GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

DE KERK IN DE GROOTE STEDEN.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE KERK IN DE GROOTE STEDEN.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De eenige weg om doeltreffende ea vruchtbare reformatie in de stadskerken tot st; md te breagen, is de institueering der zelfstandige wijkkerk. Hiertegen is principieel dit bezwaar ingebracht, dat daarmede tekort wordt gedaan aan de ééne openbaring van het lichaam van Christus op één plaats, doch deze bedenking is niet te handhaven, daar een' stadsdeel evenzeer als een plaats kan beschouwd worden. Van de practische bezwaren is reeds genoemd, de overweging dat de gemeente zich met dit stelsel niet_ wil verzoenen, en de tegenstand te groot zal zijn. Deze vrees mist echter genoegzamen grond, en voor enkele wederspannigen mag de kerkeraad niet uit den weg gaan.

V.

Een. tweede praötisch bezwaar i's van nieer gewacht.

De tegenstanders der zelfstandige wijkkerk •wijzieii er op, dat, wanneer de één© stadskerk uiteen zal vallen, in verschillende afzonderlijke gemeenten, men arme en rijfeè wijkkerken zal krij'gen, al naar gelang de maatschappelijfc'e positie' van het stadsdeel is. En dit gevaar is zeker niet denkbeeldig. Terwijl op een dorp' arm en rijk, boeren en arbeiders, patroons en werklieden in eenzelfde buurt, en naast en door eltaar wonen, telt een stad afzionderlijk'e mlaatschapipelijb-onderscheidein wijbén, wier bewoners nuet elkander geen gemeenschap oefenen. Er zijn nu" eenmaal arbeiders-en kapitalistenbuurten, kazemewomngen en parken met villa's, en zoo komien we bij feerkelijke splitsing voor dit geval te staan, dat de ééne wijMeerk voor Jiet meerendeel uit arbeiders bestaat, en de andere de aristocratie onder haar leden • telt.

Dit moet, zoo vreest men, tot ongezonde toestanden leiden.

Door die verdeeling wordt de ééne kerk rijk en de andere arm.

Naast een gemeente, die worstelt om financieel het hoofd boven Avater te houden, woont een' andere, die zich in weelde baadt, en die onevenredigheid geldt niet alleen de stoffelijke, maar ook de geestelijke zijde.. Er zullen, wanneer het door mij verdedigde stelsel wiordt ingevoerd, wijkfeerken komen, waarin geen intellecr.ueel-begaafde btroeders wonen, en de gaven voor het ambt sohaarsch zijn, terwijl de daaraan grenzend© wijkkerk een overvloed van 'krachben en gaven bezit. En zal eindelijk door dez'e splitsing de scheiding tusschen de broeders en zusters van eenzelfde huis niet toenemten, en de toenadering tusschen rijken en armen, werkgevers en werklieden, 'hoog en laajg, die zoo broodnoodig is, niet worden tegengehouden?

Dezfe bezwaren mloieten ernstig overwogen worden.

Zij schijnen d© praotiscihe uitvoering van de kerspel-vo!fming onmogelijk te maken, en ik weet, dat er velen zijn, die oni deze zwarigheden de groote stap niet aandurven, doch ik meen, dat ook om deze gravamina ons ideaal niet behb'eft te worden losgelaten. En wel omj deze redenen. In de eerste plaats kan en moet bij de vorming der zelfstandige wijkkerk er wel terdege op gelet worden, dat deze kerk ©en niet te eenzijdig karakter krijgt, en de grenzen dienen zóó getrokken te worden, dat ©llce kerk gegoeden en eenvondigen onder haar leden telt. lis dit niet onmogelijk. Al zijn de •-^m: . verschillende stadswijken door de sociale positie der bewoners onderscheiden, het is toch ook een feit, dat overal in iedere groote stad aan de buurten, waar de rijkler-bedeelden wonen, straten grenzen, waar minder-bedeelden hun intrek hebben genomen, en het is vaak opmerkelijk, hoe men te midden van een aristocratiei-vKjb' b.v. hofjes vindt, waar de werkinan een huis gevonden heeft.

Die grensregeling valt daarom wel wat mee.

Een zóó scherpe scJieiding, als gevreesd Avordt, zal in de practijk, met name 5n oinze gereformeerde kerken, niet voorkomen, e)i met de institueering kan met dit bezwaar op all© mogelijke manier gerekend worden. En dan zal zeker de eene wijkk'erk wel een ander type vertoonen dan de ander, maar treft, men deze verbijzondering ook niet op het platteland aan? Is er in onze dorpskerken geen verschil tusschen noodlijdende en rijkere gemeenten? Dragen de keirken in Limburg b.v. niet een geheel eigensoortig karakter, omdat haar leden meest ambtenaren en in de mijnstreek mijnarbeiders zijn? En zöiu !men nu om die variatie de massaliteit moeten behouden, en de institueering der zelfstandige wijkkerk afwijzen?

Deze eisch is door en door onbillijk.

Bovendien koestert men van de z.gn. ai'mere wijldcerken een te geringe gjjdachte, en js de vrees, dat deze kerken financiëer'én geestelijk zich niet kunnen handhaven, ongegrond. De ervaring heeft geleerd, dat onze inkomsten waarlijk niet alleen toevloeien van d© rijker-bedeelden, doch het zijn doorgaans de „kleyne luyden", die met hun trouwe gaven in den stoÖelijken nood van 'sHeeren kerk en rijk voorzien. Het is dikwerf om jaloersch te worden, als w© zien, . hoe niet-welgestelde gemeenten offer en offer brengen voor de zaak' van onzen Koning, en het eenvoudige gereformeerde volk' heeft bewezen, dat het niet alleen gewillig maar ook in staat is, het huis Gods behoorlijk' te onderhouden. Vooral wanneer hiet massale ©n groote gebroken is, en .men gevoelt met eigen kerk etc. van doen te hebben, zal met d© liefde en het meeleven de offervaardigheid stijgen, en, omdat het hun eigen zaak is, zal er van onwilligheid om^ de kosten te dragen geen sprake, zijn. En mocht het geval zich voordoen, dat ©en enkele wijkkerk niet bij machte is eigen huishouding te verzorgen, welnu, dan is er toch niets op tegen deze kerk als een noodlijdende t© b©schoiuwen, en haar te steunen gelijk thans zooveel geldelijk-zwakke kerken geholpen worden.

De financieel© bezwaren izijn dus niet onoverkomelijk.

Evenmin de bedenking, dat er tekort zou zijn aan geestelijke krachten, want Avie meent, dat de gaven voor het , amibt alleen te vinden zijn in de . intellectueele ktingen, vergist zich. Wat ZO'U hel er dan voor de meeste dorpskerken treurig uitzien! De practijk leert ons juist, dat onder de eenvoudigen rijke gaven schuilen van wijsheid en godsvrucht, van Schrif-tkennis en geestelijke ervaring, van bekwaamheid'om^ t© vermanen en tact om te leiden, en ik ken tal van voorbeelden, dat door het bezoek en vermaan van eenvoudige ouderlingen, menigeen bewogen werd het goede pad in te slaan. 'Laten wij' in onze kringen toch niet meedoen aan den mo'de-cultus van het intellect, en bedenken dat nog, altoos d© regel van Christus' gemeente geldt: niet vele rij'ken, niet vele edelen, niet vele wijzen.

Aan deze pracitisch© gravamina zijn no'g meerdere toe t© vogen.

Men heeft gewezen op het veelvuldig verhuizen in de groote steden, wat alleen meer administratieven arbeid met zdöli meebrengt, waarvoor onze broeders, die daaxvO'Or aangewezen werden, niel bang zijn. Men heeft beweerd, dat de stadskerk als eenheid meer ki-acht kon ontwikkelen dan in gedeelde kerken, doch de ervaring leert, dat b.v. de kleinere' buitenkerken in de groote stadskerk veel sterker bloeien^ dan de ongedeelde, massale stadskerk. Men heeft ook gesproken van eventueele concurrentie tusschen de vrtjkkerken, doch is tot nu toe in gebreke gebleven om aan te toonen, waarin die concurrentie zon bestaan, terwijl voor heiligen wedijver toch geen angst behoeft te wezen, en... misschien zijn deze bedenkingen nog te vermenigvuldigen.

Ik zal echteit naar die andere geen O'Uderzoek instellen.

Het pro en contra is genoegzaam besproken, en nog uitvoeriger uiteenzetting zou licht gaan vervelen. Er rest mij echter nog een vraag te beantwooorden, en wel deze, of de diaconale ar'beid en het financieel beheer gescheiden dan wel gemeenschapp'elijk moet geschieden. Uit het vO'Orgaande zal duidelijk zijn, dat ik het eerste prefereer. Een zelfstandig© mjlckerk moet zich geheel zelfstandig kunnen O'Utwikkelen, en voor een richtige O'ntplooiïng van eigen leven en krachten ïs het noodig, dat zij haar eigen barmhiartigheidswerk k©nt, en ook financieel op zichzelve staat. Zulk een eigen leven spaiit de belangstelling en de offervaardigheid, ea voorkomt dat de een 'op den ander gaat drijven. Natuurlijk ligt hierin niet opgesloten, dat als overgangsmaatregel gemeenscihappelijke z0.rg niet kan geduld worden, want dit is zelfs verkieselijk, maar dati moet het ook een tijdelij'k© tO'estand zijn. Zoodra alles weer geregeld en geconsolid©©rd is, w©rke iedere diaconie afzonderlijk, m. hebbe iedere wijkkerk een eigen 'financieel belieer. En is wederkeerige bijstand noodzakelijk, dan. drage de rijklere kerk'de lasten van de armere mede, en vervulle alzoo de wet van Christus.

Hierbij wil ik' het laten.

Er zijn nog tal van belangrijke punten O'Ver de practische uitvoering te zeggen, doch ik laat die thans rusten. Alleen wil ik nog eens met nadruk herhalen, dat O'Us ideaal moet-zijn geen grootere wijkkerken . dan van 1000 zielen, zoodat iedere kerk een eigen dienaar des Woords bezit, en in die richting inoeteii wij arbeiden. Ert dat deze verschillende wijk-kerken nauw verband met elkaar zoeken, en in de ge-meensohappelijke belangen, b.v. in het beheer van weeshuizen, rusthuizen, Evangelisatie, plaatselijke Jodenzending met elkaar samenwerken, spreekt wel vanzelf.

Daarop be'hoef ik niet nader aan te dringen..

Maar wat ik tenslotte nog wel moet doen, is het met all© kracht .aandringen op spoedige toepassing van. diit stelsel. De toestand onzer stadskerken vraagt er om. De arbeid des Evangelies dwingt ons dezen weg in te Slaan. D.e gewichtige positie van Christus' 'kerk in de groote steden stelt dezen eisch, en wee ons, wanneer wij' de teekenen der tijden niet verstaan, en in star conservatisme of blinde principiën-reiterei weigeren de hand aan den ploeg te slaan.

Zóó, als het nu is, kan het niet lange'r blijven.

De verantwoordelijkheid wordt steeds moeilijker te dragen.

Er moet verandering en reformatie komen.

En welke?

O zeker, eerst innerlijke onikeering en geestelijke vernieuwing, want zonder deze is alle hervo'rming waardeloos, maar aan deze bijzondere ziélsb'©k©ering pare zich de koersverandering in de fo'rma ecclesiae. En die koerswisseling is m.i. de breking van de massaliteit en de splitsing in de verschillende wijkkerken. Dr Kuyper zegt ervan:

„Het is dan ook aan geen twijfel onderhevig, dat de stadskerken óf eerlang Joit hef aanvaarden van het parochie-stelsel zullen moeten overgaan, óf dat ; zelf s beste kerken ten slotte m de_zelfd© ellend'e z'ullen verloiO'pen, die reeds zoo me-nige kerk verwoest heeft"

Ik kan niet beter doen dan met zijn Woord te eindigen.

388 God geve ons wijsheid om den rechten weg vO'Orziiclitig te bewandelen.

Hij wak'e in trouw en genade over onze stads-"ikiörken.

Ein-Hij geve al onze gereformeerde )i'ei-ken lichtdragers te zAjn. in deze donkere wereld.


¹) Pro Kege II, pag. 285

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 juli 1921

De Reformatie | 4 Pagina's

DE KERK IN DE GROOTE STEDEN.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 juli 1921

De Reformatie | 4 Pagina's