GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Gevonden als een mensen, heeft hij zichzelven vernederd”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Gevonden als een mensen, heeft hij zichzelven vernederd”.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

En in gedaante gevonden als een mensch, heeft hij zichzelven vernederd, gehoorzaam geworden zijnde tot den dood, ja den dood des ktuises. Phil. 2 : 8.

Het zien op Jezus »ls den Man van Smarten is ons bij de herdenking van zijn lijden niet genoeg. Zoo we niet dieper in het lijdensmysteiie indiingen, laat 't ons teerst gevoel onbevredigd. Wat ons op Golgotha aangrijpt en overmeestert, is toch niet alleen, dat aan den Geilige geveld wordt aangedaan, dat men moord aan den Zone Gods durft plegen, en dat het Kruishout, dat den vloek droeg, zijn stervenssponde wordt, maar het diepst wat ons roert is, dat Jezus zich niet verzet, dat hij die ruwe beulsknechten geworden laat, en onder zijn smartelijk lijden en in zijn bitteren dood bijna eeniglijk nirroepeu laat hooren, waarin zijn liefde voor anderen spreekt. Het is zoo, in 't eind komt ook 't „Mtj dorst" en 't „Eli Sabacbtani", maar eei het sterven reeds half zijn levenskracht sloopte, is 't een bidden om vergi£f±nis voor zijn moordenaren, een zegen toespreken aan den éénen kruiselisg, liefdebetoon aan Maria zijn moeder, en etn trekken van zijn hart naar Johannes, die onder al zijn jongeren hem de naaste aan dat hart was.

Nu had dit ook louter menschelijk erbarmen kunnen zijn. Caristus' Ketk beeft martelaren zien wegsterven, die zelfs te midden hunner doodelijkste smart zichzelf geheel vergaten, en eeniglijk op anderer lot bedacht waren. Alleen maar, dan was het onze Heiland op den Troon, die dat in hen wrocht en hen hiertoe sterkte. Ea ook, die martelaren waren zelf nietige zondaars, die enkel in genade roemen konden.

Liefde voor Jezus vraagt daarom, dat we op dit onderscheid tusschen hem en den martelaar steeds nauwkeurig letten zullen. Dat wie zelf aan doem en dood verviel, en dan toch, door wondere erbarmibg begenadigd, een heerlijk heid tegengaat, waarin de kroon hem op 't schuldig hoofd zal worden gedrukt, ia zijn sterven niet anders dan een overgang ziet, en bij dien overgang anderer lot indachtig biijft, is wel verheven en is wel schoon, maar 't verbaast toch niet. Maar ge doet aan de eere van Immanuel te kort, zoo ge u aldus ook het somber tafereel van Golgotha wilt verklaren.

Immers al wat u 't hooge'karakter van de martelaren vertolkt, valt bij Jezus geheel weg. Bij hem is geen sprake van eigen schuld. Hier is niet te denken aan hem bewezen ontferming. Hier komt geen sterven als doorgang tot eeuwige heerlijkheid aan de orde. Voor en bijGotgotbi ia en blijft Jezus de Heilige, de in niets schuldige, bij wien van erbaiming Gods over hem geen sprake kon zijn. Tot in zijn jongsten snik is en blijft hij Immanuel, God met ons. Niet eerst door zijn sterven gaat hij in de heerlijkheid in, maar uit de heerlijkheid daarboven was hij bij Bethlehem tot ons nedergekomen.

Het mysterie is hier jjist, dat de Zone Gods gevonden werd als een mensch, en dit bij ais mensch zich in een gehoorzaamheid die tot in den dood stand hield, vernederde.

De martelaar verheft zich in zijn sterven als op ecgelenvleugelen, Jezus gaat als hij sterft onder den vloek door en voelt zichzelf van zijn God vstlaten.

Al zulk omzetten van den Heiland in de mattelaarsgestalte is daarom een diep denionische leugen, een o, zoo smadelijk zich bezondigen aan de Majesteit van den Zone Gods.

Immers bij Jezus school het ondoorgrondelijk mjrateiie juist hierin, dat bij, in de gestaltenisse Gods zijnde, onzer zich aantrok; in Goddelijke ontroering zich onzer ontfermde; en nu alles afl t, om zich met onze natuur als te omkleeden; hij die zelf God was, mensch als onzer één te worden; en dit eeniglijk te doen, niet om verdoolden en ongelukkigen te hulp te komen, maar om schuldigen en onder den doem verzoekenen te redden.

Wie dit niet voelt, er niet indringen kau, en dit niet in zijn volle afmeting gelden laat, blijft op Golgotha een vreemdeling, Hij denkt alleen aan wat voor ons, menschen, liefde en erbarmen is, en past nu dit menschelijk erbarmen op Jezus toe. £n jaist dat kan niet. Dat ware het heilige doen van Jezus in zijn tegendeel omzetten. Dii is, heusch, in weerwil van onzen val ons inbeelden, dat we er nog recht op hadden, voorwerpen van Goddelijke deernis te zijn.

De val was geen ongeval geweest, maar misdaad en schendmg van trods mzj ssteit. Een verscheuren van het kleed zijnerheiligheid. Esn Gods eere te nakomen, E^n f4l| God willen zijn, en een zelf dingen naar de Kroon waarin zijn Goddelijke hoogheid schittert.

Ea daarom is en blijf c het karakter van Jezus' ingaan in onze natuur, en van zijn zich vernederen als mensch tot in den dood, iets geheel eenigs, iets dat geheel op zicüzelf staat; iets dat met geen menschelijke daad van selfopc£f: : iing te vergelijken is. Hier spreekt een erbaimeo, dat alle menschelijk mededoogen zeer verre te boven gaat. , Hier straalt een ontfermen, dat alle menschelijke ontferming geheel in de schaduw stelt. Hier geldt 't den Z jne Gods, die in de gestaltenisse Gods zijnde, in ons geslacht inging, en uu, gevonden als meuscb, zich tot onder vloek en dood vernederd en vernietigd heeft,

o, Gewisselijk, ook als er een martelaar sterft en de eeuwigheid ingaat, is er gejuich onder de Eogelen Gods, maar wat beteekent aie toejuiching der Engelen voor den martelaar, zoo ge het vergelijkt met het Halleloji uit alle Eogelenheiren Si& iu, toen Immanuel van den Olijfberg ten hemel opvoer.

Wat in Golgotha aanschouwd werd, < ia» onder menschen geen wederga vinden. Onder ons menseben kan de één in rang, in talent, in zedelijke kracht, in vromen zin, in 't oog vallend van den ander verschillen; maar tocti blijven, wie zoo uiteenloopen, beiden mensch, in natuur en wezen één. Doch juist dit valt hier zoo geheel en ten eenenmaie weg. Hier sterft aan het vloekhout een die in de gestalte nisse Gods was, aan wiens volmaaktheid niets faalde, en aan wienn zaligheid niets ontbrak.

Ea in die gestaltenisse Gods zijnde, zag hij neder op ons m zonde, schuld en opsiand vergiftigd geslacht, nauwelijks menschelijk meer, in 't demonisch spinsel vastgeraakt, tegen al wat God IS overstaande, met bewondering soms Toor 't Heilige, maar toch veel meer en veel ptibcipieeier met vijandschap tegen al 't Godde-{ Ujke bezield. i

En DU is dit de uiting, de daad van eisn Goddelijk erbarmen, waar alle meniehtliSk, tnededoogen bij versmelt, dat dece Zone Gods, j die in de gestaltenisse Gods was, zich noch tans naar ons heeft toegekeerd, niet maar iot OQS, maar in ons is gekomen, in onze natuur, in ons geslacht, in ons schuldig hart, zich aan ons meer dan vermaagschapt heeft, zich met ons lotgemeen heeft gemaakt, ons als drenkelingen in den stroom van vloek en dood heeft aangegrepen, en, zoo Immanuel geworden, ons van het bitter verderf heeft gered.

Dat is de teMvernietiging, óhx de zelfvernede ring van den Zone Gods. Niet maar onzer éen is hij geworden, maar hij heeft ons in onze vernederde natuur met genade omhelsd. Hij heeft ons tot zich getrokken en ons aangegrepen, niet zooals eens Adam in het Paradijs was, veelszins heerlijk zooals we eens in 't Vaderhuis zullen juichen, neen, maar in onze vernederde natuur, met al onze zwakheden behept, öuze ellende over zich halend, en dit wel altoos buiten eigen zonde, ji, maar dan toch onze zonde op zich nemend, ze dragend, en onder den vloek die op ons rustte, zich uitstrekkend, tot het eindelijk van zijn smachtende en toch heilige lippen op Golgotha weerklonk: „Mijn God, mijn God, waarom hebt gij mij verlaten}

DR. A. K,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 maart 1913

De Heraut | 4 Pagina's

„Gevonden als een mensen, heeft hij zichzelven vernederd”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 maart 1913

De Heraut | 4 Pagina's