GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Binnenland.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Binnenland.

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Verslag van de Zevende Jaarvergadering: der Vereeniaing voor Hoop; er Onderwijs te Middelburg, ffehonden 15 en 16 Jnni 1887.

DE URE DES GEBEDS.

De Vrije Universiteit is en blijft de stichting, die het Gereformeerde volk liefheeft met al de liefde van zijn hart; waarvoor het willig zijn offers biedt en zijn gebeden opzendt naar den troon der genade.

Waar de vereeniging dan ook hare vrienden ter jaarvergadering roept, telken reize komen zij in grooten getale, vol opgewektheid en vroolijken moed, en nog nooit keerden zij teleurgesteld huiswaarts.

Integendeel! altijd gaven die dagen nieuwe bezieling, hooger moed, goede hope voor de toekomst.

Ook dit jaar was het program wederom veelbelovend en met hoog gespannen verwachtingen begaven de Gereformeerden in den lande zich op reis naar het schoone eiland Walcheren.

Nog altijd moesten tot nu toe de Zeeuwen het voorrecht derven de V. U. op hunne eilanden te zien vergaderen. Hun land lag voor de vele vrienden uit het Noorden zoo ongelegen en.... blijkens het jaarverslag schenen vele hunner dorpen zoo onverschillig voor de Gereformeerde beweging.

De oude liefde der Zeeuwen voor de beproefde eer scheen verstorven. Terecht zeggen wij: scheen" verstorven. Want ze hebben zich hans reeds door hun warme belangstelling op ie verdenking gewroken.

'Middelburg zij de plaats, waar we dit jaar ergaderen, dus besloten heeren Directeuen. De stad, waar eens de bezielende rediking van Datheen en Carparus van den eere gehoord werd; waar de Gereformeerde erken in Synode bijeenkwamen; waar Gomaus en Walaeus hunne collegiën gaven aan de doorluchtige scholen, opende ook nu met vreugde voor ons hare poorten.

En houdt ook thans de epigoon van den - Arminiaan de geesteskinderen van Calvijn buiten het kerkgebouw, in de welbekende »Schuttershof" vonden de Gereformeerden een goede plaatse van samenkomst en verbeidde de saamgestroomde schare met ongeduld het oogenblik, waarop de redenaar. Dr. Kuyper, zou optreden.

»Tweeërlei vaderland" was het woord, dat de hoogleeraar ter kenschetsing zijner redevoering koos.

Ziehier wat we in hoofdzaak te hooren kregen:

Ofschoon, zegt de Redenaar, thans niet optredend als Bedienaar van het Woord, wensch ik toch de bezieling voor mijne toespraak te ontleenen aan een Schriftwoord, n. 1. aan Hebr.

XI : 7-I6.

In den naam des Heeren bijeengekomen, zijn wij hier niet alleen als zonen van Nederland, maar wenkt ons ook de eere, kinderen des Koninkrijks te zijn, te hebben tweeërlei vaderland; te leven als tweeërlei volk; en dat onder tweeërlei koning; te hebben een aardschen vader en onzen Vader in den hemelen; een eerste geboorte en een tweede geboorte; een eigen thuis en een eeuwig Vaderhuis. Na het Paradijs is er tusschen de roeping, die dit tweeërlei vaderland meebrengt, botsing en strijd; nu voor 't aardsche vaderland een vergeten van het hemelsche; dan een dweepziek droomen van een hooger vaderland dat de plichten, die het aardsche van ons eischt, verwaarloost. Aan die tweespalt dankt de V. U. haar bestaan; daarom wijs ik u op dat tweeërlei vaderland, als : Beide door Gods genade geschonken; door onze schuld in botsing gekomen; bij die botsing beide naar Gods Woord te waardeeren.

I. Beide door Gods genade geschonken.

Ook ’t bezit van 't aardsche vaderland een geschenk van loutere genade; d. i. van de gemeene genade. Bij Babels torenbouw ontvingen we, tegen onzen wil, deze gifte der gemeene genade en daarmede dien schat van zedelijke krachten, n. I. geestdrift voor het vaderland, heldenmoed, onderlinge verknochtheid van den landaard. Juist om dien goddelijken oorsprong is bij elk volk de vaderlandsliefde heilig, en landverraad een helsche gruwel. Niet aan onze verdorven natuur danken wij het vuur in onze borst voor Vorst en vaderland, maar aan Gods genade. De mensch, integendeel, wil die genadegifte weer verderven.

Geen vrije natiën, maar één toren als eertijds Babel, dat roepen de wereldrijken bij Daniël in de dierengestalten. Op 't graf der natiën één rijk van geweld, zegt Cyrus, Alexander, Caesar en Napoleon; geen vaderlander, maar wereldburger is de woeste zang der Fransche revolutie. Sociaal-Democraat, Nihilist en de cynische spotter met de vaderlandsliefde, wat willen ze anders dan een internationaal mengelmoes van alle nationaliteiten? Zoo blijkt ons dus, dat God in zijne genade ons het vaderland schenkt en dat Hij door zijnen Geest de liefde voor 't vaderland in ons brandende houdt.

Toch was er in Godes hand nog meerder genade. Genade, die een beter vaderland toebereidt. Genade voor wie door ontferming tot God leerden roepen: »Abba, lieve Vader!" Voor die een hemelsch Vaderhuis, waar de bijzondere genade blinkt; een vaderland, waarde volmaakt rechtvaardigen binnengaan, waar blijken zal, dat ook de ordinantie van 't aardsche vaderland den Raad Gods gediend heeft, als de engelen de vrucht van de trouw eri den heldenmoed en' de lijdzaamheid der heiligen zullen indragen.

II. Door onze schuld in botsing.

Naar Gods bedoelen dus het aardsche en het hemelsche vaderland in de schoonst; harmonie. Door den mensch, helaas! deze orde verstoord en nu uit het kostelijk erts van het aardsche vaderland wapenen gesmeed tegen het hemelsche. Dit goddelooze streven duidt de Schrift aan met den naam »wereld." Niet het vaderland, maar de wereld ligt in het Booze (i Joh. 5 : i9). Doel van het verlossingswerk is niet, om ons uit ons vaderland te trekken, maar uit de tegenwoordige booze wereld (Gal. i:4).

Bestemd om te dienen tot een bolwerk tegen die wereld leert de historie, hoe door des menschen schuld het aardsche vaderland in den stroom der wereld meê afdreef.

Evengelijk Gods ordinantie was : »met het lichaam tegen het van Hem gevloekte vleesch", maar de mensch dien zegen in een vloek omzet, door vleesch en lichaam te vereenzelvigen, zoo ook wordt door de menschelijke boosheid het aardsche vadi.rland misbruikt, om den geest der wereld te doen zegevieren.

In naam van het vaderlandsche belang woedt Frankrijks koning tegen den Hugenoot en de Alva's tegen onzen eigen landzaat. Maar ook, al wierd dit uiterste gemeden, niet minder werkt diezelfde zonde overal, waar het vaderland met al zijne instellingen van wet en rechtspraak, wetenschap en kunst, cijns en tribuut niet bloeit tot Gods eere; waar naar Locke's woord, de godsvrucht slechts dienst doet »ter uitwinning van rijkspolitie"; waar men de Staatsmacht als het hoogste vereert.

Dan noemt de keizer van Rome zich Divus; dan wordt in onze dagen alle menschelijke zelfstandigheid aan het belang van den Staat ten offer gebracht; dan heeft men telkens het dilemma: Bukken voor den hoogen God of voor de wet van Staat. En voor die keuze gesteld, ziet ge de zonen van hetzelfde vaderland in drie groepen uiteengaan.

Hier de vereerders van den almogenden Staat, die geen hooger en beter vaderland meer kennen.

Daar, de mannen en vrouwen, die door geen foltering noch martelisatie werden afgehouden om, met brandende liefde voor hun aardsche vaderland, toch van hun hope op een beter vaderland te getuigen.

En daartusschen, de Gallio's, de Gamaliels, de Erasroussen, half het aardsche, half het beter vaderland.

En nu, bij den feilen strijd tusschen die drie blijve ons dit altijd diep in het harte gegrift: »De oorzaak, waardoor de booze geest bij ons zoo machtig kon worden, moet bovenal bij ons gezocht, die na ons jubelen van het beter vaderland, toch weer wereldgelijkvormig werden.

III. Bij die botsing beide naar Gods Woord te waardeeren.

De vraag is hier: wat regel bepaalt naar luid van Gods Woord in dezen strijd uw gedragslijn ? En dan staat onder Christenen dit vast: »Als het op het uiterste komt, dan het aardsche vaderland prijs gegeven, om het hemelsche niet te verliezen: »wie vader of moeder liefheeft boven Mij, is Mijns niet waardig." Vluchten naar een ander land, is dan het wachtwoord der kinderen Gods óf de eere der martelaarskroon.

Maar als dit uiterste ons nu nog gespaard bleef, en we wel principieel voor dezelfde keuze, maar met fluweel omwoeld, werden geplaatst, dreigt het gevaar voor ontrouw dan niet nog bedenkelijker?

Wat bepaalt dan uw gedragslijn?

Dan is, zegt de Doopersche, vanouds mijn regel: »in een hoekske met eenboekske". »0m het aardsche vaderland en wat dit meebrengt en eischt mij niet bekreund." En dwepend offervaardig begonnen zij hun loop, maar Jan van Leiden en de naaktloopers te Amsterdam waren het droevig uiteinde. Hun fout? Ze was deze: Dat ze het vaderland niet als gave Gods eerden, maar met de wereld vereenzelvigden. Voorts doorsnijding van den band tusschen schepping en herschepping; aardsch en hemelsch vaderland.

En dan zien wij van den anderen kant den effen heirweg der Moderaten; voor breuke schuw; van strijd afkeerig; meê afvloeiend in den stroom van het nationale leven; ja, in dien stroom ook wel dwaling en zonde, maar laat het doorwerken en doorgisten ook in de kerk, straks komt de waarheid gelouterd uit dezen smeltkroes te voorschijn. Zoo zongen de Moderaten aller eeuwen en altijd is hun refrein: De kerk ondergeschikt aan de vaderlandsche eenheid; volksschool en volkskerk onder den Landvorst en dan nog eene Christelijke natie; want de Rabbi van Nazareth staat altijd nog boven Buddha. Maar luister niet naar het liedeke dezer: ogelaars. Het is onwaar, wat zij u zingen. Op aarde triumfeert volstrekt niet altijd de waarheid, als ze met de leugen worstelt. Waar zijn de kerken van Azië en Afrika, der Hugenoten en der Walen, de eens zoo rijk gezegenden ? En als de Moderaat dan, evenals de Verzoeker, het > er staat geschreven" van het zuurdeeg en het onkruid onder de tarwe en de tweeërlei v'i'icWva. het net aanhaalt, dan werpen wij hem verpletterend: egen »Ik ben gekomen, om vuur op de aarde te werpen". (Luc. 12 : 49).

Ook de Calvinist geeft een antwoord. Het staat in Art. 36 van onze Confessie. Hij kant zich tegen de Doopersche »mijdinghe" zoowel als tegen der Moderaten »vermenging, " zijn stelsel is dat der N. Test. »Theocratie". Aan den Heere HEERE de hoogheid en over het aardsche en over het hemelsche vaderland, en onder Hem, de magistraat op aarde met gezag bekleed en evenzeer onder Hem de Koning, dien Hij over Sion heeft gezalfd, de heerschappij over zijne volk. Het aardsche vaderland, geroepen om het hemelsche te dienen. Geen VOLKSkerk, maar eer een KERKvolk.

Wel een Theocratie, maar een Nieuw-Testamentische. Aan de Overheid toekenning van wetgevende macht; geen proclameeren voor hun staten van Isrels strafwet; geen nabootsing van Isrels Theocratie, maar evenmin een Hiërarchische Theocratie, waarbij men de Overheid wil verlagen tot dienaresse van het kerkelijk regiment. De Overheid, dit is hun standpunt, heeft een zelfstandige roeping en de Heilige Geest verleent haar eigen talent en bekwaamheid, om 't Woord Gods te doorgronden.

Zoo was hun keuze zonder weifeling. God Almachtig alleen de eere van aardsch en hemelsch vaderland. Maar voor elk terrein gaf de Souvereine God eigen instellingen, personen, krachten en talenten, eigen taak en roeping en dat met eigen verantwoordelijkheid.

Doch natuurlijk, dit hooge '\& & z.zS.\\t\.tweeërlei zeer onderscheiden mogelijkheid toe.

Overheid en Kerk konden loopen in het goede spoor en een enkel maal beliefde het God zulks aan een volk te schenken; ook aan ons een wijle onder de eerste prinsen van Oranje.

Edoch, en dit voorzag het Calvinisme, óók met onvolkomener verhoudingen moet gerekend. De Overheid kan buiten haar spoor gaan; de „vergadering der geloovigen", belijders, kon klein worden in de natie en het vaderland met al zijn instellingen zich eer tegen dan voor Gods kerke stellen. En juist deze toestanden zijn niet zeldzaam; zijn niet slechts van vroeger dagen, maar bestaan ook thans in onzen tijd. Immers ook nu doet de Overheid geen professie van de Gereformeerde religie; is slechts een klein deel van het volk nog belijdend en richt zich de groóte stroom der maatschappij niet op de eere Gods. Tempels der wetenschap, maar daarin geen altaar voor den Schenker van alle genie en vorschend vermogen.

»Saecularisatie” is de kreet, weg met de toekomende eeuw! Komt het zoover onder des Heeren beschikking en oordeel, dan geldt natuurlijk een andere regel, dien ons Jesaia biedt als hij zegt: sBindt de getuigenis toe, verzegelt de wet onder mijne leerlingen; " dan maant Groen, tot een eigen apart gecreëerd terrein. Isolement.

Reformatorisch, liever nog profetisch, wordt dan de roeping van het volk des Heeren.

Een profeet, »niet aangenaam in zijn eigen vaderland", juist omdat hij uit brandende liefde voor zijn vaderland tegen den vaderlandschen stroom oproeit. Dat is het karakteristieke van elk profetisch optreden, dat ge een roepen hoort uitgaan voor een hooger vaderland van een groep, die zich tevens met geestdrift werpt in het nationale leven; die tegen hoop op hoop profeteerend van een beter dageraad voor het lieve vaderland, vorst en volk tot »de Wet en het Getuigenis" tegugroepen.

Bij ons dus geen Doopersche mijdinghe, maar een Calvinistisch profetisch isolement. Zoo zag men bij ons eigen geïsoleerde gestichten voor 't werk der barmhartigheid; Ulrums afzondering; Ledeboers isolement; doleerende kerken; jongelingsvereenigingen; de anti-revolutionaire partij; de Christelijke pers; de school inet den Bijbel; ten laatste een Vrije Universiteit. Een Universiteit en niet alleen een Godgeleerde kweekschool; want. wij hadden nog hope ook voor ons nationale leven; Art. 36 stond ons niet vruchteloos in onze Confessie, maar diep in 't hart geschreven; ook de wetenschap is Godes; zonder wetenschap kan ons vaderland niet tieren en de schrikkelijke verwoesting der ongeloovige wetenschap kenden we.

Zoo verrees op onze erve een school der wetenschappen, die, uit hooger vaderland haar bezieling indrinkend, de heerlijke roeping opnam van het aardsche vaderland met die hoogere bezieling te benedijen.

En nu, men bespot en belacht ons. Wat willen die aemechtige Joden? Noemt ge dat eene Universiteit? Doch laat ze lachen 1 Over vijftig jaar, als onze zonen tot onze erfenisse ingingen, spreken wij elkander nader.

Niet de lach van den spotter noch de fiool der bitterheid van den benijder zal onzen bloei tegenhouden. Wel kan onze school ten verderve gaan door onze zonden. Als wij in geestelijke hoovaardij ons boven anderen gaan verheffen; als wij miskennen Gods gaven ook in ongeloovigen; in onze liefde voor het vaderland verkoelen; op mannen van naam in plaats van op den Eeuwige het oog richten, dan zou de Heere zijn adem van ons nemen en ging onze stichting sterven.

En zoo er reeds nu een beginsel van dat kwaad bij ons mocht zgn, zal de Heere ons daarom verwerpen? Neen! bij den Heere is ontferming voor 't wormpje Jacobs, mits op beding van belijdenis en het zoeken van verzoening.

Komt! Mannen broeders! laat ons dan ook nu, gelijk tot dusverre bij ieder onzer jaardagen, de aanspraakplaats van Gods heiligheid zoeken met dank in het hart voor genoten weldaden, met belijdenis van zonden, en bede om hulpe voor de toekomst.

Schikken wij ons, om onzen God te ontmoeten en roepen we eerst saim naar den Hooge door aan te heffen van Ps. 27 : 5.

En hiermede eindigde een samenzijn dat drie volle uren duurde, maar niettegenstaande de tropische hitte, bleef de saamgevloeide schare, die alle hoekjes en gaatjes bezet had, met ingespannen .aandacht volgen.

W. & K.

Middelburgs 15 Juni I887.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 juni 1887

De Heraut | 4 Pagina's

Binnenland.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 juni 1887

De Heraut | 4 Pagina's