GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De Praedestinatie.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Praedestinatie.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

In de pracdestinatie liebben wij te doen met dien God, Wiens oordeelen ondoorzoekelijk en Wiens wegen onnaspeurlijk zijn.

Als wij dat uitspreken, iiebben wij daarin in onze dagen v< e\ iels méér dan vroeger den geest van onzen tijd mee. En het lijkt ons niet ondienstig, daar even speciaal de aandacht op te vestigen. Niet alsof wij voor ons praedestinatiegeloof den steun van den tijdgeest zouden behoeven. Dat allerminsl! hls het moet, dienen wij ook dwars daartegenin die l^-Cli^deU^^ IC hilU'^l''"'''^''^ Af(»nv tr> r, b •^'•pi'rlior»!' het wel opmerkzaamheid, dal velen thans met veel meer sympathie tegenover iets als de praedestinatie staan. Eenerzijds gaal het daarin immers om iets ver blij dends, inzoover het hen mogelijk meer ontvankelijk maakt voor wat wij als Gereformeerden dienaangaande belijden. Anderzijds betreft het hier iets, waarvoor wij wel op onze hoede dienen te xijn, inzoover het gevaar groot is, dat van jjraedesünatie wordt gesproken, terwijl daarmee iets bedoeld wordt, dat van het schriftuurlijk, gereformeerd praedestinatiegeloof hemelsbreed verschilt. Daarom deelen wij in dit artikel beknopt iets mee over enkele praedestinatie-beschouwingen van dezen tijd,

Daar is een tijd geweest, dat het praedestinatiegeloof wel als het meest absurde en ergerlijke gold, .dat zich denken liet. Een God, Die verkiest en verwerpt, dien Hij wil, een God, krachtens Wiens besluit daar die tweeërlei mogelijkheid bestaat, de mogelijkheid van voor eeuwig behouden worden èn van voor eeuwig verloren gaan, was wel het laatste, waar men aan wilde.

Het was de bloeitijd van het humanisme, d.w, z. Van die levensbeschouwing, waarbij in den meest volstrekten zin de mensch als de maatstaf van alle dingen geldt. Dat humanisme hield er nog wel terdege zijn religie op na. Maar ook die religie droeg vanzelf een doeren door humanistisch cachet. Ook daarin gold „het echt-menschelijke" als het hoogste.

Nergens kwam dat duidelijker in uit dan in het beeld, dat men zich van God had gevormd. Ook dat Godsbeeld was volstrekt gehumaniseerd, vermenschelijkt. Hier paste precies wat in Psalm 50 zoo scherp verwijtend door God gezegd wordt: „gij meent, dat Ik ten eenenmale ben, gelijk gijl". Inderdaad, men meende, dat God ten eenenmale was als wij menschen.

Dat bleek allereerst hierin, dat men niet het minste oog iiad voor het verborgene, het geheimzinnige, het raadselachtige in God, Men was meer en meer in den waan geraakt, dat men van mensch en wereld langzamerhand wel zoo wat alles te welen was gekomen. En zoo meende men in even gelijken zin ook wel zoowat God volledig te kennen en te doorgronden. En zooals voor het vorschend verstand ongeveer nergens meer raadselen waren overgebleven, zoo waren er voor het humanisme ook in Gods doen zoo goed als geen raadselen meer.

Maar behalve verinlellectualiseerd, was dat humanistische Godsbeeld ook geheel vermoraliseerd, D, w.z, op God werden ook zoo. maar zonder meer overgebracht onze menschelijke zedelijkheidsbegrippen en dan nog speciaal de oppervlakkige, moralistische zedelijkheidsbegrippen van den ncgentiende-eeuwschen humanist,

Gods vaderliefde gold algemeen als de grondleer van het Christendom, Maar de voorstellingen daarvan waren zuiver antiiropomorphistiseh, d, w, z, zuiver aan het menschelijke aangepast, In de school b, v, van Ritschl, één van de toonaangevende godgeleerden aan het eind der vorige eeuw, werd het sleeds weer als de verdienste van de leer van Jezus, tegenover het Oude Testament, voorgesteld, dat bij Hem uit het Godsbeeld volledig was uitgezuiverd alles wat ook maar eenigszins viel buiten de sfeer van onze menschelijke zedelijkheid. Ja, de gemeenschap met God werd veelal zelfs vóór alles gezien als het middel bij uitnemendheid voor de menschelijke zelfhandhaving, zij het dan in hooger zin.

En eindelijk droeg het Godsbeeld hier óók een sterk oplimistisch karakter. De zonde gold voor God niet als zonde, maar als een zedelijke onvolmaaktheid. En zooals al het onvolmaakte in deze wereld in den weg van evolutie straks overwonnen zou worden, zoo zou God er óók wel voor zorgen, dat onze menschheid die zedelijke onvolmaaktheid, die gewoonlijk als zonde wordt aangeduid, op den duur te boven zou komen en God zou zijn „alles in allen".

Hel spreekt vanzelf, dat bij een dergelijk Godsbeeld van praedestinatie moeilijk sprake kon zijn. ^^'ant dat past in het kader van dit inoralivisch, optimistisch humanisme natuurlijk hoegenaamd niet. Praedestinatie, en dat dan genomen in bijbelsch-reformatorischen zin als het eeuwig besluit Gods der verkiezing èn der verwerping, trekt nu eenmaal een scherpe scheidslijn, beteekent nu eeu' maal een geweldige crisis. Er is hier in dien uiterlijken zin geen eenheid van lotsbedeeling voor al de menschen. Er wordt hier, hoe dan ook en op wat voor grond dan ook, een ontzaglijk onderscheid gemaakt, een onderscheid, niet maar van tijdelijken maar van eeuwigen aard, een eeuwig wel of een eeuwig wee.

Maar het humanistisch moralisme duldde dat niet. Men stond zelf als mensch op het standpunt, dat gerechtigheid beleekende elk een gelijk deel toekennen of anders, in elk geval elkeen precies geven, wal hem rechtens toekomt. En men twijfelde er niet aan, of de zelfde zedelijke maatstaven, die voor ons golden, golden óók voor God. Ook voor Hem beleekende gerechtigheid goed zijn voor de goeden en straffen van de kwaden, terwijl dat laatste, die straf dan echt in den moralistischen geest van dien tijd gezien werd als iets, dat vóór alles diende tot opvoeding en verbetering. En in het eind zou daarom, zoo meende men, alles toch er op uitloopen, dat de macht van Gods goedheid over allen tegenstand overwint en het met al Gods schepselen tenslotte toch alles terecht komt

Meer en meer is men echter in onzen tijd met een dergelijke zienswijze gaan breken. Het humanisme, althans in dien vlakken negentiende-eeuwschen zin, heeft zijn tijd gehad. En in groot en kring ziet men in onze dagen een anti-humanistische beschouwing veld winnen.

De tijdsomstandigheden hebben daar het hunne toe bijgedragen. Wij leven in een catastrophalen üjd. De rust, het vertrouwen, het optimisme van de voor-oorlogsche jaren is totaal verstoord. Het geloof in den mensch is bij menigeen volledig geschokt. Velen hebben gezien, dat van den mensch weinig te verwachten valt, dat wil er nog uitkomst komen in onze menschelijke misère, het komen moet van iets, dat aan gene zijde van het menschelijke ligt, van „het volstrekt Andere".

En dat heeft ook bij velen geleid tot een volledig gewijzigd Godsbeeld. Van de humanistische Godsvoorstelling van God als „de macht van milde voorzienigheid", als „de goede, zorgzame Vader in den hemel, die alles zoo wijs en verstandig regelt en voor allen zonder onderscheid even tromw zorgdraagt", voelde men maar al te goed, dat die niet paste in een zoo bangen, raadselvoUen tijd, als waarin wij leven. En in plaats daarvan vormden velen zich een geheel andere beschouwing van God, Otto schreef zijn epoche-mncliend boek over: „Das Heilige", Zijn Vaderliefde, zoo liet hij daar zien, is niet datgene wat God God maakt, maar veel meer Zijn heiligheid. En die heiligheid is bij hem niet langer, zooals het vroeger steeds was voorgesteld, Gods zedelijke volmaaktheid, maar, wat hij noemt „het numineuse", het raadselachtige, het geheimzinnige, het tegelijk fascineerende èn huiveringwekkende mysterie in God, En daarom is er ook voor den mensch geen sprake van, dat hij God ooit kan narekenen, Gods doen gaat ons menschelijk begrip oneindig ver te boven. Hel eenige, wat ons ertegenover te doen staat, is in aanbidding tegenover Gods volstrekte majesteit te zwijgen.

Dergelijke tonen beluistert men in onze dagen ook in het kamp van de dialectische of Barthiaansche theologie. Ook daarvan ma_g gezegd worden, dat zij een uitgesproken anti-humanistisch karakter vertoont. „God moeten wij God laten", is de leuze, die men daar telkens weer aanhief. En met instemming werd herhaaldelijk het woord uil den Pi-ediker aangehaald: „God is in den hemel en gij zijt op de aarde", M, , a, w, daar is tusschen God en mensch een oneindige afstand, die maakt, dal niets grooter dwaasheid is dan onze menschelijke categorieën, ook b.v. onze menschelijke begrippen van - zedelijkheid en recht, op^God toe te passen.

nologie van God als „das Jenseits vom Guten uM Bösen", d.w.z. datgene, waar de tegenstelling van goed en kwaad ophoudt te bestaan.

Of men verklaart met Kierkegaard, dat in de religieuze sfeer de zedelijke categorieën zijn opgeheven, m.a.w. dat iets, dal wij in ethischen zin veroordeelen, in religieuzen zin noodig en goed kan zijn.

En zoo komt hier dus ook veel meer plaats voor een begrip als praedestinatie. Dat God niet gebonden is aan ons menschelijk doen, maar doet, wat Hem behaagt, dat Hij niet Zijn genade bewijst aan hen, die naar ons oordeel zich dat door hun zedelijke praestaties waardig hebben gemaakt, maar eenvoudig aan diegenen, die Hij in souverein welgevallen daartoe verkoos, spreekt hier vanzelf.

Die praedestinatie krijgt hier dan wel een merkwaardig, geheel onschriftuurlijk karakter. Er zijn niet verkorenen èn verworpenen. Verkiezing en verwerping zijn de twee gezichtspunten, van waaruit één en dezelfde mensch kan worden gezien: verworpen in zichzelf, ondanks al zijn menschelijke goede kwaliteiten, en verkoren krachtens goddelijk erbarmen, ondanks al zijn zonden en verlorenheid.

Maar die praedestinatie is hier in elk geval weer het allesbeheerschende. Wat over den mensch voor de eeuwigheid beslist is niet, wat hij is in zichzelf maar uitsluitend, wat' hij is in het oordeel Gods.

In ons land gaf b.v. Dr Noordmans in dien geest een zeer merkwaardige studie over „Praedestinatie" in zijn boek: „Geestelijke Perspectieven". Het hart van het Evangelie, zoo Iaat hij daar zien, is, wat Jezus gezegd heeft in Zijn gelijkenis over de arbeiders in den wijngaard: „alzoo^ zullen dei laatsten de eersten zijn en de eersten de laatsten". En waarom kan dat? Omdat God een God is, die, zooals die eigenaar van den wijngaard, zeggen kan: „Is het mij niet geoorloofd om met het mijne te doen, wat ik wil? ", ©en God, die alles omkeert, die juist andersom doet, dan wij menschen zouden verwachten, die de rechtvaardigen verwerpt en de goddeloozen verkiest.

En het meest merkwaardig zijn in dit opzicht wel de beschouwingen van Dr Snethlage in zijn boekje: „Het anli-ethicisme van Aulén". Snethlage is één van de meest linksch georiënteerde moderne theologen in ons land. Maar zijn modernisme is een totaal ander dan het humanistisch modemisme van de vorige eeuw. Ook hij beweegt zich in zeer uitgesproken anti-humanistische richting. Op het voetspoor van Scholz ziet hij G< xi als „das Daimonische", als een God van de meest volstrekte willekeur. Inplaats van de sentimenteele opvat-

114 ting van Gods Vaderliefde als een liefde, die allen hetzelfde geeft, ziet hij die Vaderliefde veel meer als de uitgesproken voorkeur van God voor diegenen, die Hij nu eenmaal naar Zijn goddelijke vrijmacht als Zijn kinderen verkoos, met volstrekt voorbijgaan van de anderen, die nu eenmaal krachtens diezelfde ongelimiteerde vrijmacht daarbuiten vallen. Daarom is, volgens hem, het grootste euvel van heel de negentiende-eeuwsche theologie geweest, dat zij afgebogen is van de lijn Jezus, Paulus, Augustinus, de Jansenisten, Calvijn, wil men, dat zij prijsgegeven heeft de praedestinatiegedachte. Want zoo één trek van het Christelijk Godsbeeld van belang is, dan is het, volgens Snethlage, wel die der praedestinatie, waarin immers het duidelijkst Gods volstrekt souvereine majesteit zich manifesteert, waarin God het duidelijkst zich openbaart als „de volstrekt Andere" dan wij menschen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 januari 1934

De Reformatie | 8 Pagina's

De Praedestinatie.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 januari 1934

De Reformatie | 8 Pagina's