GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Goethe en Darwln.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Goethe en Darwln.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het mag bij den eersten oogopslag eeniga veiwondering wekken, dat in dezen titel naast elkanider worden gesteld de namen van twee mannen, die zoo weinig met elkander gemeen schijnen te 'hebben en op zoo verschillend gebied des levens werkzaam zijn geweest. Op welk terrein kunnen de geniale dichter en de trouwe natuurvorscher elkander ontmoeten, waar bieden hun geestösproductein punten van, aanraking en. overeenkomst?

Het is niet de natuuronderzoeker geweest, die zich in stille uren aan poëtische neigingen, te buiten ging, maar het was de dichter, die-naar den universeelen drang van zijn wezen, zich niet a, ]leen aan poëzie en staatsmanskunst gaf, maar zich ook zoo haitstochtelijk wierp op bepaalde gebieden van natuurwetenschap, dat hij hierin meer wist te bereiken dan een middelmatig vakmensch of een begaafd dilettant.

Zijn aandacht schonk hij aan de levende natuur, maar ook aan het doode gesteente, aan ontleedr kunde en natuurkunde tegelijk. Met welk een hardnekkigheid heeft hij zijn kleurentheorie tegenover de mannen van het vak verdedigd en volgehouden, hoe trotsch was hij ook in latere jaren nog op de ontegenzeggelijk zeer belangrijke bijdrage, die hiji - had geleverd voor de vergelijkende ontleedkunde in de vondst van het tusschenkaaksbeen bij den mensch! Goethe's liefde tot de natuur leidde hem tot een zeer intensieve natuurstudie, en het is op het gebied der theoretische natuurbeschouMng, dat zijn ideeën door latere geslachten zoo gaarne vergeleken werden met die van Darwin. Zoo worden Goethe en Darwin hier niet voor het eerst in een natuurphilosophisch • verband gebracht, integendeel, het zijn reeds Haecfcel en zijn sclïool geweest, die er zich zioo gaarne op beriepen, dat Goethe reeds lang tevoren ideeën had gekoesterd en vermoedens had uitgesproken, die eerst veel later door Darwin in meer wetenschappelijken vorm waren gegoten en opgebouwd tot een , .goed gefundeerde biologische, hatuurphilosophische theorie. Dat Haeckel en de zijnen daartoe kwamen. is niet zoo verwonderlijk, want het is een oude ervaring, dat, wie met koesterende liefde een theorie heeft grootgebracht en ingang heeft doen vinden, zoo gaarne in uitspraken van derden (meest grooten van geest!) een onvermoede bevestiging daarvan zien, en met goedkeurende instemming [daartoe strekkende citaten aanbrengen ter geschikter plaatse. Inderdaad is in Goethe's dichterlijk werk meer dan één regel te vinden, en in zijn biologische studiën meer dan één junt aan te wijzen, welke met darwinistische, theorieën in overeenstemming schijnt.

Zoo gaat het hier niet over een onverkwikkelijken prioriteitsstrijd aangaande't, , Urheber"schap der evolutietheorie, maar om het feit, dat Goethe als .gezaghebbend genie door het darwinisme als voorlooper is opgeëischt en gehuldigd.

Wie nu den zin van het darwinisme heelt gegrepen en iets van Goethe's natuurgevoel en - beschouwing > kent, neemt waarschijnlijk met eenige bevreemding biervan kennis, en is misschien geneigd tot een nadere beschouwing van de vraag, of .dit inderdaad met recht is geschied.

* Vraagt pien zich af, hoe men er toe kwam, Goethe voor het darwinisme te willen inpalmen, dan moet allereerst gelet op den sterken nadruk, die de eenheid der organische natuur en de onderlinge verwantschap der verschillende organismen in Darwins overleggingen kreeg. Deze eenheidsgedachte nu van de natuur vindt men bij Goethei herhaaldelijk terug, ja men kan zeegen, dat zij een zeer essentiël bestanddeel van zijn natuurbeschouwing is. Die eenheidsgedachte was echter bij Goethe niet het resultaat van jarenlange biologische studiën, de vrucht van veel diepzinnig gephilosopheer, maar het was bij hem een intuïtieve, en dus onmiddellijke, min of meer mystieke natuurconoeptie. Het schouwende zienersoog van den grooten dichter ontdekte telkens weer opvallend© verwantschap tusschen allerlei vormen en organismen, die niet toevallig kon zijn. •

Maar ook Goethe was niet de eerste, die achter dei innerlijke verwantschap van al die levensvormen een gesloten eenheid vermoedde', die toeliet ze alle met elkaar in verband te brengen, en van elkaar af te leiden. Het was de groote Koningsberger wijsgeer Kant, die het eerst deze mogelijkheid duidelijk heeft doorschouwd en ervan gewag maakt in zijn werk, zij het als een louter theoretisch je.construeerde mogelijkheid. Het is verrassend en verbluffend tegelijk, hoe Kant reeds alle denkbeeMen heeft geopperd, die Darwin later in een voUedigi uitgebouwde theorie heeft verwerkt.

Immers Kant noemt 't prijzenswaardig aan de hand van een vergelijkende, ontleedkunde ide groote schepping der georganiseerde natuur door te. nemen, om te' zoeken naar het gemeenschappelijk schema, dat, waarlijk niet alleen voor bet beenderenstelsel, er aan ten grondslag schijnt te liggen. De bewonder renswaardige eenvoud van het bestek, waarin door verkorting van dit en verlenging van dat, door ontwikkeling van deze of van gene deelen, een zoo groote menigvuldigheid van species is voo'rtgebracht, wekt de zwakke hoop, dat hier iets van de werkwijze der natuur zou zijn „af te kijken". De analogie der vormen, vo-orzoover deze bij allei verschil toch naar een gemeenschappelijk oerbeeld schijnen geschapen, versterkt het vermoeden eener werkelijke verwantschap, in een trajjs gevrij ze „Annaherung" der diersoorten tot elkaar, van den mensch , tot poliep. Den „archaeoloog der natuur" staat 't volgens Kant vrij om uit de overgebleven sporen der oudste veranderingen alle vorjaien-te laten , ontspringen, en zich in te denken hoe uit minder doelmatige wezens weer andere voort' kwamen, die meer in overeenstemming waren met het , milieu waarin, en de biologische verhoudingen waaronder ze leefden.

Kant .geeft hier dus in principe reeds al de voornaamste .punten van Darwin's veel later opge> stelde theorie aan, zelfs de descendentie-gedachte en de ontwikkeling van ondoelmatige naar doelmatiger vormen — echter meer als een mogelijkheid, welker nader onderzoek niet meer opj zijn' weg ligt. Hij noe-mt het zelfs een gewaagd avon^ tuur der .rede, en zoo duurde het nog lang, eei die , archaeoloog der natuur in levenden lijve verscheen, het gewaagde avontuur bestond" en de; verbaasde wereld al deze door Kant genoemde mogelijkheden in theoretisch verband als wetenschappelijke waarheid voorhield.

Waar het echter voor ons thans op aankomt, is, , dat Kants logische geest, zonder een zweem van dichterlijk© visie, de eenheid van alle organisch leven reeds _ziet, en de innerlijke verwantschap der prganismen onderkent.

Het is nu deze eenheid in de veelheid, de inner-

lijke verwantschap van al het geschapene, die Haecfcel in Goethe's natuurbeschouwing zoo duidelijk uitgesproken vindt, en die hem hier darwmistiscbe sententies doet vermoeden. Daarbij is natuurlijk niet het voornaamste het ©en of andere vers, waarin Goethe de eenheid der natuur dichterlijk doorleeft, want zulk ©en dichtedijke uitspraak heeft uit den aard der zaak te weinig hewijskracht. Vooral echter werden zulke ve.nnoedens gewekt door zijn streven om alle organismen van een oervorm af te feiden. Voor zijn dichterlijk oog worden d© natuurvormen dynamische grootheden, die langs den weg, van organische veraiidifr ring, ontwikkeling, in elkaar overgaan. Zoo moeten all© planten ten sloti© tot één pjant te heii< leiden zijn, en aan de plant - alle deelen tot ééji deel, en hier stuit men dan op de Goethiaansch© oerphenomenen, waarvan door metamorphose n alle bestaande vormen kunnen wordem^ aigeleid.

Voor den genialen kunstenaarsblik van Goeth© vloeien al de verschiUende natuurvormen als Jiet ware samen tot één vorm_, maar die vorm is niet zoo iets als ©en grootste gemeen© deeler, als iets door additie ©n substractiie ontstaan, maar ^e i's •het'eeuwige oerbeeld, het groote model, waarnaar door de scheppende krachten der wereld de individueele vormen weiden gemodelleerd. Dit oerphenomeen is dus niet misschien een heel oude stamvorm, die in een grijs, verleden heeft bestaan, het is veeleer iets als de substantiëele vorm van den groeten Aquinaat. Daarop duiden tenslotte ai do gemeenschappelijke trekken, die men aantreft bij de organismen, en die het ook werkelijk mogelijk schijnen t© maken ze op penzelfde model, éénzelfde type te herleiden. Zoo zoeht .Goeth© langen tijd naar de oerplant, d.w.z. de plant, die als model en .prototype van alle bestaande planten zou kunnen gelden. En al is deze oerplant eenjerzijds ook meer dan een bleeke Abstractie — im^ mers hij zocht er naar op ^et veld, en meent zelfs een oogenblik haar in Ralermo. gevonden te hebben — anderzijds krijgt ze in .zijn "beschouwingen soms ook iets van de platonische idee. H|o© geweldig veel Goethe ook erkent , .vaa Linnaeus geleerd te hebben, diens stelsel is Jiem t© star, hij ziet in d© natuur méér dan ©en volledig gedetermineerd plantensysteem, veeleer overal gedaante^ verandering, ontplooiing en ontvouwing van gestalten. Hij schouwt — en het, is het charisma van het genie —, hoe uit d© een© gestalte , door om.vorming en ontwikkeling al de andere .zijoj te win(nen. Langs dien weg is in .de veelheid der natuur de eenheid terug te vinden'. En wanneer hij voor de kenschetsing van het verband daartusschen spreekt van metamorphosen, dan' zijn dat de afleidingen van de verschillende vormen van elkaar, dan is dat de weg, waarlangs het typ© zich verbijzondert tot het bestaan van het enkele organisme. Deze verbijzondering van het groote .model .naar het individueele bestaan noemt Goeth©, wel niett geheel ten onrechte, ontwikkeling', evoluti©. Zijn vormleer (morphologie) is een typologie, ©en leer van het typ©, van het : model, en' de metamorphoisen daarin zijn op te vatten al's ideëel© afleidingen.

De gelijkenis van Goethe's opvatting met het darwinisme zal uit dez© uiteenzettingen wel voldoende gebleken zijn. Zij betreft dus de herleiding der verschillende vormen van elkaar, men Jian ook zeggen het begrip der ontwikkeling, evolutie. Maar in den inhoud van dat hegrip ligt ook het principieel© verschil. Goethe licht het toe, zooals bleek, met de metamorphosen. Dez© pu zijn omkeerbaar: immers uit al de verschillende organismen zoekt hij: h'et type te erueeren, '©n van het type leidt hij de individueele vormen weer af. In volkomen tegenstelling daarmede zijn de vormafleidingen .bij het darwinisme volstrekt on-omkeerbaar. Immers het darwinisme stelt aan het begin der biologische ontwikkeling d© oudst© vormen, die thans niet meer bestaan^ maar zich in de .geschiedenis ontwikkeld hebben tot fi& thans bestaande, meer doelmatige. De ontwikkeling der vormen is dus bij het darwinisme een historisch© werkelijkheid (phylogenese), bij Goethe een ideëel verband /typologisch). Het darwinisme is transfer m i s t i s c h: de vormen gaan reëel in elkaar over, Goethe's beschouwing is zoo niet, hij hem zijn die .overgangen ideëele verbanden. Ook hiji spreekt van ontwikkeling, maar evengoed' als (om een voorbeeld van R. Otto te .gehruiken) men kan zeggen, dat de romaansch© kruiskerk zich uit de antieke basiliek heeft ontwikkeld, zonder ; dat ooit een werkelijke transformatie heeft ^plaats gehad, is zijn ontwikkelingsidee niet transfórmistisch. Zijn oerphënomeen is als een thema, dat in d© verschillende vormen telkens verschillend wordt gemoduleerd, een „Leitmotiv", dat telkens weer doorbreekt.

Men moet toestemmen, dat enkel© uitsprakeiL van Goeth© wel ©en transformistischen klant hebben, maar het lijdt toch geen twijfel, of zijii voonbeschouwing als geheel onderscheidt zich juist van de darwinistisch© door het gemis van het transfórmistisch .teeken.

Dat wordt ©enerzijds bevestigd door het feit_, dat zijn leerlingen het transformism© als een dwaz© .en nevelachtige hypothese afwezen.i), ea is anderzijds geheel in overeenstemming met zijn artistieke natuurvisie. Niemand zal bestrijden, dat in zijn conceptie der natuur een ontwikkeling, die alleen beheerscht wordt door mechanistisch© wetten, niet past, en, zulk een ontwikkelingsidee heeft Goethe dan ook nooit gehuldigd.

De moderne natuurwetenschap heeft gemeend goed te doen d© typologische natuurbeschouwingi van Goethe in de phylogenetische van Dar-win m Haeckel over te' voeren. Naarmate-dit beter geilukte, scheen de typologie aan belangrijkheid in te boeten, tot ze eindelijk bijna geheel ia het vergeetboek .raakte. Maar nu de papieren der phylogenetische .rijen weer dalen, en de evolutie-hypothese wankeler komt te staan, blijft Goethe's on, twikkelingsgedachte nog onaangetast.

Het is waar, dat zij anenig probleem niet tot oplossing brengt, maar daar staat tegenover, dat zij de biologie niet tot een historische weteniSchap maakt. Bovendien echter beeft zij voor het Christelijk© denken een bijzondere aantrekkingskracht, omdat zij vormovergangen in d© natuur erkentj zonder in transformisme te vervallen, omdat zij op voornamer wijze dan het - darwinisme, in de veelheid der verschijningen d© eenheid weet terug te vinden, bovenal echter, omdat voor haar de vormende , en scheppende krachten der natuur niet zijn de wétten eener mechanisch© causalits'it, en omdat ze achter de planmatigheid van ^1 het levende met hartstocht zoekt naar het plan, zelve, terwijl het darwinisme, zooals ik in ©ea vorig ai*tikel aantoonde, juist uit de verklaring der planmatigheid der natuur bet meer voor de hand liggend© verkl'aringsprinciep', n.l. bet plan zoekt weg: te werken en te verstuiven over het schema van oorzaak en gevolg.

Apeldoorn.


') Otto. Sünde und Urschuld, blz. 196.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 oktober 1933

De Reformatie | 8 Pagina's

Goethe en Darwln.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 oktober 1933

De Reformatie | 8 Pagina's