GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor hen, wièn een examen wacht.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor hen, wièn een examen wacht.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het is weer de tijd der examens.

De Middelbare Scholen en Kweekscholen zijn aan hun eindexamens toe, de Hoofdacte-examens komen in zicht, de Staatsexamens staan te beginnen.

Een van de vele vakken, die bij het mondeling gedeelte van deze examens aan de orde komen, is de literatuurgeschiedenis. In verschillenden graad, al naar den aaxd van het bepaalde examen, vormt de literatuurgeschiedenis een onderdeel van het te verwerken programma. En dan is het onderzoek van de candidaten gelukkig!! niet een vangen van rijen jaartallen en een visschen naar feitenkennis, maar, naar meer en meer gevolgde en hartelijk toe te juichen gewoonte, een vragen naar hun lectuur en een peilen, inhoeverre het gelezene begrepen is, èn als literatuurschepping op zichzelf, èn als uiting van schrijvers-tijd en schrijvers-persoonlij khei d.

Op dit mondeling onderzoek hebben de candidaten zich voor te bereiden. En daartoe hebben ze hulpmiddelen noodig: studiën, essays, óver üoe-, ken en schrijvers, opstellen, die een bepaalde literatuur-figuur of literatuur-periode behandelen van uit cultureel en ideologisch oogpunt, 't Is juist de winst van de nieuwe examen-opvatting, dat ze verplicht tot deze ontwikkelende en verrijkende voorstudie, die kennis bijbrengt, maar vooral ook inzicht, andere, maar veel betere onderrichting, dan paraat feitenmateriaal geven kan. Maar dan moeten de examinandi óók die hulpmiddelen kennen, ze moeten weten, dat die er zijn en welke er zijn. En als er aan de bestaande nieuw© worden toegevoegd, moet daarop de aandacht gevestigd worden.

Enkele van deze in-kort verschenen uitgaven wil ik in dit artikel aanwijzen, in de hoop, dat dit artikel den een of anderen candidaat een voor hem gewenscht opstel op het spoor brengt. Trouwens, ook voor de in-literatuur-belaagstellenden, voor hen, die niet met het oog op een examen, maar uit liefhebberij de literatuur bestudeeron, kan zoo'n artikel óók zijn nut hebben.

Allereerst noem ik dan:

Letterkundige Studiën door J. Koopmans.¹)

Studiën, naar de ondertitel zegt „over de Negentiende Eeuw". Dat is al dadelijlc een heel belangrijke kant van dit boek: het brengt studiën over de 19e eeuw, over welke naar verhouding, weinig modern-georiëixteerd materiaal te vinden is. De Beweging van Tachtig, die met name tegen de 19e eeuwsche literatuur felle en voortdurende actie voerde, heeft de belangstelling voor wat deze periode heeft voortgebracht niet slechts weggenomen, maar heeft bovendien de voorstelling doen ontstaan, dat er weinig of niets van beteekenis in deze eeuw is geproduceerd. En de heftige charges der jongste tijdschriften doen de, intusschen ietwat geluwde, antipathie in nieuwe hevigheid oplaaien.

Daarom is het belangrijk een bundel studiën over de 19e eeuwsche literatuur te zien verschijnen, en dan van de hand van een zoo gezaghtebbend man als wijlen de heer Koopmans was. Zulk een boek is opzichzelf al een winst, wijl het is „een daad van eenvoudige rechtvaardiging". En voor de studeerenden, die toch ook van de 19e eeuw het hunne moeten weten, is het een prachtig fonds, juist omdat het op de bovengenoemde methode is ingesteld. In deze opstellen van den heer Koopmans worden eenige van de 19e eeuwsche auteurs behandeld aan de hand van een of meer van hun typeerende geschriften. Een roman, een boek wordt besproken, maar dat als neerslag van schrijversdenkbeelden, als representant van denken en weten van den tijd. En zoo wordt een tijdsbeeld gegeven, breed en tegelijk diep, kennis aanbrengend, maar eveneens inzicht — precies wat den examinandus noodig en den belangstellende nuttig is.

We vinden dan in dezen bundel als eerste bijdrage een opstel over Adriaan Loosjes' roman „Maurits Lijnslager", even verder in het boek vervolgd met een studie over zijn „Hillegonda Buisman". Inderdaad belangrijke stof en van te meer nuttig effect in zijn behandeling, omdat die relief brengt in de ontwikkelingshistorie der 19e eeuw. Loosjes immers is een verbindende figuur, die relatie heeft eenerzijds met de laat-18e eeuwsche stroomingen (zijn „Historie van Mejuffrouw "Susanna Bronkhorst" is onmiddellijk verwant aan Wolff-Dekens Historie van „Mejuffrouw Sara Burgerhart"), aan den anderen kant met de historische romankunst, die in het midden der eeuw hoogtij vieren gaat. „Maurits Lijnslager", het door Koopmans besproken boek, is genoemd „de eerste proeve van den historischen roman" (Te Winkel). En in zijn bedoelen, waarvan ook de roman „Hillegonda Buisman" • getuigt, die een 17e eeuwsche familiegeschiedenis brengt, sluit direct aan bij Potgieters ideaal: het is volgens zijn eigen woorden: „het echte karakter van den ouden Hollander in een zoo eerbiedwaardig, in een zoo bevallig daglicht te stellen, dat het dezen of genen zou opwekken tot een edelen naijver..."

Als dus de heer Koopmans dit werk van Adriaan Loosjes behandelt en in deze bedoeling doet uitkomen, klaar en duidelijk, het stellend tegen den achtergrond van Loosjes' tijd en denken, geeft hij den studeerende uitnemende voorlichting. En dat vooral, wijl hij verbindende lijnen trekt, zoodat de gebruiker den voortgang van denkbeelden en richtingen ziet. Zeer instructief is in dit opzicht b.v. een hoofdstuk als „Van Adriaan Loosjes tot Mevrouw Bosboom Toussaint", onmiddellijk gevolgd door een behandeling van Mevr. Bosbooms „Het Huis Laueniesse". Immers, dit is een volgen van de ontplooiing der historische romankunst, van haar eerste knopping (Maurits Lijnslager) tot haar hoogsten bloei (Lauernesse), dat is, het beschouwen van de Nederlandscho openbaring van een internationalen en geheel in het 19e eeuwsche geesteskader passenden literatuurvorm. (Het hoofdstuk over „Aernout Drost" behoort ook tot deze stof.)

En ziehier nu het tastbare nut van dezen bundel voor de examinandi. Ze plaatsen b.v. een roman als „Het huis Lauernesse" op hun in te leveren lectuurlijst en kunnen nu door de bestudeering van deze hoofdstukken dat boek zien in de lijst van zijn tijd, zoowel als in de eigen beteekenis. En dan wordt, veel duidelijker dan ooit door het zonder-meer lezen van den roman mogelijk zou zijn, de inhoud verstaan en begrepen, dat deze nationaal-historische schepping tot het waarlijk beteekenende van onze literatuur behoort. En dan wordt, dank zij de toelichting ook ten dezen eveneens verstaan, dat het is „de evangelische zin", die aan dit werk „een eigenaardig cachet en een niet te miskennen adel gegeven heeft".

Nog twee andere opstellen bevat de bundel: een over Adriaan van der Hoop, dichter-schrijver uit de dertiger jaren der eeuw en, blijkens de hier gegeven afbeelding, typeerend vertegenwoordiger van zijn tijd, en een over de' tegenstelling tusschen Willem Kist en Bruno Daalberg (pseudoniem voor P. de Wakker de Zonj onder den titel „Van Kist tot Daalberg". Kist's plaats is die „waar de verzwakte stromen van de Aufklarung rimpelloos vervloeien in 't dode zand van ons meest vervlakte volksleven", Bruno Daalberg die van de zich iiit die verstarring losmakende persoonlijkheid. Wel in het bijzonder mag dit hoofdstuk een bijdrage genoemd worden tot de beschrijving der 19e eeuwsche cultuurhistorie. De goed-uitgewerkte antithese van gevoelens geeft een helder inzicht in de ethische en religieuze stroomingen, die het eerste deel der eeuw hebben beheerscht.

Deze aanwijzingen omtrent Koopmans' boek mogen voldoende zijn, om den studeerenden de waarde ervan te doen verstaan. Wanneer ze het gebruikt hebben om van de 19e eeuwsche lite raire gestalte zich een indruk te vormen, kunnen ze een kruisvuur van vragen over structuur en cultuur van deze periode met glans doorstaan.

Als tweede, eveneens verdienstelijk hulpmiddel noem ik:

Het literaire kunstwerk door W. Kramer. 2)

Een boek in den stijl van het bekende „Woordkunst" van Poelhekke, maar breeder van opzet en meer beredeneerd. Na drie algemeene oriënteerende hoofdstukjes over „De kunst als levensvorm en als levenswaarde", „Het kunstwerk ©n zijn Beschouwing", „Het literaire kunstwerk en zijn elementen" behandelt het de verschijnselen van Ritme, Maat, Rijm, Plastiek, Beeld, Vorm en inhoud, voorts de dichtvormen, de dramatische constructies en de lyrische poëzie. Men vindt hier dus definities, naamsverklaringen, techniek-uiteenzetting, dingen, die de candidaat weten moet voor het meer practisch gedeelte van zijn examen, als hem een gedicht ter behandeling wordt voorgelegd. De besprekingen zijn kort en overzichtelijk en het vele toelichtende materiaal verduidelijkt ze op een uitnemende wijze. Een breed literatuuroverzicht geeft inlichting over verder studie-materiaal, wanneer men dat noodig heeft. Wat hier geboden wordt is echter ruim voldoende ter algemeene voorbereiding. Wie dit boek kent weet te onderscheiden en te definiëeren en zal op de theoretische vragen van het mondeling examen bevredigend kunnen antwoorden.

Eindelijk moge ik in dit verband nog wijzen op een uitgave van mijzelf, die, naar steeds gevolgde gewoonte in ons blad toch door mij zou moeten worden aangekondigd:

TlenJaren-OoSt door Dr G. Tazelaar.3)

Dit boek behandelt ©en aantal belangrijke romans van de laatste tien jaren, nederlaadsche en groot-nederlandsche (Vlaamsche en Afrikaansche boeken dus). In de inleiding wordt de keuze gerechtvaardigd. „Zal eenige literaire uiting belangrijk zijn, dan moet ze in elk geval technisch en cul-

tureel wat beteekenen: technisch in een voldoen aan de formeele eischen van taal, stijl, compositie, bewerking; cultureel, in een spiegelen van zekere geesteshouding of tijdsstrooming. En in dezen zin belangrijk zijn, dunkt mij, al de in het navolgende besproken romans."

De stof werd gerangschikt rondom de Auteurs, vooral ten bate van studeerenden, voor wie eenige nadere aanwijzing omtrent de persoonlijkheid, die achter het werk staat, niet ondienstig is. Ook werden bibliographische opgaven toegevoegd, om meer relief te brengen in het behandelde. Noch het een noch het ander voert echter een pretentie van volledigheid. „Meer dan een verzameling opstellen over belangrijke romans van de laatste tien jaar is dit boek niet en wil het ook niet zijn". (Testreefd is naar een overzichtelijke en principieele behandeling van zulke boeken, die op examens doorgaans aan de orde komen en door de in-literatuur-belangstellenden zijn gelezen. Ook — en niet in de minste plaats - — is dit boek voor deze laatste categorie van lezers bestemd.

Achtereenvolgens zijn er opstellen over: ïsr. Querido, „Simson de Godgewijde", öimson ontreddering", „Het volk Oods-van Armen en Rijken"; Top Naeff, „Letje" en „Klein Avontuur"; C. en M. Scharten—Antink, „Het Leven van Francesco Campana"; Carry van Bruggen, „Eva"; Marie van Zeggelen, „Bij het hart van Indië", , , De Plaetse aan de Vecht", „Twee Amsterdamsche Joffers"; R. van Genderen Stort, „Kleine Inez", „Hinne Rode", „Het Avontuur"; Arthur van Schendel, „Het Fregatschip Johaima Maria"; A. M. de Jong, „Kruisende Wegen"; Ed. Coenraads, „Fakkeldragers"; Alie van Wijhe Smeding, „De Zondaar", „ïijne van Hilletje", „De ontmoetingen van Rieuwertje Brand", „De Domineesvrouw van Blankenheim"; Herman de Man, „Het Wassende Water"; Antoon Gooien, „Peelwerkers", „Kinderen van ons volk", „De rauwe Grond"; Ina Boudier-Bakker, „De klop op de Deur"; Stijn btreuvels, „Werkmenschen", „De teleurgang van den Waterhoek", „Alma met de vlassen haren"; Felix Timmermans, „De Pastoor uit den Bloeyenden Wijngaerdt", „Schoon Lier", „Naar waar de appelsienen groeien", „Pieter Brueghel"; Maurits Sabbe, „Vlaamsche Menschen"; Antooö Thiry, „Pauwkes Vagevuur"; Jochem van Bruggen, „Ampie, die natuurkind", „Ample, die meissiekind".

Al deze boeken behooren tot de niet-christelijke romankunst. Het werk der christelijke auteurs, van wier kunst, getuige herhaalde artikelen in deze rubriek, ik zeker ook veel belangrijk acht, bleef geheel terzijde, omdat mij bekend is, dat een van onze christelijke essayisten aan de afzonderlijke bespreking daarvan' in boekvorm bezig is.

Ik vlei mij, dat de examinandi, op wie ik in dit artikel in het bijzonder het oog heb gehad, ook aan dezen bundel iets zullen hebben.


1) Verzameld door J.. H. v. d. Bosch en Dr C, G. Jl. de-Vooys, uitgeg. door de U.M. „Holland" te Amsterdam.

2) J. B.-Wolters, Groningen, Den Haag, Batavia.

3) Uitg. Gebr. Zomer & Keuning's U.M., Wageningen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 juni 1932

De Reformatie | 8 Pagina's

Voor hen, wièn een examen wacht.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 juni 1932

De Reformatie | 8 Pagina's