GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

OPEN BRIEF (II) aan Ds B. A. BOS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

OPEN BRIEF (II) aan Ds B. A. BOS

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice Bos,

Onder „Perssdhouw" Vw vlug ingekomen antwoord opnemende, en daarvoor dankende, wil ik gaarne op Uw opmerkingen ingaan. Den uitgever verzocht ik, dadelijk, nadat de copie van mijn brief nummer I gezet was, U separaat een afdruk te zenden. Ook thans moge ik hem dit vragen.

U vreest, dat een nieuwe zeer ingewikkelde problematiek „wederom wordt aangegrepen onder de gedaante van eenvoudigheid, en waarmee Gods kinderen andermaal worden vermoeid. Waarop U doelt, weet ik niet: m.i. doet het in onze briefwisseling niet ter zake. Mij ging het hierom: inzake de scheuring en de vrijmaking moeten we de zaken weer eenvoudig zien. En ik geloof, dat U in de laatste maanden ze helpt ingewikkeld te maken. Bijvoorbeeld, door te schrijven, dat er van beide kanten gezondigd is. En mede op dien grond te pleiten voor een mondelinge samenspreking met deputaten van wie ons uitwierpen.

Naar mijn meening maakt dit het eenvoudige „ingewikkeld". Dat we allemaal zondaren zijn, dat gelooft ieder onder ons. Maar er zijn zonden, die men liefst bedekt voor de menschen: want men weet: het zfln zonden. Er zijn er ook evenwel, waarvan de bedrijvers zeggen: zonde? niet in het minst, het is Gods wil alzoo te handelen.

Zóó, en niet anders staan de zaken tusschen de synodocraten en ons. Wij zeggen: zonde. Zij: de wil des Heeren. Indien nu hun meening nog zoo is, (en hun handelingen zijn er naar), en naardien voorts onze meening in 1948 inderdaad dezelfde is als in 1944, wat is dan eenvoudiger, dan dat zij het ZEGGEN? Indien ze niet meer zoo denken, wat is dan eenvoudiger, dan wederom dit, dat ze het ZEGGEN? Dit, en niets anders heb ik bedoeld met het eenvoudig maken van de zaken van de kerk. Het geredeneer over zonde, van beide kanten, terwijl men niet zegt: d a t en d a t i s de zonde, maakt de dingen maar ingewikkeld. Het redeneeren, nu al jaren achtereen, door dr J. Ridderbos over zQn verbondsTHEORIE, en straks weer over wat anders, maakt de dingen ingewikkeld. Want het liep in 1944, en het loopt nog in 1948, over de concrete formules van '42 en de daaraan ontleende oorzaken of redenen van schorsing, afzetting, en wat dies meer zij. Meenen de synodocraten nog, dat het tóen de wil des Heeren was, dan behoeven we geen woord meer met hen te praten. Ze hebben dan zelf gezegd: zóó mógen we met deze menschen niet op één preekstoel, in één leerkamer verseeren. Ik wil dus (zooals U ducht) met hen heelemaal geen „vragen" oplossen, laat staan „alle”.

Daarom was mijn appèl op U inderdaad een teruggaan tot de eenvoudigheid. U wilt praten met hen. Ik ook, als ik eerst weet, wat ze zijn en wat ze voor Gods wil houden. Zijn ze niet meer zeker dienaangaande, dan moeten ze het ZEGGEN. Dat ik allerlei dingen „erbij haalde", zooals U klaagt, had zijn aangegeven reden: U wilt, dat we dr Ridderbos c.s. tegemoet komen op een manier, die hij goed vindt, en geesteUjk. Ik meen, dat onze synode de geestelijke wijze heeft aangegeven: U is van meening veranderd. Best. Nu heb ik U een methode aangegeven, die, dat is' gebleken, dr Ridderbos zelf geestelijk geacht heeft; en daarom had ik dien omweg noodig'. Maar U wilt hem niet voorstellen, dien zelfgekozen weg nog eens in te slaan, om vóór de synode op te schieten.

Zeker, we hebben met dr Ridderbos qua individu niet te maken. Maar denkt U ook niet, dat het er wel wat toe zou doen, als we eens zeker wisten, hoe na vier jaren, terwijl hij weet, wat op het spel staat, hij publiek zou spreken, als puntje bij paaltje komt? Ik geloof het wel. De meesten denken ginds in de kategorie van „leiden-volgen"; waarom dan ook dr Grosheide dezen ziekehjken trek zijner omgeving onwillekeurig verried, toen hij, sprekende na de vrijmaking het had niet over de kerken, die de beslissing van Grosheide niet volgen in valsche „tucht", maar over de kerken, die de leiding van K. S. volgen. Dat volgen van een niet critisch gecontroleerde leiding, dat is, en het is de sleutel van heel de misère, DE ellende van 1944 en vervolgens. Driehonderd jaar en langer heeft men in Nederland kunnen en mogen en moeten schiiiven, dat geen synode het recht had, te fungeeren als opperkerkeraad. Toen ik het schreef, heette het — in een rapport — dat ik daarmee niet onduidelijk te kennen gaf, dat ik het gezag der sjoiode niet erkende. Zulke enormiteiten gebeuren alleen, als het heele geval slaapt. Alleen in zulk een situatie kon dr Grosheide den onzin schrijven, dien hij óver Greijdanus schreef, en tégen ds Schilder.

Ik plaats dus niet dr Ridderbos op een te hoog voetstuk, dodh zie zijn mede-banners op een veel te laag voetstuk, als ik, niet theoretisch vermaan, doch factisch constateer, dat de verkenningsdienst tusschen de „Kerke n" vee! voordeel zou hebben van een bericht omtrent de publiek uitgesproken meening (vooral nu, nu synode tegen synode staat, en het antwoord van het Centraal Comité eiken dag te wachten is) van dr J. Ridderbos op scherp gestelde vragen, hoe hij denkt over de rechten des Heeren, terwijl hij zijnerzijds gelijke vragen zou mogen stellen. Hij is wel de meest-intimus van den coneiliehandel van 1942—1944.

En als ik nog iets versta van het begrip „de-minstezijn", dan is dat: di enen-willen. Dan is het „de minste zijn" dus onmogelijk, als we het „dienen" in den weg gaan staan o\f verhinderen. Amice Bos, ik spreek rechtuit: ik geloof nog steeds dat alle contact met de synodocraten, dat voorshands niet schriftelijk en zeer d u i d e 1 ij k en z a k e 1 ij k (d.w.z. op de eigenlijke punten ingaande) is, een verhindering is van het dienen van degenen, met wie U zegt weer vereenigd te wiUen worden. Ik geloof niet, nu weet U het, dat U op de thans voorgestane wijze de minste kunt wezen, zóó, als ik het versta. Ik geloof heel en al aan Uw verzekering, dat U de minste wezen WILT. Maar wat U van onze synode verlangt, dat is wat anders. Het laat de slapers slapen, het laat de zondaars zondigen, het helpt mee, het feit te maskeeren, dat ze ginds alle revisieverzoekers maar hebben laten praten, hoewel zéggende: vraag toch revisie, alzoo onderhoudende art. 31 K.O. Wat ware een „hereeniging", waarbij morgen weer gebeuren kan wat gister is geschied ?

Daarom verschil ik ook van meening met U ten aanzien van de vraag, wat heden in de pers aan ons volk te zeggen is. Er is geen tijd geweest, waarin zoo blindelings gevolgd wordt, en zoo gretig naar een narcoticum gezocht wordt, juist ook in de kerk, en het ambt der geloovigen zoo kahnweg op non-actief gezet wordt, als deze tijd. .Daartegen waarschuwen, en (reeds om hun enkele „Dasein") hinderlijke karikaturen blootleggen, is plicht Temeer, omdat in eigen kring Uzelf en enkelen om U heen b e w ij s gaan leveren, hoe noodig het is, telkens weer naar de essentieele punten het gesprek te wenden. U zegt: de menschen weten het wel. Als U bedoelt: ze kónden het al lang weten, dan zeg ik: Ja. Maar, houd mij dat ten goede, als U af en toe de synodocratische redeneering overneemt op bepaalde punten, b.v. inzake de kwestie van ons al of niet uitgesloten zijn uit het rijk der hemelen, en als ook U dan zegt: ze hebben 't niet gedaan (wat met de feiten strijdt), en dan afgaat op het niet-voltooid-zijn van den tucht-h a n d e 1, terwijl U het móest hebben over den tekst der beschuldigingen, gezien tegen het licht der daarna volgende feiten, wel, dan zucht ik: dat is nu al ettelijke malen met de stukken aangetoond, ook met medewerking der broeders Schelhaas en Bos, die beiden hebben gestemd vóór de resoluties van Groningen, en zie, nog moet het herhaald worden, ook tegen hen. En ik weet, dat die paar ietwat hysterisdhe lieden, die aan gindsche zijde tegen U klagen, dat ze onder de (niet-opgedrongen!) lectuur ach zoo „vermoeid" worden, het niet worden door dat ze via onze pers de kans krijgen hun leiders te controleeren, maar omdat ze nief willen aanvaarden hun verantwoordelijkheid en toch niet met rust gelaten worden.

Gelooft U in ernst, dat er een verschil inmethode tusschen U en mij is ten aanzien van die menschen? Als we gaan praten met de deputaten-Ridderbos •— dat wilt U immers — zonder schriftelijk vast teleggen, wat mede in den naam van diezelfde menschen wordt geproclameerd, Gods eisch te zijn, dan blijven ze zoo. Uw methode — praten •— of de mijne — eerst schrijven — interesseert hen geen zier. De GE­ VOLGEN van '44 interesseeren hen alleen maar, hoofdzakelijk om politieke krachtsmeting en om. de overigens toch wel gesubsidieerde V.U. En voorts interesseert hen het „figuur" van him leiders.

Maar als het gelukt was, de heele business van '44 te beperken tot een stuk of wat, wel, ze zouden zich geen oogenblik bekreunen om het RECHT des Heeren.

Maar nu iets over mijn voorslag aan U.

1. U hebt de besluiten van Groningen niet bij de hand gehad. Mag ik U herinneren, dat ook ds B. A. Bos in een Getuigenis aan alle gereformeerde belijders in Nederland geschreven heeft:

„Dat is wel het ergste, men durft het aan, te verzekeren, dat met schorsing en afzetting „op grond" van artikel 79—80 der Kerkenordening, ons geenerlei vonnis getroffen heeft aangaande onzen staat voor God”?

En ook:

„Dat met deze laatste bewering de waarachtige een-wording van wie thans uiteengeslagen zijn steeds verder uit het gezicht komt” ?

Alsmede:

„Een kerk, die openUjk deze artikelen der K.O. op ons toepasseUjk verklaart, en ook metterdaad toepast, en daarna zich gedraagt, als hield dit vonnis over handelingen, die wij volhielden, geenerlei oordeel over onze afsnijdenswaardigheid, en duS over onzen staat voor GJod, in, zulk een kerk maakt de breuk nog erger dan ze reeds was”.

Onderteekenaar: mede ds B. A. Bos. Thans door synodocraten aangezien als vreemd aan deze logica.

Ik voor mij echter wilde U aan deze woorden houden, broeder. Ik geloof, dat ze precies zeggen, dat en weshalve U bij Uw huidige methode van leiding geven, niet in staat zult zijn, de minste te wezen. Uw volgen — tot op zekere hoogte — der synodocratische probleemstelling maakt de scheur erger. Want het gelieg der synodocraten over ons hoofd heen, dat jaagt mij tenslotte overal van hen vandaan (ethisch conflict). Ik aanvaard temeer daarom Uw inzicht omtrent het urgentieprogram der pers voor een verleugende kerk niet.

2. U meent, dat in de uitdrukking: „voorshands alleen schriftelijk", het woord „alleen" van mij is, mijn persoonlijke visie. Op bl. 75, Acta Groningen, c, 2e, kunt U evenwel zien, dat door de synode besloten is, „dat de gedachtenwisseling voorshands ALLEEN schriftehjk geschiede, en door beide partijen gepubliceerd worde”.

U meent, dat „voorshands" den klemtoon hebben moet. En dat er ruimte gelaten is voor een nieuw besluit om OOK mondeling te handelen met de deputaten-Ridderbos. U vergist zich. Dat is het oude besluit (wij waren in Groningen schappelijk genoeg, mits meteen zakelij k !). Besloten is, „van de eventueel te voeren correspondentie den VOLLEDIGEN tekst en van de DAARNA eventueel volgende mondelinge besprekingen een door alle participanten onderteekend résumé toe te zenden aan de kerkeraden, en dit terstond na verschijning". Derhalve heeft „voors-; hands alleen" een duidehjken klemtoon; die heele communiqué-methode, die zonder duidelijke situatieteekening maar steriel is, is dan ook van zulke voorafgaande situatieteekening afhank e 1 ij k g e s t e 1 d. En d a a r-a a n willen de deputaten-Ridderbos nu ontkomen. Waarom, indien zij hun kerken willen bewaren tegen gevaren? Waarom, indien zij kerkeHjk God vreezen ? Waarom, indien zij geen slapers doch wakers willen hebben om hen te begeleiden op den weg? Waarom, indien hun wijzen met den vinger naar een bepaald persoon: „die moet hardop bidden m è t Ridderbos, nu dadelijk al", ernst is? Waarom, als ze eerst rapporten konden drukken bij de duizenden, toen het op uitwerpen aankwam?

3. U meent, dat rechte exegese van den term „de minste willen zijn" inhoudt: nu de anderen niet schriftehjk verkiezen, dan maar een anderen weg inslaan, „levend uit het gebo d". Maar daar zit de zaak op vast; op dat gebod! U zult, ds Bos, eerst moeten ontzenuwen het mede door U (Acta bl. 190) onderteekende en aan alle gereformeerde belijders voorgehouden argument, dat onze sjmode van Groningen haar besluit (voorshands alleen sdhriftehjk) „genomen heeft alleen om 's Heeren will e". M.a.w.: ziende in het gebod. U zult moeten ontzenuwen het betoog, van enkele bladzijden, waarin de synode, constateerende en overwegende, komt tot de conclusie, dat inwilhging van het verzoek der deputaten-Ridderbos (zoo als het daar lag) „van Goidswege ons verboden wordt als zondig, schadelijk, gevaarhjk en zinloos". Me dunkt, ds Bos, U spreekt die synode van Groningen thans tegen. Dat kan ik best van U hebben, zooals U het misschien van anderen kunt verdragen. Maar voordat ik U volg, wil ik toch eerst de Groningsche argumenten hooren ontzenuwen, die ik juist acht, en, om U de waarheid te zeggen: nuchterder dan wat U heden schrijft.

4. Maar nu kom ik tot wat me verbaast. U zegt:

„Mogelijk is er reden voor ons — desnoods met doorbreking van al Ie offioieele deputaties — pairtiOulier te doen krachtens het ambt der geloovigen, wat officieel krachtens deputatie van de Kerken thans niet kan”.

Kijk, dat is nu juist wat ik U voorsloeg, maar wat U dan meteen afwijst. Tout court. Moet ik hieruit concludeenen, dat U den eisch van zakelij kheid-V óór-> aliles prijsgeeft? Ik kan dat niet van U gelooven. Maar dan versta ik U niet.

U wilt niet particulier doen of helpen doen wat ik U voorsloeg, want: U wilt geen postbode zijn. Best. Ik wou 't U ook niet maken. Ik wilde U, die vrij plotseling ingaat tegen uw eigen woorden-van-'46 de eere van een „bem.iddelaar" geven, U hebt nog al eens de aandacht getrokken, de laatste weken, door te gaan staan naast menschen, die Uw broeders heel erg onchristelijk bejegend hebben en zeiden, dat de Heere het zoo wilde, dat het christelijk was. Men zegt, dat U een „methode" hebt, en een „groep" vertegenwoordigt, en ik weet, dat o.a. dr Ridderbos, ook sdhriftelijk, tracht. Uw methode te promoveeren tegenover die van hen, die zich houden aan de besluiten van Groningen, onderteekend en verzonden door ds B. A. Bos. Ik weet ook, dat er enkelen zijn, die onze nieuwe synode willen bezoeken, en vermoed, dat ik hun namen wel weet. Welnu, ik wilde in mijn brief U de kans geven, te bewijzen, dat U die synodoeraten „bete r" kent dan"ik. Dat U terecht over hun christelijken wil om wérkelijk één te zijn optimistischer denkt dati ik. Ik wilde U en dien bezoekers der synode van straks de kans geven: ter synode te compareeren m e t-i e t s-i n-de-h and. Ik vrilde U doen gaan langs den weg van 't vriendelijke v/oord en de zachte oogen en het glimlachende aangezicht, waarvan U ook in dézen heil verwacht. Ik wilde U en dengenen, die U niet aan het woord doen komen de kans geven te bewijzen, dat dr Ridderbos' gebedsgemeenschap in tegenstelling met mijn duistere vermoedens, de eenheid wil met behoud van zakelijkheid, eerlijkheid en spoed. Dat ze meer wil, dan de vrijmaking tegenhouden. En nu ik U de kans gaf, nu zegt U: neen, ik ben geen postbode? Ik gaf U de kans door de officieele deputatie heen te breken, en het ambt der geloovigen Ridderbos en Sdhilder beiden te laten bedienen, en hen daartoe te bezweren in 's Heeren Naam, en U zegt: geen post­ bode? Maar „heraut" klinkt anders dan „postbode”.

5. Ja, maar, zegt U: Ridderbos MAG dat niet. Van zijn synode niet! Ik sta verbaasd te vragen: waar lees ik dat ? Het staat nergens te lezen. Hij mag met iedereen spreken over wat hij ziet als het recht des Heeren, zooals dat z.i. ter bediening toebetrouwd is aan de gereformeerde kerken, gelijk hij ze kent. Dat zijn deputaten niet hadden mogen ingaan op onzen voorslag, zelfs dat geloof ik niet (gezien het persverslag van Eindhoven). Maar dat zij zoo. Als particulier mag hij bloot theoretisch, met iedereen correspondeeren. Net zooals U als particulier thans schrijft over wat onze synode zou moeten doen.

Trouwens, ik versta U weer niet. U vnlt desnoods alle deputaatschappen doorbreken en met particulieren spreken? Dit mogen dus alle sjoiodocraten zijn behalve de personen der deputaten? Gelooft U heusch, dat hun resultaten niet door de handen van dr J. Ridderbos zniUen gaan?

6. Maar U wilt dr Ridderbos niet in verzoeking brengen. Afgezien van wat anders gezegd is, vergunne U mij de opmerking, dat U daarin geen parallel m.et mij behoeft te trekken. Ik heb destijds geweigerd besloten handelingen van dr Ridderbos (in een „b e - sloten brief") te doen kruisen zijn publieke. Maar ik vroeg U immers, niet een besloten, doch een publieke correspondentie te helpen openen?

7. Tenslotte: juist om U niet in de dwangpositiete brengen, die zou verkregen kunnen worden door naar één persoon te v/ijzen, noemde i.k ook andere namen. Van enkele niet-deputaten. Van afgetreden synodepraesides. Van den Heer Scliouten, die ook de eenheid zoekt. Van den heer Wilschut, die ze met U zei te beleven. Voor mijn part moogt U alsnog vragen, wie U wilt. Het is niemand „verboden", maar zéker niet den niet-deputaten. Zoek nog eens naar één geloovige, die eens duideUjk wil zeggen, wat z.i. Gods recht is, te bedienen in 1948, ten aanzien van het gebeurde in 1944 e.v. Hij kan ook mij vragen stellen. En zoo niemand te vinden is, zeg dan met mij: dat zulke ontwijking van de concrete vragen, die de eenheid raken, de eenheid verhindert.

8. Want, U bidt dageüjks om de eenheid? Ik bid er ook om. Maar ook om de ware scheiding. En wil ik dus weten, miet wie ik eenheid zoeken mag, dan moet ik weten wat ze zijn en belijden.

9. Wat ik voorts niet versta in Uw brief blijve liggen tot U zich nader hebt verklaard.

Inmiddels met hartelijken groet, als steeds

uw broeder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 augustus 1948

De Reformatie | 8 Pagina's

OPEN BRIEF (II) aan Ds B. A. BOS

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 augustus 1948

De Reformatie | 8 Pagina's