GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Nog eens: Middelburg-1896

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nog eens: Middelburg-1896

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice,

Je herinnert je, dat ds J. Bosch eenlge weken geleden hier het woord gekregen heeft, en toen door mij beantwoord Is. Thans schreef ds Bosch het volgende:

„Mijn opmerkingen over de „behandeling" van het Bezwaarschrift van Bedum A op de Synode van Middelburg 1896, zijn door Ad. V. aan een welwillende beschouwing onderworpen en hebben tot op zekere hoogte Instemming gevonden. Ik kan niet einders dan daarvoor erkentelijk zijn. Toch Is het mij niet mogelijk te zeggen, dat de redeneering van den hooggeschatten briefschrijver mij in allen deele bevredigd heeft. Zelfs moet Ik betuigen, dat het punt, dat in de beantwoording met zekere volharding staande gehouden wordt, mij duister blijft, ten zijnen opzichte. Een kapitale kwestie, alzoo is mijn Indruk, wordt in de zaak Middelburg ter sprake gebracht niet alleen, maar doet van stonde aan haar invloed gelden, en die invloed is gebleven tot den huldigen dag.

Uit wat ik te weten gekomen ben, reeds jaren geleden van de principes van den ouden Kuyper, heb Ik begrepen, dat er volgens hem tweeërlei theologie was: een theologie als kennis Gods, en een wetenschappel^ke theologie. Deze belde waren volgens K. wezenlijk, niet gradueel onderscheiden. De Theologie als wetenschap Is geen aangelegenheid van de Kerk. En de geïnstitueerde Kerken hebben voor de theologische wetenschap geen zorg te - hebben, dat zou de dood zijn voor alle theologie. Met deze beschouwing was Lindeboom het Indertijd niet eens; hij verklaarde, dat zg vrucht was van phllosophische Inzichten, waarmee ook verband hield de Universiteitsidee, waarin de Theologie als faculteit naast andere faculteiten een plaats kreeg, en de Godskennis die alles beheerschen moet, een deel van den Kosmos wordt, want het object van de Theologie Is een onderdeel van den Kosmos. God wordt dan, met eerbied gesproken, een deel van Zrjn schepping.

Aan deze beschouwing van Kuyper word Ik herinnerd, als ik uitdrukkingen lees in „De Reformatie", die mij willen beduiden, dat de Synode van M. niet competent was, het bezwaarschrift te beoordeelen; dat zij miste het benoodigde apparaat, om zulk een geval te behandelen; dat zij er dus goed aan deed, om er zich niet aan te branden. Zij deed als de schoenmaker, die zich bij zijn leest hield, toen zij de Kerk liet praten.

Welnu, welke verhalen en voorbeelden Ik ook onder de oogen krijg, het Is mij onmogelijk, de theorie te aanvaarden, dat de Kerk onbevoegd zou zijn, haar belijdenis te handhaven tegenover de leeringen, afwijkingen en interpretaties van de zijde der „wetenschap" als zou deze een macht zijn, die aan de Kerk en haar belijden, de wet zou kunnen voorschrijven. Ik acht het een onverschoonlljke fout te zijn geweest van de Synode van Middelburg, dat zij de eenlge ludex, die te beslissen had, de Heilige Schrift en de Belijdenis, niet aan het woord heeft doen komen en toegelaten heeft, dat een scheidsrechter die hier niet te beslissen had, en tegen wien juist de aanklacht Ingebracht was, met ontzag en eerbetoon bejegend is.

De Kerk zou haar eigen belijdenis niet mogen handhaven tegen afwijkingen, en geen leeringen mogen veroordeelen, die tegen haar geloof strijden? Moet zij niet toezien op degenen, die zij toelaat en toegelaten heeft tot de heilige Bediening, dat zij de aangenomen leer zuiver bewaren? Wat is er van terecht gekomen, toen de Gereformeerde Kerk in de dagen van Comrie het opgaf, om zelf zich te weer te stellen voor de Belijdenis, en de verdediging der ware leer overliet aan vereenigingen en genootschappen? Kan de Kerk zoo met haar verantwoordelijkheid een spel drijven? Daar is terecht gezegd: „de belijdenis riekt niet naar de studeerlamp; ze riekt naar den brandstapel". Welnu, zal dan de Kerk, die met haar bloed haar belijdenis geschreven heeft, getrouw geweest zijn als ze geen vinger uitgestoken heeft, om althans een onderzoek in te stellen naar wat in haar midden geklaagd werd over het tekort doen aan de eere en de kracht der Gereformeerde religie? Of kan zij wel haar belijdenis opbouwen uit de Heilige Schrift, formuleeren en uitspreken, maar staat zij ter laatster Instantie onder de voogdij der „souverelne" wetenschap? Moet de logische actie van het denkend subject voorgaan bij de wetenschap des geloofs, die bij het licht der Heilige Schrift onderzoekt wat God geopenbaard heeft tot grootmaking Zijns Naams in de verlossing des zondaars?

Kan de Kerk het niet uitmaken in het licht der waarheid Gods, of leeringen als onmiddellijke wedergeboorte, doop op onderstelde wedergeboorte en verklaringen als bflv. van Romeinen 8 : 29 en 30, als zou het daarin genoemde van eeuwigheid vervulde realiteit zijn, phllosophische constructies zijn of schriftuurlijke waarheid? Is de Kerk niet bevoegd om uit te spreken of het een schriftuurlijke waarheid Is, dan wel een misvormd evangelie, dat de prediking des Evangelies, niets zou te zeggen hebben tot de onbekeerdeu, en dat deze, eenmaal dood, dood zijn in alle eeuwigheid? Is de Kerk niet bevoegd, en was Middelburg niet bij machte, om te zeggen wat de Gereformeerde belijdenis sinds eeuwen geleerd heeft, , , dat alle menschen in vloek en ellende neerliggen, en dat God zijn Zoon gezonden heeft opdat zondaren zalig zouden worden; en opdat de menschen tot het geloof zouden worden gebracht, goedertierenlijk verkondigers van deze zeer blijde boodschap zendt tot wie Hij wil en waar Hij wil" (Leerregels III/IV, 8, 9, 10, 11, 12) ?

Ik beperk mij, geachte Redactie; maar ik wil nog vragen waarom de Synode van 1892 in uitzicht gesteld heeft, niet maar de mogelijkheid, maar de daadwerkelijkheid van het onderzoek der Kerk, als bezwaren tegen en afwijkingen van de leer der Kerk op eenige Kerkelijke vergadering zouden worden Ingebracht. Waarom kon het in 1896 ineens niet? En waarom waren de uitvluchten legio. De Synode is geen dispuutcollege. Het betreft maar ondergeschikte punten. Er is altijd verschil in accentlegging geweest. En er is een „llbertas prophetandl" ook.

Alles saamgenomen, als, na wat we sinds 1892 meegemaakt hebben, zelfs de stijl van de Vrijgemaakte Gereformeerde Kerk, niet ontworsteld is aan de voogdij die in 1896 door de wetenschap over de Kerk geoefend is, dan zou ik niet weten, wat verder onze vrijmaking te beteekenen heeft. Arme Koelman die zich zoo druk gemaakt heeft, om het gif van de Cartesiaansche phllosophie te , , ontdekken". Arme Lindeboom, die zich geen rust gunde vóór hij het gevaar van Kuyper's constructies de gemeente had voorgehouden. En wij, vergeetachtigen als wij zijn, wij weten niet meer dat de , , wetenschap" zich meermalen als vriend heeft aangediend, maar niettemin haar verwoestenden invloed geoefend heeft.

Zouden wij niet goed doen met eens wat meerder aandacht te besteden aan de waarschuwingen van de vaderen, die ons wat anders geleerd hebbeu, dan-de Schriftuurlijke waarheid achter te stellen bij wat het denkend subject produceerde. De tijd heeft het zelfs wel doen blgken, en de geschiedenis der Kerk spreekt er lulde VEin, dat de leer van de tweeërlei theologie geen heil gebracht heeft, zoomin als de scholastiek van Maccovlus.

Het zal voor de Kerk die zich vrijgemaakt heeft van menschelijke bindingen, naar mijn vaste overtuiging funest zijn, als zij het aangezicht blijft gericht houden, naar wat van 1892 af, de ontwikkeling en de eenheid der Gereformeerde Kerk in den weg gestaan heeft. Zij kan het niet dulden dat zij onder de macht der overheid zich bulgen moet, maar zij heeft zich ook niet door de menschelijke wetenschap den weg laten aanwijzen. Laat zij haar fouten in c'ezen zien en erkennen. In de Christelijke Afgescheiden Kerk is het voorgekomen dat een Sy-

node eens sehulcj beleden heeft over een fout die zij begaan had. Het is aandoenlijk dat te lezen in de Handelingen van de Synode van 1840. Moge ook de Kerk van heden, die bulten Schrift en Belijdenis bedingen vastgesteld heeft, hare fouten Inzien, en laat de Kerk der vrijmaking zich wachten weer in diezelfde fout te vervallen.

J. BOSCH.

Tot zoover ds Bosch. En daar staan we nu. Wil ik op zijn cp prijs gestelden brief met zooveel aandacht, als öe zaak verdient, antwoorden, dan moet dat antwoord zóó breed worden, dat het bestek van dezen brief uit het oog verloren wordt. En dan: het karakter van onze briefwisseling brengt mee, en dat vindt de redactie ook, dat we in déze rubriek géén vervolgartlkelen gaan geven. Daarom hebben de redactie en ik er dit op gevonden: de beantwoording van - dezen brief wordt overgelaten aan den verzorger der rubriek Kerkelijk Leven. Kijk dóé, r dus maar in; dat lijkt me trouwens wel goed in 't algemeen voor jou. Sterkte, als altijd je

ADOLPHUS VENATOR.

Naschrift van de redactie: Best, maar dan beginnen we volgende week.

. K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 maart 1951

De Reformatie | 8 Pagina's

Nog eens: Middelburg-1896

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 maart 1951

De Reformatie | 8 Pagina's