GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 174

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 174

Rede bij de overdracht van het rectoraat aan de Vrije Universiteit

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

164 deze woorden voorkomen — er gaat vlak aan vooraf: „non enimquia iustus est, ideo reputatur a Deo, sed quia reputatur a Deo, ideo iustus est" — schijnt veeleer aan te duiden, dat Luther hier bedoelt, dat wie in Christus gelooft, „opere legem implet", omdat de gerechtigheid van Christus, „qui solus venit earn implere" (W. A. 1, 35), hem toegerekend wordt, gelijk Luther dan ook uitdrukkelijk zegt, „quod lex est impleta scil. per Christum, quod non sit necesse earn implere, sed tantummodo implenti per fidem adhaerere" (W. A. 1, 105). Maar wel zegt Luther, dat het wezenlijk verschil tusschen den natuurlijken en den wedergeboren mensch hierin bestaat, dat alleen de laatste heeft de „voluntatem in legem" (FICKER, I, 2, p. 91) of, gelijk hij het elders uitdrukt, de „voluntatem per spiritum diffusa charitate promptam ad bonum et odium ad malum" (p. 171). in zooverre staat de homo spiritualis dus gansch anders dan de homo carnalis tegenover de impletio legis, omdat hij niet alleen opere, maar ook voluntate de wet volbrengen wil en de innerlijke gezindheid des harten, waarom het God in de eerste plaats te doen is, bij hem wel wordt gevonden. Maar hoewel Luther daarom in zekeren zin van een impletio legis bij den homo spiritualis spreekt, voegt hij er toch altoos aan toe, dat er van een perfecta impletio, zelfs bij den justificatus, in dit leven geen sprake kan wezen, „quia resistente carne et adversa concupiscentia non potest hanc voluntatem implere et perficere" (p. 171). De wil is er wel, maar het volbrengen is er niet. En de oorzaak daarvan ligt in de concupiscentia, die in den geloovige blijft: „At hec concupiscentia semper in nobis est; ergo nunquam dilectio Dei in nobis est, nisi per gratiam incepta et reliquo concupiscentie adhuc sanando, quo nondum diligimus Deum ex toto corde" (p. 110). Daarom kan Gods kind nooit zeggen: ik heb de wet vervuld, maar zal het altoos met Augustinus bidden: Da quod iubes: „Ac per hoc populus legis respondet legi et Deo in lege dicenti: feci quod iussisti, factum est, ut imperasti. Populus autem fidei dicit: non possum facere, non feci, sed da quod iubes" (p. 99). 11") Uitgaande van den regel van het jus canonicum : „nemo potest ad impossibile obligari" heeft de Roomsche Theologie steeds volgehouden : „si praecepta essent impossibilia, neminem obligarent, ac per hoc praecepta non essent praecepta" (BELLARMINUS, de iustif. IV, c. 13, 4, 5), en werd hieruit dan de conclusie afgeleid, dat de mensch dus wel de wet volbrengen kan. Op de vraag: „potestne lex ab hominibus impleri", antwoordt de Roomsche Catechismus dan ook bevestigend

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1910

Rectorale redes | 192 Pagina's

Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 174

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1910

Rectorale redes | 192 Pagina's