De geschiedenis van Jezus en de apocalyptiek - pagina 10
Rede ter gelegenheid van de 84e herdenking van de stichting der Vrije Universiteit te Amsterdam
betekent dat: om het geheel te kennen moet men het onderdeel kennen". Ridderbos vervolgt: „Bij ons exegetiseren van elk onderdeel van de Schrift resoneert mee onze opvatting van het geheel der Schrift. Daarmee hangt samen: elke exegeet, of hij het zich bewust is of niet, staat in een bepaalde traditie. . . Maar dat.. . wil niet zeggen, dat er geen zuivere exegese mogelijk zou zijn en dat er geen zuiver-exegetische argumenten zouden bestaan" ^^. Dat betekent dus ook, dat er te praten moet zijn met een Formgeschichtler. Nu wil het geval dat een geroutineerd en verwoed aanhanger van de formgeschichtliche methode, E. Kasemann, in zijn recente publikaties over de apocalyptische geschiedbeschouwing zich op onmiskenbare wijze heeft gedistantieerd van de existentialistische visie op de geschiedenis. Het is de moeite waard zijn betoog te volgen en te zien of hij ons — zij het misschien zijdelings — kan helpen „op de goede wijze binnen de hermeneutische cirkel te komen" " . Ons probleem moge duidelijk zijn. Waar ligt de herkomst van de visie die de geschiedenis van Jezus inpaste in het schema van de heilsgeschiedenis met haar voleinding in de beslissing van de wereldrechter? Het is, zo zette Kasemann uiteen ^°, begonnen ergens in Palestina bij een groepje Joodse christenen, die hij via zijn formgeschichtliche analyse a.h.w. weer tot leven heeft gewekt en aan het spreken gebracht. Voor deze christenen betekende Pasen niet aUeen: „Hij leeft", maar ook: „Hij komt terug". Er is niet alleen heden, er is ook toekomst. En waar toekomst is, wordt naar het verleden teruggegrepen. „Zoals het was in de dagen van Noach, zo zal de parousie van de Zoon des mensen — de wereldrechter — zijn", Matth. 24, 37. In het loflied van het belijden kunnen alle accenten vallen op het nü van het heil. „God heeft ons mede opgewekt en ons mede een plaats gegeven in de hemelse gewesten", Ef. 2, 5 v.; vgl. 5, 14; Col. 2, 12 v.; 3, 1 v.v. Dan is het summum bereikt; het is geschied; er schijnt niets meer te verwachten; er schijnt geen plaats meer te zijn voor een futurum. Maar elders, in de vermaningen omtrent het nieuwe leven, komt ook een distantie ter sprake, die in tijdscategorieën moet worden uitgedrukt. „Indien wij samengegroeid zijn met hetgeen gelijk is aan zijn dood, zullen 1^ N. H. Ridderbos, „De hermeneutische cirkel", Ger. Theol. Tijdschr. 64 (1946) 175—180; 175. " idem, 176. 18 E. Kasemami, „Die Anfange christlicher Theologie", Zeitschr. f. Theol. u. Kirche 57 (1960) 162—185.
8
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 20 oktober 1964
Rectorale redes | 28 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 20 oktober 1964
Rectorale redes | 28 Pagina's