GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Buitenland.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buitenland.

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Engeland. De British Weekly en de Examiner over den Z.-A. oorlog.

We zouden zoo gaarna vermelden, dat men in Engelsche Christelijke kringen gevoelt dat de voortzetting van den oorlog voor het Engelsche volk is een vermeerderen van schuld met schuld. Doch daartoe kwam het tot hiertoe niet. Wel bemerken wij dat men in genoemde kringen gaat inzien, dat de gevolgen van den oorlog in Transvaal voor het Engelsche rijk meer dan treurig zijn. In het nummer van 21 Maart van de British Weekly, een orgaan van de Non-Conformistische of vrije kerken van Engeland, wordt een donker tafereel opgehangen van den toestand waarin het land verkeert, en dit is te meer opmerkelijk in een blad dat den oorlog in Zuid-Afrika heeft goedgekeurd. Volgens de redactie is voor Engeland een Tekel en weUicht een Mene aan den wand geschreven.

Een Tekel, want Engeland is in de weegschaal gewogen en te licht bevonden. En nu is de eenige vraag, of dezelfde hand ook reeds Mene heeft geschreven: „God heeft uw koninkrijk gesteld en Hij heeft het voleind." „Voor de eerste maal in dit geslacht", zoo gaat de British Weekly voort, „is onze macht op de proef gesteld en wie kan loochenen dat die macht geknakt werd ? Kunnen wij er over verwonderd zijn, dat onder die omstandigheden de dunk van onze kracht en onze hulpmiddelen over de geheele wereld kleiner wordt ? Het ergst is niet zoo zeer, dat wij belasterd(? ) wor den als tirannen en verdrukkers, maar dat men waarlijk meent dat wij zwak en krachteloos zijn Van alle kanten worden wij met onttroning bedreigd. Is de schaduw van verdoemenis reeds op ons keizerrijk gevallen? Zijn wij nu de toeschouwers van het laatste bedrijf van een groot treurspel? " Voorts betoogt het blad, dat wanneer de overwinning in Zuid-Afrika niet behaald wordt, Engeland geen tweede kans hebben zal. Een Magersfontein of Colenso of Stormberg op zee zou onherstelbaar zijn! „Wat in een zeegevecht zou gebeuren, kunnen wij niet vooruit zeggen, maar wat geeft ons recht om te gelooven, dat ons ontwaken, in geval van oorlog, niet meer zoo verschrikkelijk zijn zal ten opzichte van onze vloot, als die reeds met betrekking tot ons leger geweest is ? "

Een ander orgaan der Non Conformisten, The Examiner, heeft in zijn jongste nummer „een woord tot onze generaals" te "spreken. Het blad vraagt: „Is het niet tijd dat graaf Roberts en andere uitstekende generaals ophouden met allerlei uitnoodigingen aan te nemen, terwijl het ministerie van Oorlog en ons legerbestuur in zulk een critieke positie verkeeren ? Het was natuurlijk, dat wanneer de opperbevelhebber naar het vaderland terugkeerde, hij overstroomd zou worden met invitaties voor banquetten en vergaderingen, om hem geluk te wenschen met datgene wat men meende „het einde van den oorlog" te zijn. Maar, dat was in Januari, en we zijn nu in Mei. Inderdaad is er geen hervorming in het ministerie van oorlog tot stand gebracht, en kan deze er ook niet komen, zoo lang als het hoofd en de officieren van zijn staf zich bezig houden met het openen van bazars en het bijwonen van diners over het geheele land."

Daarop wordt generaal lan Hamilton de les gelezen, die zich heeft uitgelaten dat hij er niet om gaf, om voor iemand, wie dan ook, een strop klaar te maken. De grond voor dien buiten gewonen moed was volgens den generaal gelegen in het feit, dat hij eereburger van Hythe geworden was! De Examiner voegt er aan toe, dat, daar lan Hamilton nu ambtenaar geworden is bij het ministerie van oorlog, hij ten minste er zich op moest toeleggen om zijn tong in toom te houden. „Het volk neemt zijne zaken ernstiger op dan onze regeerders, " aldus besluit het blad.

Uit dit alles zien wij, dat wel van lieverlede de oogen in Engeland er voor open gaan dat de gevolgen van den Zuid-Afrikaanschen oorlog voor het Engelsche volk allerjammelijkst zijn Maar van een klein beginsel van nationale verootmoediging over het onrechtvaardig vergieten van zooveel bloed, is nog geen spoor te ontdekken!

In Duitschland blijft vooral in Christelijke krmgen de belangstelling voor onze broeders in Zuid-Afrika levendig. De hoogleeraar Dr. Warneck te Halle schreef in het Allgem. Missiofiszeitschrift o. a.: „De Zuid-Afrikaansche oorlog en de barbaarsche wijze waarop deze gevoerd is, ten slotte tegen weerlooze vrouwen en kinderen, heeft Engeland met een schuld belast, en wanneer deze schuld niet verzoend wordt, dan volgt een gericht. Engeland heeft door dezen oorlog niet alleen een zaad van onuitroeibaren haat gezaaid, maar het heeft ook militaire zwakheden laten zien, waarvan zijne mededingers [onder de grootmachten, te hunner tijd, zullen gebruik maken. De Britsche leeuw heeft doornen in de pooten gekregen en men begint zijn kracht niet meer te'vreezen. Daarin verheugt Dr. Warneck zich niet, maar vraagt veeleer, wat zal, als Engeland onderligt, dit beteekenen voor de beschaving en voor de zending? Men moet daarom er voor waken, dat de weerzin tegen Engeland niet een blind fanatisme wordt.

Ook laat Professor OreUi in zijn Kirchenfreund een. protest tegen de gruwelen der Engelschenhooren.Hij denkt, dat de Deschuldigingen over het onteeren van vrouwen door Engelsche soldaten overdreven zijn, maar toch weet hij, dat er in en om Pretoria vijf gevallen hebben plaats gehad.

Het verheugt ons, dat men 'in Duitschland blijft opwekken om in het bewijzen van barm­ hartigheid en in het gebed voor onze verdrukte broeders niet te vertragen. Zoo wordt het openbaar, dat er een gemeenschap der heiligen bestaat die over de grenzen van de geïnstitueerde kerken heengaat.

Frankrijk. De wet tegen de niet erkende geestelijke vereenigingen aangenomen.

De Fransche protestanten verbhjden zich, over het algemeen genomen, er in dat de Fransche Kamer van afgevaardigden de wet op de geestelijke vereenigingen met 303 tegen 224 stemmen aangenomen heeft. Daardoor is het de Roomsche geestelijke vereenigingen, die niet door den Staat geautoriseerd zijn, voortaan verboden onderwijs te geven. Ook is door deze wet aan de kloosters bevolen om de naamlijst hunner leden en hunne tekening van ontvangst en uitgaaf ter controleering aan de prefecten van den Staat te geven. Dat op deze manier de vrijheid aan banden wordt gelegd, wordt door de Fransche Gereformeerden niet besefd. Ook schijnt men er in genoemde kringen niet van doordrongen te zijn, dat nadat de niet erkende Roomsche geestelijke vereenigingen ontbonden zijn en hare kapitalen aan de rechthebbenden werden uitbetaald, of gestort zijn in de staatskas, men even goed eene wet maken kan om de Gereformeerde kerken, die niet door den Staat werden erkend, en wellicht ook de Gereformeerde staatskerk, op te heffen, Eenige jaren geleden werd door liberalistische Franschen de kreet aangeheven: „het Protestantisme gaat ons overheerschen." Wanneer het in Frankrijk waarlijk gevoeld wordt, dat er van het Protestantisme kracht uitgaat, zal men zich tegen de Protestanten en hunne kerken en vereenigingen richten, en zullen deze hetzelfde lot ondergaan als thans aan de Roomsche geestelijke vereenigingen bereid is. Dan kan het de Protestanten wel eens gaan berouwen, dat zij slippendragers werden van de radicale en socialistische partij.

Dat men in Protestanstsche kringen er niet tegen opziet, om te belijden dat de uiterste consequentiën van de liberalistische denkbeelden worden aanvaard, blijkt uit het volgende, dat wij in de Eglise Libre vonden. Het is van de hand van den heer Passy, die voor een geloovig protestant wil gehouden worden. Deze schreef:

„Ik heb alleen willen zeggen en wilde ook bewijzen, dat de ideale toestand die door het Nieuwe Testament wordt beschreven en die reeds in het Oude Testament geschetst werd, het communisme is. Deze zaak schijnt mij evident".

De heer Passy schrijft een weekblad en deelt mede, dat hij daarbij een anarchist tot medewerker heeft, en dat volgens hem het socialisme logisch uit het Evangelie is af te leiden. Hij noemt zich in de eerste plaats een Christen, maar niet in den zin van de traditiën der kerken, over welke hij zich even weinig bekommert als een visch over een appel, — maar volgens het Evangelie, gelijk hij dat verstaat. In de tweede plaats is hij socialist, omdat het meest revolutionaire socialisme hem de logische consequentie van het oorsponkelijk zuivere EvangeUe toeschijnt.

Dezelfde heer Passy verzekert aan het eind van zijn artikel, dat het middelpunt van de prediking „de bekeering en het heil door het persoonlijk geloof in Christus" moet blijven, als om aan te toonen dat hij goed orthodox blijven wil. Ook betoogt hij, dat hij niets wil weten van een verzoening vati Protestanten die in zake de religie lijnrecht tegenover elkander staan; maar desondanks houdt hij aan zijn communistische denkbeelden vast en versmaadt hij voor zijn sociaal weekblad de medewerking van een anarchist niet.

Als wij dergelijke dingen lezen, komt de verzuchting in ons op, dat er in Frankrijk toch eens een man Gods mocht verwekt worden, die den verdoolden, welke meenen onder de banier van Christus te strijden, duidelijk maakte dat zij zich op een gansch verkeerden weg voortbewegen.

— De hoogleeraar Sabatier.

Op 62 jarigen leeftijd is te Parijs de hoogleeraar Sabatier gestorven. De overledene was deken van de Theologische protestantsche faculteit te Parijs, welke faculteit is opgericht nadat Straatsburg Duitsch grondgebied geworden was. Sabatier was geheel Schleiermacheriaan, hij dreef het subjectivisme tot zijne uiterste consequentiën. Hij maakte een onderscheid tusschen het sentiment, de aspiratie naar het goddelijke en de idéeënjof dogma's, die voortdurend veranderen als de kleuren van een kameleon en de figuren van een kaleidoscoop. Wat is een artikel van de geloofsbelijdenis, wanneer het elk oogenblik kan veranderd worden, anders dan een bloem des velds, welke bloeit tot dat de wind van de critiek zich laat hooren? Kan men nog vertrouwen stellen in hetgeen de rede, de conscientie van den mensch zegt, als ook deze onderworpen zijn aan eene eeuwigdurende evolutie ?

Het voornaamste werk van den heer Sabatier is een „schets van de wijsbegeerte van den Godsdienst." De wijsgeerige grondslag van dit werk is het phenomenisme. Het standpunt, dat Sabatier inneemt, is louter negatief. Hij ontkent den zondeval, wil zelfs niet aannemen dat het mogelijk is dat God zich op een uitwendige manier aan den mensch openbaart! Daarbij wil hij niets weten van prophetieën en wonderen, terwijl hij ook het historisch karakter van een groot deel der Heilige Schrift ontkent; de feiten, daarin.'vermeld, zijn mythen. De Godheid van Christus, de HeiUge Drieëenheid, het bestaan van Satan worden eveneens door hem geloochend. Wat houdt Sabatier over? De resultaten van „de wetenschap", hetwelk volgens den schrijver beteekent: bloote phenomenen. Aan de andere zijde symbolen, waarvan ieder maken kan wat hij wil. Practisch komt dit stelsel hierop neder, dat de mensch zijn religie in zich zelven vindt; het goede, het edele dat hij in zijn eigen hart aantreft, dat wordt hem tot eene wet.

Niettegenstaande den adel van het karakter van den overledene, kunnen wij daarom zijn sterven voor geen verlies voor het Fransche protestantisme houden. Het is echter te vreezen, dat hij niet door een. man van meer positieve beginselen zal vervangen worden.

N-Amerika. Veldwinnend praktisch materialisme. Een nieuw orgaan.

Wij lezen in de Presbyterian Banner:

„Er valt op 't oogenblik een zuiging waar te nemen, die tracht het geestelijk leven naar den afgrond te slepen. Een golf van praktikaal materiaHsme of stofvergoding rolt door het gansche land, welke deze hooge denkbeelden voor eene menigte van zielen verzwelgt, en zelfs onze kerken overstroomt. Voorspoed maakt ons vet en hoovaardig. De natie wordt dronken van weelde en welvaart. De maatschappelijke saamleving en de mode en het

vermaak maken de hoofdzaak uit, waar't meeste volk over praat en voor leeft. Daar heerscht een algemeene kilheid in de kerken, en haar godsdienst schijnt te lijden aan overspanning der zenuwen. Zullen we ons laten vervoeren door de machtige aantrekkingskracht van stoffelijke zaken, en ons daardoor met ons opkomend geslacht naar de diepte doen sleuren ? Moeten we dan ons houvast aan godsvrucht en reinheid en vrede, aan Christelijk karakter en levensgedrag, aan goddelijk geloof en eeuwige hoop loslaten? Deze doen zich dagelijks meer als persoonlijke, praktische levensvragen aan ons voor. Wij bevinden ons toch wederom in de toestand van den ouden Jozua, en het bevel geldt ons ook: „Doch zoo het kwaad is in uwe oogen den Heere te dienen, kiest u heden, wien gij dienen zult. Maar aangaande, mij en mijn huis, wij zullen Heere dienen.”

Wanneer deze woorden den toestand ook van de Presbyteriaansche kerk naar waarheid schetsen, dan is het duidelijk, dat het tegenwoordig de tijd tiiet is, om de belijdenis der kerk te herzien. Wanneer dit toch geschiedt, gelijk te vreezen is, dan zal de herziening op een verwatering der confessie neerkomen.

Ons werd hel eerste nummer toegezonden van Ons Vaandel, dat onder redactie van den heer A. J. van Lummel voortaan te Holland, Michigan, zal verschijnen. Het verheugt ons ook met het oog op den hierboven ge schetsten toestand, dat de redactie de banier van Gods Woord ontplooit, en wil trachten de politieke vraagstukken uit het oogpunt van dat woord te bezien.

De redactie schrijft in haar leader:

„In het Woord van God liggen de wetten, waarnaar de volken geregeerd moeten worden, niet gereed voor ons. De Bijbel is geen wetboek zóó ingericht, dat men het slechts behoeft open te slaan om een moeilijkheid opgelost te krijgen.

Maar al blijft het zwaar {en moeilijk, toch valt het niet tegen te spreken, dat de Wet van God ten slotte uitmaakt of een volk wandelt op de wegen des levens of des doods. De Wet Gods 7noet ten slotte beslissen, want volgens die Wet zal eenmaal alles geoordeeld worden, wat hier op aarde is geschied. Komt men nu op politiek terrein, dan zijn er velen, die met ons niet instemmen; die bet beginsel, waarvan wij uitgaan, niet kunnen goedkeuren. En toch, ons doel is als beginsel vast te houden, dat ten slotte OOK OP POLITIEK GEBIED zoowel als op elk ander terrein, door God wordt uitgemaakt, wat goed is of niet, wat recht is of onrecht, wat vrijheid is of slavernij, wat bezit is of diefstal, —in eenjwoord, wat bevorderd of bestreden moet worden.

Nu de Heere ook door menschen zijn wil uitvoert, door menschen verdorven door de zonde, nu zullen er .menigmalen vraagstukken, komen, die niet dan zeer moeilijk zijn op te lossen; vraagstukken, die door een menschengeslacht niet opgehelderd kunnen worden, maar die, wanneer er met ernst naar de oplossing gezocht wordt, toch een grooten zegen kunnen en zullen verspreiden.

Ons doel is het leven met al zijn verwikkelingen op maatschappelijk en staatkundig gebied te bezien in het licht, dat God ons in zijn Woord heeft gegeven. Te beoordeelen naar de eischen, die Hij stelt, voor zooverre wij ze zien kunnen.

Wij meenen, dat aan zulk een orgaan in Amerika behoefte bestaat.

De houding die de Amerikaansche regeering aannam tegenover de Philippijnen en in zake de - Zuid-Afrikaansche republieken, geeft aanleiding tot ernstige critiek.

Ons Vaandel zegt daarvan:

„En waarlijk verschrikkelijk is het, wanneer men ziet hoe ongevoelig en koud de regeeringen blijven tegen de schreeuwende ongerechtigheid van Engeland. Zij laten de Republieken uitmoorden, en uitbranden zonder zelfs dreigend den vinger omhoog te steken. Zij laten ongerechtigheid op ongerechtigheid stapelen, zonder dat zij zich verzetten en Engeland terughouden van een weg, die naar den ondergang leiden moet.”

Zij het der redactie gegeven om voor het recht op te komen. Het komt ons voor, dat het HoUandsche element in N. Amerika er veel behoefte aan heeft om èn op kerkelijk èn op staatkundig terrein voorgelicht te worden door mannen, wier jagen het is, om op elk terrein des levens het licht van Gods Woord te laten schijnen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 mei 1901

De Heraut | 4 Pagina's

Buitenland.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 mei 1901

De Heraut | 4 Pagina's