GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 90

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 90

Rede bij de overdracht van het rectoraat aan de Vrije Universiteit

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

80 zijn zaligheid bij God wilde verdienen. Het was, gelijk hij zelf zegt, een error, een dwaling van inzicht, waarin de meeste monniken in zijn dagen leefden (ENDERS, t. a. p. I, 29), en die in de leer der Roomsche Kerk van de verdienstelijkheid der goede werken en van het „facienti quod in se est. Deus non denegat gratiam" haar oorsprong vond. Ook Paulus was vóór zijn bekeering, een eigengerechtige en werkheilige, niet uit persoonlijk^ hoogmoed, maar omdat de dwaling der Farizeërs dit medebracht. Het eenige bewijs, dat Denifle dan ook meent te kunnen aanvoeren voor Luther's persoonlijke hoogmoed en dat ontleend is, aan wat Luther zelf verhaalt in zijn voorlezingen over den brief aan de Romeinen (FICKER, I, 2, p. 109), heeft niets met dit vraagstuk te maken. Luther bestrijdt daar de onjuiste meening der Scholastieke doctoren, als zou de gratia (in het sacrament) „totum peccatum originale et actuale auferre" en zegt dan: „Et ex hoc (d. w. z. toen ik zelf deze dwaling nog deelde) ego stultus non potui intelligere quomodo me peccatorem similem ceteris deberem reputare et ita nemini me preferre, cum essem contritus et confessus; tune omnia ablata putabam et evacuata, etiam intrinsece'. Er is hier geen sprake van, dat Luther op grond van eigen verdiensten of deugden zich boven anderen verhief, maar dat \i\],m&Qn&n<le., dat het sacrament alle zonde had weggenomen, niet begreep, waarom hij zich dan toch voor een zondaar als anderen moest houden. Zie voorts BRAUN t. a. p. p. 31 en AD. HAUSRATH, Luthers Leben, Berlin, 1905, Bd. I, p. 92 enz. •'») DENIFLE, Luther F, p. 460, 461. sj) DENIFLE, Luther I~, p. 434 zegt: „Luther wurde fort und fort von seiner Begierlichkeit (im weiteren Sinn genommen) überwunden". Weisz komt er daarom tegen op, dat Walther en andere Protestantsche schrijvers Denifle ten laste hadden gelegd, dat deze bij Luther aan begeerlijkheid in sexueelen zin zou gedacht hebben, want Denifle zelf had immers gezegd: im weiteren Sinne (t. a. p. noot 1). Maar al is het juist, dat Denifle hier niet alleen aan de libido sexualis denkt en zelfs uitdrukkelijk zegt, dat de drie hoofdzonden van Luther waren „Wollust, Zorn und Hochmut" (t. a. p. p. 454), toch kan kwalijk ontkend, dat, wanneer Denifle het telkens heeft over Luther's „starke Begierlichkeit",, hij daarbij inzonderheid denkt, aan wat hij zelf noemt Luther's „Fleischesbrunst". Heel zijn betoog is van den aanvang van zijn boek

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1910

Rectorale redes | 192 Pagina's

Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 90

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1910

Rectorale redes | 192 Pagina's