GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VROUWENVRAGEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VROUWENVRAGEN

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Over Vrouwenzending.

Vandaag noodig ik u allemaal bij' me op bezoek. Ja zeker, al m'n lezeressen. De gemakkelij'ke stoelen staan klaar en bij den lekkersten banketbakker van de stad (het is een gereformeerde!, hoor!) heb ik de koekjes laten halen: heerlijk-gevulde turfjes, knappende boterkoekjes, en kaas^ bolletjes voor wie toevallig juist aan een vermageringskuur bezig is. Want ik heb graag, dat er niemand thuis blijft; de zaak, die ons samenroepi^ is te belangrijk.

Wat het dan toch is, waarover we samen moeten pralen ?

Herinnert u zich nog den vreugdigen Meisjesbondsdag van het vorige jaar, toen meer dan achtduizend gereformeerde meisjes de groote Nenytohal te Rotterdam vulden? Dat was een heel bij^ zondere toogdag; bijzonder door het samenzijn, allen tegelijk; in die ééne groote zaal; bijzonder door den jubileumglans van het 20-jarig bestaan; bijzonder ook nog om iets anders.

Want de meisjes hebben dit vierde lustrum wel op heel aparte wijze gevierd. Zóó sympathiek, zóó echt christelijk, dat het ons, ouderen, beschamen moet.

Maanden voor den Pinkstermaandag zij'n ze aan het sparen gegaan. Op alle kleine en groote plaatsen, waar Gereformeerde meisjes wonen, vanaf het Eriesche Paesens tot aan het Zeeuwsche Axel, stond op de vereenigingstafel de bus en elke week gingen in die bus de centen, de halve stuivers, misschien eens een enkel dubbeltje, voor de jubi-

leumgift. O, ik denk, als al die viei-duit-stukken en die Alexander-de-kopersmid-munten met de enkele zilveren dubbeltjes-steiren er tu& sclien, eens uitgestald wai-en op den Nenytohal-vloer, dat er dan geen plaats voor een paar meisjesvoeten meer over zou zijn gebleven. En dat de sprekers wel weer huistoe hadden kunnen gaan, want wat hebben dooie centen nu aan een opwekkend woord!

Wat zegt u? Dóóie centen? Geen sprake van! Al die denkbeeldig daar uitgespreide mimtstukken, zij léven! En zij spreken! Een taal-zonder-wooirden, maar even welsprekend als de eclatante redevoeringen van Minister Colijn, de Wilde en Bijleveld tezamen. Want zij spreken een taal van jonge, toegewijde liefde

Stel je voor, in enkele maanden üjds hebben die meisjes bijeengebracht zevenduizend gulden. Zegt u dat nog eens langzaam voor u heen: zeven-duizend-gulden. Bijeengebradit door jonge meisjes, met de kleinste munten van ons Nederlandsche geldstelsel. En dat geld was niet voor het opsieren van het eigen bondshuis; ook niet voor het stichten van een vacanüehuis in de bosschen naast het zomerhuis aan zee. Zelfs niet voor een bibliotheekfonds ten behoeve van arme vereenigingen, neen, dat geld was voor — ja voor wat? Voor de inheemsche vrouwen en meisjes in ons Indiê

Oooh, voor de Zending dus. Nou, dat 's aardig geweest van die meisjes. Maar wat he'bben wi| daar nu mee te maken, wij hebben toch immers ons leven lang al voor de zending gegeven? Hoort u maar eens: ik geef voor de Soembaweek en in de Pinkstercollecte, iemand komt een bij'drage voor het Zendingsblad bij' me halen, en dan is er nog de kwitantie voor den Zendingskring en na Nieuwjaar de Zendingskalender, die altijd in de keuken hangt. En dan, o ja, dat ook nog, de bijdrage voor het Zendingshospitaal en voor de linnenkast en het jongetje dat eiken Zaterdag z'n busje presenteert! Me dunkt, het is een respectabele lijst. Natuurlijk, 't blijft aardig van die kinderen om dat bij' elkaar te brengen, maar aan de lengte van m ij n bijdragenlij'stje iicomen ze toch in lange na niet toe.

Ja, mevrouw, e n t ó ch hebben di e j o n g e toetsjes gedaan, wat wij, u en ik, al de jaren door verwaarloosd hebben! Natuurlijk, wij hebben gegeven, jaren achtereen, voor de Zending. We hebben ook wel eens de plaatjes van het Zendingsblad bekeken, misschien in z'n algemeenheid regelmatig er voor gebeden. Maar — maar — hebben we het zendingswerk wel ooit in ons hart gekoesterd?

Neen, laten we ons nu niet verbergen achter onze uitstekende kerkelijke Zendingsorganisat i e. Die is in orde, tip-topi En de deputaten zorgen prachtig. Maar bij ons, gewone kerkleden, hoe is het daar? Leeft daar de liefde, de drang tot mee-leven en mee-bidden? Zijn we blij, als er een zendingsarbeider weerkeert met verlof en ons vertelt van de vele overwinningskansen die er zijn voor Christus en Zijn Woord? Is er vreugde bij ons over de ééne, de tien, de twintig zondaren, die zich bekeerd hebben en den doop der vergeving van zonde door Christus' bloed hebben ontvangen? Juichen wij mee, omdat de velden wit zijn en de oogsttijd roept om arbeiders? Worstelen wij mee in gebed en in gave om do macht van den Booze te bestrijden, daarginds aan het front, waar Christus als de Ruiter op het witte paard voortgaat ter overwinning?

Och, als we eerlijk zijn, dan Ik diu-f het liaast niet neerschrijven en toch moet het: de zending is onder ons nooit populair geweest. O ja, wij deden onzen plicht, maar ons hart, waar was dat?

En daarom is het nooit tot ons doorgedrongen, dat ons zendingswerk in hoofdzaak eigenlijk zending onder mannen is geweest!! En dat de inlandscbe ^'rouw — overgeslagen werd

Soms, in de allergunstigste omstandigheden, wanneer ze bijv. tot den adel behoorde, kwam ze als kind naar een zendingsschool. Daar hoorde ze dan van den Heiland der wereld, Die ook gekomen was voor haar. Maar ach', ze was nog maar een kind, de indrukken vervluchtigden en na den huwelijksdag werd ze opgesloten in het huis van haar man of in de dessa. Niemand bracht haar meer de boodschap van heil en van vrede door 't bloed van Toewan Jesoes. De zendingsarbeiders zijn immers bijkans alle mannen? En een andere man dan haar eigen heeft geen toegang biji de mohammedaansche vrouw.

Zoo bleef ze alleen, vergeten. En ze leidde haar leven van berusting. Ja, berusting. Dat woord' spelde ze in alle vormen. Want wie Kjdt er als de inlandsclie vrouw? Eens is ze een jong meisje geweest, maar zonder idealen. Al vroeg kwam haar huwelijksdag. Toen haar vader een geschikte bruigom ('lees: kooper) had gevonden, onverschillig of het een jonkman of een afgeleefden grijsaard, een man, die voor het eerst een vrouw tot zich neemt of iemand, die aan z'n tiende toe is, is ze gegaan. Voor hoelang? Want ach, elk oogenblik is haar leven, haar positie in gevaar. Als ze eens ziek mocht worden en ze zou naar het ziekenhuis moeten, en de beterschap zou wat lang duren, dan kan het immers zijti, dat haar mian ongeduldig wordt en maar'liever een andere, een nieuwe vrouw neemt, en haar verstoot! Ja, hij' kan haar, in een bui van slecht humeur wel wegjagen, als ze tegen z'n zin eens even een boodschap is gaan doen! En bij de vrees voor den man, voegt zich de altijd durende, nimmer aflatende vrees voor de geesten, voor al die boosheden, waarmee de lucht is bevolkt, overdag en 's nachts.

Zoo leeft de inlandsclie vrouw haar leven, jaar op jaar. Zij! wordt geboren, zij trouwt, krijgt kinideren, wordt al of niet verstoeten, vecht met haar gedurigen geestesangst, en sterft. En niemand, niemand zorgde voor haar ziel.

Eens — het is al weer enkele jaren geleden — heeft de bekende Dr Henry Beets onze zendingsposten bezocht. Hij was enthousiast over wat liij er zag, maar één ding bevreemdde hom., den director der Amerikaansche .Zending, die tientallen vrouwelijke zendingszusters onder zijn r'essort bad; hij zag er zoo weinig vrouwelijke arbeidsters. Wel vei-pleegsters, ook onderwijzeressen, en zenaelingsvronwen, 'die zich ^aven, waar ze konden, maar «een enkele vrouw met een direcHo opdracht tot zendingswerk in engeren zin. En hij' noemde dit, eerlijk en ronduit: een tekort.

Nu, na zoovele jaren, is de toestand eigenlijk nog evenzoo. Neen, toch niet, er is verandtering, kentering ten goede. Gelukkig. Er zijln enkele vrouwen, die zich geven aan dit werk: slechts één, die gesalarieerd is, naar ik meen en de andere, zooials mejuffrouw Baarbé, doen het geheel uit eigen liefdes-drang. Zij financieren zichzelf en het werk er bij!

Maar dat mag zoo niet blijVen. Hier aangepakt worden. Door u en door mij'. moet

Wij, christelijke vrouwen, wier leven overvol is van de goede gunsten des Heeren. !Die niets, en ook niets kennen van den jammer van het inlandsclie vrouwenleven, dank zij het Christendom. Die zelf, Gode zij dank, jubelen in de vergeving der zonden en in de geborgenheid tegen den dood. En die, 'als het goed is, eiken dag in ons morgengebed beloven, ons te willen wijden aan den Heere in alles, wat wij doen.

Welnu, hier i s wat te doen. Openzetten van ons hart voor den geestelij'ken nood van onze inlandscbe zusters en zorgen, dat er helpsters komen. Helpsters, gezonden en betaald door ons, gereformeerde vrouwen van Nederland.

Ziet u nu wel, dat de meisjes ons vóór geweest zijn? Dat zij de o ogen en 'de harten en de portemonnaietjes reeds open hadden, toen wy' nog idommelen? Maar dat zal niet zoo- blijVen! De moeders zullen volgen en de jong-getrouwde vrouwen ook en de grootmoeders, zelfs die zullen niet willen achterblijven T Zouden wij niet met graagte het blijde licht, dat ons leven omstraalt, meedeelen aan vrouwen, die zitten in schaduw des doods?

W. Cr.-d. V.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 maart 1939

De Reformatie | 8 Pagina's

VROUWENVRAGEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 maart 1939

De Reformatie | 8 Pagina's