GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Nederlandsche en Indische Zendings-Raad.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nederlandsche en Indische Zendings-Raad.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het begin van dit jaar schreven wij' een artikel over den Kederlandschen Zendings-Raad. Daarin hebben wij uiteengezet, hoe deze Raad in de plaats gekomen was van de dusgenaamde „Commissie van Advies"; hoe alle zehdingscorporaties aan dien Raad meewerkten, doch onze Generale Zendingsdeputaten zich nog eenigszins terzijde hielden, omdat de Synode over de aansluiting moest beslissen; en ook, dat onze Deputaten meegewerkt hadden aan - de totstandkoming van de Statuten, om verschillende bezwaren weg te nemen. Aan het einda spraken wij' den wensch uit, dat onze Synode zou besluiten tot aansluiting onzer zending aan dezeni Raad.

Gelijk bekend is, heeft de Synode dit niet gedaan.

Wij nemen het besluit der Synode over, O'm precies te weten, hoe de zaak nu staat:

1. de handelingen van Deputaten voor de Zending inzake den Nederlandschen Zendingsraad goed te keuren;

2. uit te spreken:

a. dat de Gereformeerde Kerken prijs stellen op contact en een zeker verband in Zendingszaken met die corporaties, die op recht geloovig standpunt .staan en zich zouden kunnen aansluiten bij den Nederlandschen Zendingsraad indien deze een geheel eigen, zelfstandig instituut vormde;

b. dat zij zich echter niet kunnen aansluiten bij den Nederlandschen Zendingsraad, omdat deze lid is van den Internationalen Zendingsraad, die zonder nadere keur alle Zendingscorporaties wil vereenigen en onjuiste opvattingen heeft inzake de taak der Zending op sociaal en politiek gebied;

3. aan de te benoemen Deputaten voor de Zending op te di-agen den Nederlandschen Zendingsraad met sub 2 genoemde in kennis te stellen en met dezen Raad, indien dit door hem gewenscht wordt, nader te overleggen op welke wijze de bezwaren tegen die aansluiting zouden kunnen worden weggenomen;

4. goed te keuren, dat de te benoemen Deputaten voor de Zending:

a. ingeval de Nederlandsche Zendingsraad hen daartoe uitnoodigen mocht en zij zelven dit wenschelijk mochten achten, enkelen hunner aanwijzen om als buitengewone leden zitting te nemen in den Nederlandschen Zendingsraad en aan diens arbeid deel te nemen zonder dat daardoor de Gereformeerde Kerken in eenig opzicht door de besluiten van den Raad worden gebonden of daarvoor verantwoordelijk zijn;

b. zoolang de medewerking sub a genoemd duurt een evenredig deel van de kosten van den Raad te betalen uit de Generale Kas.

Goed bezien is dus de aansluiting verworpen. De Geref. kerken zullen geen lid zijn van den Nederlandschen Zendings-Raad. Dat de Synode nog een achterdeurtje heeft opengehouden, zal straks nader onder de oogen worden gezien.

In Ned. Oost Indië is ook een Zendings-Raad opgericht. Voor heel Indië gelukte het evenwelniet, daar de afstanden, en daardoor de reiskosten voor het houden van ve'rgaderingen, te groot waren.

Daarom is men begonnen met een Javaanschc'n Zendings-Raad.

En ziet, daarin zijn onze kerken wel vertegenwoordigd! Ja, ook is te Makassar een locale Zendmgs-Raaid' gesticht; en ook daarvan zijn de Gereformeerde kerken lid (n.l. de Zending op Soemba), en zelfs is ds Krijger, de docent aan de Opleidingsschool op Soemba, voorzitter!

Maar in Nederland mogen de Gereformeerde kerken geen lid zijn van den Nederl. Zendings-raa'dl. Principieel heeft de Synode van Arnhem dit veroordeeld.

Wordt hier met twee maten gemeten? Is in Indië geoorloofd, wat in Nederland is verboden?

Dit kan natuurlijk het geval niet zijn. De oorzaak ligt dan ook in het feit, dat de Zendings-Rai'den in Indië op zichzelf bleven staan, en die in Nederland is aangesloten bij den Internationalen Zeadings-Raad.

Dat het op die aansluiting aan den Internationalen Zendings-Raad is afgestooten blijkt duidelijk uit het besluit der Syndde punt 2 lid b.

In dit besluit wordt echter alleen een conclusie getrokken uit hetgeen in het rapport aan de Synode werd betoogd. En dit rapport is een merkwaardig stuk.

Dr H. A. van Andel, die mede-afgevaardigde was der Classe Batavia, en kenner van de zending bij uitnemendheid, was rapporteur over deze kwestie; hij heeft dus het rapport opgesteld.

Merkwaardig is evenwel, dat er ook een rapport geweest is aan de commissie ter voorbereiding van de oprichting van den Zendings-Raad in Ned. Indië. En het rapport, dat op onze Synode werd gelezen inzake de aansluiting onzer kerken aan den Ned. Zendings-raad stemt schier woordelijk met dit Indisch rapport overeen. i

Wie zich hiervan overtuigen wil leze De Macedoniër, Juli 1930 bl. 193 v.v. en De Macedoniër, Oct. 1930 bl. 289 v.v.

Precies dezelfde bezwaren, die er in Indië bij onze zendingsmannen waren tegen den Internationalen Zendingsraad, werden in het rapport aani onze Synode van Arnhem ontwikkeld. En nu maken wij uit de aansluiting onzer kerken in Indië aan den Javaan.schen Zendings-raad en dien te Makassar op, dat aldaar de Zendings-Raden zich niet hebben aangesloten bij dien Intern. Zendings-Raad. En omdat dit niet geschiedde, was voor onze kerken het groote bezwaar voor aansluiting aan de Indische Raden vervallen.

Het is niet noodig de zes bezwaren tegen dien Int. Raad hier Ojp te sommen. Wij verwijzen daarvoor naar De Macedoniër bovengenoemd. Dat sommige ervan gegrond zijn, kunnen we niet ontkennen. Inderdaad sluipen er elementen in i; a de internationale zendingsbeweging, welke wij als Gereformeerden niet kunnen aanvaarden. Die Int. Raad

wil teveel omvatten, en neemt alzoo bet begrip zending te wijd.

Maar toch vragen wij ons af: moet daarom de zending in Nederland zich van dien Int. RaaidJ verre houden? Moeten wij dus èn in Nederland èn in ons Indië op onszelf blijven en ons buiten Üe algemeene zendingsbeweging houden? Ligt in zulk een isolement onze kracht?

Bovendien, is dus de medewerking van dT Vaa Andel aan de Conferentie te Jeruzalem als afgevaardigde van de zending in Ned. Indië een fout geweest? Had hij, toen hij zag, dat die vergadering elementen vereenigde, die niet bij elkander behooren, die Conferentie moeten verlaten?

We zien dat nog niet in. En wij gelooven, dat deze kwestie goed overwogen moet worden. Zeer zeker zijn er bezwaren tegen dien Int. Raad, die vvrj niet mogen verdonkeren; doch is de medewerking aan dien Raad niet gepaard naet een volkomen vrij en zelfstandig blijven van elke meewerkende zending? Er is toch geen enkele bepaling, die een zending verplicht te aanvaarden en toe te stemmen, wat de Raad besloot? '

Ja, als de Int. Raad een gewone vereeniging was, waarin met meerderheid besluiten worden genomen, en waaraan dus alle leden gebonden 2^jn, dan stond de zaak anders. Maar is de Int. Raad niet alleen een „raad", zonder meer? En is men niet vrij zulk een „raad" op te volgen of terzijde te leggen? Binden de raadgevingen niet alleen hen, die aan dei vaststelling daarvan hebben meegewerkt?

Wij missen dan ook in het rapport aan de Synode aangeboden eerst een uiteenzetting van den aardJ en de beteekenis van dien Int. Raad. Wanneer inderdaad zou vaststaan, dat lid zijn van dien Raad verantwoordelijk stelt voor alle besluiten, en verplicht tot het opvolgen van alle „raden", dan is natuurlijk aansluiting onmogelijk. Maar is dit zoo?

Doch nu de kwestie van de aansluiting aan den Zendings-Raad voor Nederland.

De Synode besloot, dat dit voor onze kerken niet geoorloofd is, omdat die Ned. Raad zich aansloot bij den Int. Raad.

Toch was haar dit besluit te kras. De Synode heeft toch wel gevoeld, dat wij alzoo met onze zending ons buiten den zendingsstroom plaatsten; zulk een afzondering zou daarmee een sectarisch karakter krijgen. Eilieve, zelfs de Chr. Geref. zending werkt mee met den Ned. Zendings-Raad, en alleen de Geref. kerken zouden buiten blijven staan!

M^ verzon er dus iets op; men zou meedoen en toch niet meedoen!

Onze generale Deputaten mogen, indien dit door den Raad gevraagd wordt, en zij zelf dit goedvinden, eenigen uit hun midden als buitengewone leden • aanwijzen; geen leden, dat niet, maar wel buitengewone leden! Zij zullen dus zeker als een soort adviseurs in dien Raad zitten, meespreken, meeberaadslagen, mee-oordeelen, maar niet meestemmen; misschien dat vooraf door hen een aidviseerende stem mag worden uitgebracht!

Wanneer het op deze wijze geschiedt, besloot de Synode, zijn de Geref. kerken in geen enkel opzicht door de besluiten van dien Raad gebonden of daarvoor verantwoordelijk!

Een gewoon mensch zou kunnen vragen: niet? heeft men dan niet meegehandeld in de besprekingen? ontslaat het meewerken als „buitengewone leden" van alle verantwoordelijkheid? lOch kom!

Maar een feit is, dat ook de „gewone" leden volkomen vrij blijven! Want art. 17 der statuten bepaalt: „De besluiten van den Raad verbinden de aangesloten lichamen slechts voorzoover zij' er hun goedkeuring aan gehecht hebben"! Dus, stel, dat wij als Geref. kerken gewoon lid waren, en er werd iets besloten, wat onze goedkeuring niet kon wegdragen, dan werden wij daardoor niet gebonden en dan waren wij daarvoor niet verantwoordelijk! Is dit niet precies hetzelfde, wat onze Synode wil bereiken met haar besluit inzake de „buitengewone" leden ?

En ziet, nog zijn wij er niet!

De Synode veroordeelde aansluiting, wegens het verband tusschen den Nederlandschen Zendings-Raad en den Int. Raad. Doch wèl keurded'e Synode goed, dat bij een mogelijke „buitengewone" medewerking, een evenredig deel der kosten wordt betaald.

Natuurlijk gelden die kosten vooral de instandhouding van dien Int. Raad!

Dus buiten dien Int. Raad blijven, maar wel helpen de kosten te betalen! Is dat dan wel in orde? !

Hoe wij het ook zien, wij betreuren dit besluit van de Synode van Arnhem.

_ Het draagt, volgens het Zendingsblad van October 1930 bl. 214, de volle instemming v^ de Zendingsdeputaten. Het zij zoo; maar wij achten met prof. Grosheide dit besluit „niet te waardeeren". Het is halfslachtig, en rust o.i. op onjuiste overwegingen.

De voorslag, door prof. Grosheide gedaan, dat fle Raad in ons land, als ook de Int. Raad, , ontmoetingsplaatsen zullen zijn, conferenties slechts, is o.i. reeds zoo; de statuten, door , den Ned. Raad. vastgesteld, leeren dit toch ook. Art. 12 zegt: „de Raad heeft tegenover de aangesloten lichamen geen andere dan adviseerende bevoegdheid". In art. 13 staat: „da Raad kan in zulke gevallen slechts-het gevoelen der geheele Nederlandsche Zending weergeven, indien alle aangesloten lichamen hem daartoe uitdrukkelijk hebben gemachtigd". Men leze ook het doel van den Raad in art. "2. Wat prof. Grosheide voorstelt, bestaat dus reeds; wellicht kon het nog een weinig positiever worden uitgesproken.

„Af te wachten is nu, wat de Nederlandsche Zendings-Raad doen zal", schrijft ds Pol onder het rapport, aan de Synode gegeven, (De Macedoniër, Oct. 1930, bl. 296). En ds Rauws constateert in zijn „Overzicht van het Zendingswerk", gegeven aan de Nederl. Zendrngs-Conferentie te Amsterdam gehouden: „Een nadere bespreking met den Ned. Zendingsraad zal dus volgen."

En dan moeten wij maar afwachten wat daar zal worden besloten.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 november 1930

De Reformatie | 8 Pagina's

Nederlandsche en Indische Zendings-Raad.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 november 1930

De Reformatie | 8 Pagina's