijfeld.

Wel heeft hij er mee te rekenen, dat hij op die manier de Gereformeerden van zich vervreemden kan.

Dan — onze Gereformeerden zijn trouw.

Zij laten zich stellig niet alles zeggen, maar bij de verkiezing laten zij zich niet door geprikkeldheid leiden.

Daarvoor werkt het beginsel bij hen te krachtig.

Evenwel zou het dwaas zijn voor dit onverklaarbare optreden van Dr H. Visscher de oogen te sluiten.

Worde alles nog ten beste gekeerd.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 juni 1929

De Reformatie | 8 Pagina's

KERKELIJK LEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 juni 1929

De Reformatie | 8 Pagina's