GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GRONINGER Brieven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER Brieven

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater.

Nietzsche, dus zei ik, had in nog een opzicht het gelijk tegenover zijn eeuw aan zijn kant, waarbij hij erger nog viel dan zij. Het is voor ons goed hierop te letten, nu wij ook door zich nog noemende Calvinisten gedurig worden uitgenoodigd Europeaan te worden, lieden van Europeaanschen geest, gedrenkt zoowel uit de bron van Athene als door die van Jeruzalem. De antithese, die dr Kuyper zoo goed zag, wordt, door vsdezich zijn zonen noemen al meer op den achtergrond geschoven. Er is dus alle reden om te zien, hoe de dingen hier in werkelijkheid staan. Geleerd door de Schrift, het licht ook voor het begrijpen van de historie van het door de prediking van het Woord Gods eens zoo rijk gezegend Europa.

Het werd toch door dat Woord gered uit de ontzettende beklemming van het heidendom. Maar — waaide (3eest des Heeren werkt door dat Woord, daar komt ook aanstonds de satan met^ijn listen en lagen.

Bekend is het woord, dat, waar Christus Zijn kerk sticht, de satan er zijn kapel tegenover bouwt. Luther heeft den satan genoemd: aap van Christus, omdat hij in alles den Heiland der wereld tracht na te bootsen, ter verleiding van Zijn kerk en van de volken, waarin die kerk een goede plaats verkreeg.

Hij biedt steeds in zijn leugen iets ergers dan brute tegenspraak, hij zet naast, tegenover, het werk Gods tot behoud der menschheid zijn caricatuur. Soms ruw, soms buitengemeen geraffineerd en verleidelijk, al naar den aard van het volk, dat hij bewerken wil, naar de voorwaarden, die hij in Gods werk voor dat volk vindt.

Dit nu heeft de kerk des Heeren, dit heeft het Christelijk Europa ondervonden.

En nu komt deze caricatuur, deze nabootsing van Gods werk ter verlossing, het treffendst uit in' het meest begaafde volk, dat der Grieken.

Wie opmerkzaam de mythologie der Grieken nagaat, in het bijzonder als het den afgod, god en mensch, Dionysos betreft, wordt getroffen door die vreeselijke caricatuur des satans.

De Schrift teekent ons de engelen als begeerig om in te zien in den raad der verlossing. De goede engelen hebben zich ook verblijd in het volk Israël en zijn dienst der schaduwen, waar alles heenwees naar de komst van den beloofden Messias, den Zoon van God en der menschen. Wij kunnen er op rekenen, dat ook de satan met groote begeerigheid getracht heeft de

groote verborgenheid te verstaan, van welke de apostel Paulus in zoo heerlijke taal kon getuigen.

Dit blijkt uit heel het optreden van den satan, - toen onze Heere Jezus rondwandelde op de aarde.

Is het nu te veel gewaagd te zeggen, dat hij in de Grieksche mythologie er op uit was om zijn carieatuur uit te werken?

De groote gaven, het Grieksche volk geschonken, waren niet het werk van satan, want hij schept niet en geeft niet; hij biedt alleen een leugenbeeld, een verdraaiing der waarheid en neemt het goede weg, waar hij kan. God de Heere heeft in den Griek iets willen doen zien van den grooten rijkdom van den menschelijken geest, in zijn taal, zijn wijsbegeerte, zijn plastische en dramatische kunst. Hier mocht de natuurlijke mensch doen wat hij maar vermocht, om te worden, wat hij begeert te zijn, door eigen kracht verlost van het kwaad, volkomen vrij en gelukkig, ja zelfs Gode gelijk.

Die rijke gaven, den Griek geschonken, heeft Grod de Heere ook gebruikt voor het werk Zijner kerk. Wij behoeven niet te zeggen: kijk toch niet naar die Grieksche beschaving — Bilderdijk riep zelfs eens uit: laten onze kinderen toch geen Grieksch leeren —, want zooals de Heere onze God Zich verheugt in Zijn werken, naar prof. Schüder opmerkte, ook in d; groote gai'en, die hij den satan schonk, zoo mogen wij ook genieten van het groote en schoone, dat aan het Grieksche volk der oudheid werd gegeven.

Dat is alles Gods werk, dat Hij handhaaft in weerwil van onze zonde. Zoo mogen wij zeker naar Athene zien en naar het heidensch Rome, dat zijn wijsheid en kunst aan den Griek ontleende. Rome overwon Griekenland; bet werd nadien geestelijk door den Griek overwonnen. En Europa allengs meteen.

Immers moeten wij, om den Europeeschen geest, zooals die zich na de Renaissance en bij den neergang der Reformatie meer en meer ontwikkelde, goed te verstaan, er wel OD letten, hoe Grieken'and, als caricatuur, gezet werd tegenover Israël, Athene ver boven Jeruzalem, Grieksche wisheid en kunst boven de belijdenis der ware kerk. En dit op drieërlei wijze.

Vooreerst in de synthese, die roomsche vermenging van Grieksche mythologie en wijsbegeerte met de belijdenis der kerk, alsof daar een langzame overglijding zou kunnen zijn van het schoone heidendom naar de schatten, die dê kerk van Christus den volken schonk, van de betooverende heidensche mystiek naar den rijkdom van Gods genade in Christus. De pseudo-Dionysius de Aeropagiet, kortelijks nog weer gehuldigd door prof. Johanna de Vogel, voor de mystiek; Aristoteïes verchristelijkt door Thomas van Aquino voor de wijsbegeerte. De wonderlijk fijne synthese aan welke de kerk der Reformatie — men denke alleen maar aan Zwingli en Melanchton — zich niet dan met groote moeite en dan nog slechts gedeeltelijk vermocht te onttrekken.

In de tweede olaats is er ook nu nog het fantasiebeeld van het edele, nobele Griekenland, van waaruit Europa zijn rijke schatten van beschaving, wetenschap en kunst, politiek en sociaal leven feitelijk zou hebben ontvangen. Dat volk der Grieken dat volgens Goethe den droom des levens het schoonst heeft gedroomd, welker verleiding hij in den tweeden Faust zoo treffend teekenen kon. Helena. Hoe heerlijk stond dat Grieksche volk nevens het Joodsche zooals de Schrift ons dit teekent in zijn geschiedenis van zonde en genade.

'Maar dan komt het derde: de Griek in zijn werke-Ujk diensten val, vooral onder den invloed van den afgrijselijken afgodendienst der Aziatische volken. Baal en Astarte, met die gruwelen, van welke de profeten der Schrift niet dan als met ingehouden adem telkens weer gewagen.

En hier nu komt Nietzsche te staan tegenover zqn eeuw en nog 'erger satanisch dan zijn eeuw. Hg koos voor. het derde.

Letten wij nu eerst op dat waanbeeld van den hoog verheven edelen Griek, den mensch in zijn rijkste prestatie, het beeld der klassieke wijsheid, zooals deze op de gymnasia en de universiteiten aan het opgroeiend geslacht in Europa, vooral in de vorige eeuw werd onderwezen, en waardoor de Europeesche geest van de bovenlaag werd gevormd. Homerus boven den Bijbel, Socrates en Plato ver verheven boven de profeten en apostelen der Schrift. Griekenland heel wat anders en meer dan Israël.

Daar was, in de dagen der Fransche revolutie en daarna — men spreekt dan in geleerden, kring van den tijd van „Sturm und Drang" — ook het beeld, dat de rom'antiek ontwierp, zooals dr Beerling het zegt, van „den ongeborstelden Griek", den brutalen machtsmensch. Maar dat der klassieke wijsheid ging daar toch ver boven uit. Het was zoo aantrekkelijk. De groote, gezonde, krachtige, altijd jeugdige mensch, kon zijn voorbeeld, het' eenig goede en groote voor-, beeld, vinden in den Griek, den Griek der godenwereld van den Olympus, den gezonden, sterken, schoonen mensch, in de ontplooiing van heel zijn natuurlijke kracht, ten volle levend ook uit de schatten der natuur, zich gevend geheel aan deze aarde, maar dan met een schoonheid en goedheid, wijsheid en bezadigdheid, die altijd de goede maat kent. De Griek aanbiddend den Delphischen afgod Apollón en in practijk brengend de Delphische orakelspreuken: ken u zelven, en: in niets te veel. Later zong men het ook zoo in de kerk: o mensch ken uw waarde.

Zoo leerde het dus Apollón. Geniet van dit leven, van alles wat het u aanbiedt, maar weest verstandig. Neemt al'es wai: het leven u mo.o.T-k.Tn birden, alles wat uw zinnen streelt, maar doe het altijd met maat.

Dit Griekenbeeld werd zoo in de Europeesche opvoeding ingedrukt, dat men er alom in ging gelooven. En nog wel gelooft.

Ik kan mij niet geheel aan den indruk onttrekken dat, om slechts twee groote namen te noemen, ook Kuyper en 'Woltjer zich nimmer geheel aan den invloed van dat klassieke Griekenbeeld hebben kunnen onttrekken. Kuyper niet in zijn teekening der gemeene gratie, •Woltjer niet in zijn leus: Jeruzalem en Athene. Zoo sprak ook Vinet van de twee zuilen der Europeesche beschaving: Griekenland en het Christendom.

En heeft Alard Pierson niet beproefd heel Groen van Prinsterer's staatsleer te verklaren uit Plato's staat? Een kunstmatig doen zonder goeden grond, al is het waar, dat Groen veel van Plato hield.

Dit nu is het humanisme, meer of minder christelijk gekleurd, want Europa moge den Christus verwerpen, het ontkomt nimmer aan het feit. dat het alles wat het aan goeds ontving, aan Hem heeft en behoort te danken.

Een christelijk leven kan nirmner geheel aan het heidendom gelijk worden, ook al valt. het er in terug.

Welnu, tegenover dat droombeeld omtrent den humanen, schoonen Griek, de goddelijke, zooals Alard Pierson het zei en volgens hem een onzer voorouders, trad Nietzsche reeds in zijn jeugdwerk: De geboorte der Tragedie, en ook aan de universiteit van Bazel op, met kracht en rijke genialiteit. Tot grooten schrik van alle klassieke geesten, die hem fel bestreden en hem wel een charlatan wilden noemen. Maar — tegenover ziin eeuw en haar verleidelijke fantasie omtrent den Griek, had hii het geliik aan zijn kant. 'Waarna Iiij in nog erger kwaad verviel. Dichter bij de werkelijkheid van den mensch in zijn diepen val, maar gevaarhjker ook in zijn aanbeveling ter navolging. Waarin hij juist in onzen t^jd zgn gewilligste leerlingen vindt. Zoodat terecht gewaagd kan worden van het diep angstige, wankelende Westen.

Met hartelijke groeten en heilbede uw toegenegen.

MARNDC.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 januari 1951

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER Brieven

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 januari 1951

De Reformatie | 8 Pagina's