GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Om de Vrije Universiteit.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Om de Vrije Universiteit.

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

Over de verhouding tot de Hervormden zou ik ook iets schjrijven. , D; at is een ietwat P; iinlijk oaderwerp.

We voelen hier zoO' duidelijk liet verscihil tusschen ideaal en werkelijkliiaid, tussctea wat moest kunnen en wat kan, tusschen wat we zouden wenschen en de , f eiten.

De y. U. Ihaeft altijd een nationale instelling willen zijn. Nationaal, in zoover ons volkskarakter door het Calvinisme is gevormd, ons volk nog steeds uit het Calvinisme leeft. Maar ook nationaal, omdat ze heel ons volk ten zegen wil zijn, doch bepaald ook alle Gereformeerden.

Dat scheen aanvankelijk ook wel te zullen gaan. Behoudens de oprichtingsinzet tot dé Hervormde Kerk, met ide Christelijk-Gereformeerden was er toch wel jaanraking en zou ook wel verband te • vinden zijn geweest. Nog onlangs drukte Ds Diemer in „De Wachter" een brief af, dien hij in 1878 van Prof. Rutgers ontving. Dat hst anders is geworden, is gekomen dooT de doleantie. ,

Maar we moeten toch goed zien, wat er door de doleantie is gebeurd. Wanneer we de vraag, stellen, heeft de Vrije Universiteit zich' van de Hervormden afgekeerd of ihebben de Hervormden zich van de .Vrije Universiteit teruggetrokken, dan moet het antwoord luiden, niet het eerste maar het laatste is geschied. Niemand heeft ooit gezegd, dat de Hervormden geen lid van de Vereeniging van Höoger Onderwijs konden zijn, dat geen Hervormden ihooigleeraar konden , worden (behoudens één uitzondering', waarover straks), dat geen Hervormden student konden zijn, enz.

Wanneer Hervormden zich onthouden, dan ligt dat aan henzelf. Worden ze in menigte lid, dan hebben ze stemrecht, kunnen ze invloed uitoefenen, enz.

Ja maar, zoo redeneert men, de V. U. heeft niets gedaan en doet niets om de Hervormden te lokken, stoot ze veeleer af.

Laat ons dat eens kalm bezien.

Eerst dat afstooten. Dat ligt vooral in de Theologische faculteit. Inderdaad, men moet lid van een Gereformeerde Kerk zijn om tot hbogleeraar in die faculteit te worden benoemd. Meer nog, er bestaat een zeer nauw contact tusschen de Gereformeerde Kerken en de V., U., waarin zelfs bepaald is, dat die kerken invloed hebben op' "de benoeming en het ontslag van hoogleeraren in de Theologie. Verder moeten Curatoren der Universiteit lid zijn van een Gereformeerde Kerk.

Hier kunnen we echter vragen, is er ook oorzaak.

De Synode der Hervormde Kerk blijft zich op het standpunt plaatsen, dat aan de candidaten in de theologie geen toegang tot de kerkelijke examens in de Hervormde Kerk kan worden verleend, ook al sluit het kandidaatsexamen en de V. U. zich .veel dichter bij bedoelde kerkelijke lexamens aan, dan het' candidaatsexamen aan de.openbare Universiteiten.

Vergelijk daarmee het gedrag der Gereformeerde Kerken, die zoover ga, an, dat ze de Theologische faculteit der Vrije Universiteit met een zeer belangrijk, bedrag' steunen.

Wanneer het den Gereformeerden Hervormden ernst is, wanneer ze inderdaad van oordeel zijn, dat er een V. U. op Gereformeerden grondslag' be-Ihbort te zijn, dan 'moeten ze eerst eens m'et kracüt gaan werken .ajan verandering'. 'We stellen niet den leisch, dat ze moeteri zorgen, dat de cahdidaten aan ide V. Ü., als ze lid der Herv. Kerk' zijn, béroepbiaar kunnen worden verklaard in die kerk'. Het Ifcan boven het vermogen der Geref. Hervormden zijn lom) datte biererken, maar wel m, 'ig gevraagd, dat - blijkt, dat ernstige pogingen zijn in het werk gesteld.

Van Hervormde zijde wil men , de Theologisclie faculteit er liefst fb^uiten laten.

'Maar dat 'moet juist niet. De Theologische faculteit is een wezenlijk bestanddeel van de V. U. Zonder die faculteit in dezen vorm' is de V. U. haar karakter kwijt. 'Het is , al jaimmter, dat de Theologische faculteit 'door Ide wet wat anders beschouwd wordt in sommige opzichiten dan de overige faculteiten, maar ïiet - mloet zeker niet verder gaari. Dan zou (het beter worden de Theologische faculteit af te schaffen. Dat is de noodzakelijke • consequentie.

Sympaühie voor de V. U. hébben, beteefcent sympathie voor al de deeleri, want die deelen zijn niet te scheiden. Dat wil niet zeggen, dat men niet een bepaalde faculteit steunen kan, gelijk' zoowel de Medische als de Theologische facluteit bijzonderen steun ontvangen. Dat komt aan alle Universiteiten voor. Maar het bezwaar is hier, dat men terstond de Theologische faculteit geheel en al buiten den gezichtskring laten wil en dat gaat niet aan.

Verder zou de V. U. de Hervormden afstooten. Dat - zou vooral daarin uitkomen, dat uitsluitend Gereformeerden tot hoqgleeraar "zijn benoemd.

Vergissen we ons niet, dan is dat laatste niet geheel juist en 'zijn er hoogleeraren, die pas na hun benoeming lid van een Geref. Kerk, zijn geworden. Doch dergelijke persoonlijke dingen kunnen hier niet worden uitgezocht. Feit is, dat op dit oogenblik alle hoogleeraren tot de Geref. Kerken behooren. Doch in „De Heraut" heeft al eens gestaan, dat meer dan eens ernstig is getracht een Hervormd hoqgleeraar te henoiemen.'. Dat zal mten misschien niet gelooven.

Daaraan is echter niets te doen. Het gaat niet aan om vertrouwelijke sam'ensprekingen, ingewonnen inlichtingen in de krant te zetten.

Doch wel kunnen we iets anders doen.

Weet men een • Hervormd tai'rn te noemen van Gereformeerde belijdenis, van algemeen erkende bekwaamheid, zoodat 'hij voor de een of andere vacature, waarin een iGeref. is benoemd, in aanmerkinjg .had kunnen komen, weet mjen er een te noemen, die tevens yoo-rstander van de V. U. is, zoodat kon wwden "verwacht, dat hij een benoeming zou hebben aangenomen?

M. a. w. kan men zeggen, dat hij een bepaalde benoeming een Hervormde is gepasseerd?

Misschien zal men zeggen, niet gaat ook hier 'm'Oeilijk öm'^in de 'krant namen te noemen. Zeker, dat is waar, 'miaar niet moeilijk was het geweest om particulier de aandacht op een persoon te vestigen. Het is ons niet bekend, dat dit 'ooit is geschied.

Wanneer er inderdaad een Geref. Hervormde is, die laan de hovengenoemde eischen voldoet, zal de V. U. hem' heusch niet voorbijgaan.

'Doch nU imoeten we de zaak ook nog. eens van de landere zijde bezien.

'Men redeneert, de V. U. stoot de Hervormden laf, laten er eerst eens een paar Hervormde hoogleeraren worden aangesteld, dan kunnen de Hervormden over steun {gaan denken.

Vian een 'dergelijke wijze van doen wil ik niets weten.

Niet om naiar jhst o'jd liberale systeem' te zeggen, dat men steeds de meest bekwain'en zoekt om onder dat masker allen, die niet van de partij zijn, te weren. Daarom stelle ik voorop, dat ik' voorzoover, ik daarbij betrokken ben, gaarne zou mede-. werken aan de henoeming van een Geref, Hervormde.

Maar wel moet ik twee andere dingen zeggen.

Vooreerst, het is 'geen zatab v^n k'ooiphandel. Qout des, 'k geef iets, om' wat. te ontvangen. Een Hervormde benoemen om! steun van de Hervormden te 'krijgen.

En in de tweede plaats, als de V. U. dezen weg opging, om ter wille van den steun der Hervormden een Hervorta'de te benoemen, waar is dan het adres? Wie treedt hier op? Welke Hervormde Kerk, persoon, vereeniging staat er voor in, dat •men na zulk 'een benoeming op steun k'an rekenen ? De Gereformeerden hebben getoond, dat ze de V. U. liefhebben en er iets voor willen offeren.

Daarom is'Kèt voor de V. U. van meer belang te zorgen, dat ze' den steun van Gereformeerden behoudt, dan stappen te doen, die misschien, wel steun van Hervormden .zouden kunnen brengen.

Maar de weg is een andere. De V. U. is er. Ze wordt grootendeels do'or Gereformeerden in stand gehouden. Willen anderen ook van de V. U. genieten en er aan mesjN^erken, gaarne, !m'aar"dan 'mbeten die 'anderen - tot de V. U. komen. Niets belet hen dat te doen. Hebben ze bezwaren, laten ze die kenbaar maken, dan kan de V. U., die nu weet, waar ze aan toe. is, nagaan, of die bezwaren te overkomen ztjn, of ze er bij winnen of bij" verliezen zou.

De V. U. is door den loop der geschiedenis in een hoek gedrongen.

Inderdaad!

Maar of ze daarin wil blijven staan, hangt niet van haar zelf af. Gaat ze van h-aa'r plaats, dan

vindt ze misschien 'geen plaats. Het staat aan de Gerefonneerden in Nederland, Gereformeerd hier genotaen in den ruim, 'sten zin van het woord, .of de V. U. kan worden, wat ze in de eerste periode toch wel was, een nationale instelling.

F. W. G.

Verbetering. Tot onzen spijt bleven in het vorige artikel eenige drukfouten staan. De meest storende was wel „Sesta Romane", wat zijn moet: „S e r t a Romana".

De Mattheus-kommentaar van Prof. Grosheide.

Deze kommentaar levert weder een bewijs, dat we een nieuwe periode in de beoefening der theo-• logie zijn ingetreden.

Reeds bij de verschijning van Prof. Ridderbos' Jesaja vroegen we de aandacht voor dit verschijnsel.

Wij wijzen er thans opnieuw op.

Lang heeft men geroepen; waar blijven de hand-- boeken van onze hoogleeraren?

Voor encyclopaedie en doigmatiek hadden Kuyper en Bavinck het h'unne gedaan.

Miaarbij de andere theologische vaklcén wachtte men tevergeefs.

In de beide exegetische werk'en, die kort na elkander verschenen, werd dit ongeduld beschaamd.

Er was hard gewerkt, al merkte de buitenwereld er niet veel van.

En nu vallen opeens ons GerefoTmeerde volk rijpe vruchten in den schoot.

Onze hoogleeraren badden natuurlijk wel esr tot publicatie kunnen overgaan.

Maar dan had het resultaat vanzelf niet-zoo voldragen kunnen zijn.

Vroegtijdige geboorten geven altijd zorg.

Zevenmaands kinderen eischen méér oppas dan normale.

Daarom moeten wij er ons o-ver verheugen, dat in het wordingstijdpeA niet ontijdig i? ingegrepen.

En evenzeer stemt het tot dank, dat dit rijpingsproces in dit opzicht plaats maakt voor een productie-proces.

Een productie-proces noemen wij het.

Wat ons nu worden aangeboden zijn eerstelingen, waarin levenskracht zit.

Maar die zeker en vast door anderen zullen worden gevolgd.

Hier kan gezegd: men hoort het groeien! ProL Grosheide eindigt zijn „Voorbericht" aldus:

„Wanneer een volg'end deel zal verschijnen en welk dat. zal zijn, kan nog niet worden gezegd. Wat mijzelf betreft, hoop' ik nu eerst een Hermeneutiek voor den druk gereed te kunnen ma-. ken on dan tot de exegese terug te keeren."

Daarin wordt esn program gegeven, dat van een onvermoeide pers-productie spreekt.

Ook Prof. Greydanus, die mede zijn jiaam aan deze !5nderneming heeft willen verbinden, zal zeer zeker niet achterblijven.

Niet minder dan een volledige k'oanta'entaar op het Nieuwe Testament te geven, ligt in de bedoeling.

Prof. Grosheide heeüt zijn vleugelen breeder kunnen uitslaan dan zijn collega Ridderb'os.

Zijn arbeid draajg-t een meer wetenschappelijk, die van Dr Ridderbos een meer populair karakter, wat echter niet wegneemt, dat de voorarbeid, doo: den laatste verr'cht, we'.en^chiappelijk hoog staat.

De tegenstelling: wetenschappelijk 'en populair mag men hier dan ook niet absoluut neüi'en.

Ook Prof. Grosheide heeft populair water in den wetenschappelijken wijn willen doen. Vandaar, dat hij schrijft:

„Ik verwacht, dat velen mijn wijze van behandeling zeer onwetenschaptpelijk zullen vinden; ik heb een stille hoopi, dat onze predikanten, en' zij zijn het toch in de eerste plaats, die kommentaren gebruiken, hier weleens iets zullen vinden, dat ze elders tevergeefs hebben gezocht."

Ik hoop voO'r de . hleoordeelaar van dit werk, dat deze verwachting niet zal worden vervuld.

Want wie het „zeer onwetenschappelijk" zo"j durven noemen, zou zichzelf Mameeren.

Men kan in meening verschillen over de vraag of zulk een kommentaar zoozeer behoort te rekenen met de praktijkj maar daarom heeft nog nie-

mand het recht deze methode , .zeer onwetenschappelijk" te noemen.

Ik .voor mij acht het gelukkig, dat Prof. Grosheide de praktijk : niet uit het oog verloor.

Voor mij strijdt het trouwens met het karakter van echte wetenschap, wanneer men het contact tusschen wetenschap en leven verbreekt.

In deze kommentaar ontbre^n de-geleerde uitweidingen, waarmee andere doorregen zijn.

Is dit een gebrek?

Of is het niet juist de fout van menigen kommentaar, dat hij igeen stof voor exegetische mönographieën schijnt te willen overlaten?

Bovendien. Men legge 'dezen komtaentaar pp Mattheus eens naast dien van Prof. Baljon.

Slaiat de wetenschappelijke schlaal d 'n wezenlijk ten gunste van Baljon door?

Dat Prof. Grosheide rekening heeft geho< ïi< ien met de praktijk, maakt zijn werk zooveel bruikbaarder dan dat vkn. Zahn.

Bij het naslaan van een bepaalden tekst levert Zahn bijna altoos moeilijkheden op. Die tekst is heel dikwijls tusschen .andere weggestopt en men kan hem soms pas na veel zoeken vinden.

In den kommentaar van Prof. Grosheide is dat euvel volledig geholpen.

Men vindt dadelijk, wat men hebben wil.

De bouw van deze verklaring kenmerkt zich door eenvoud.

De onevenredigheden van Zalm zijn hier vermeden.

Toch vervalt Prof. Grosheide niet tot de versaan-vers methode, die vooral door Beugel zoo konsekwent werd toegepast.

Hij eerbiedigt het organische in het evangelie.

Daarom verdeelt hij zijn stof ook in pericopen en hij laat öe eenheid in die pericopen en tusschen de pericopen onderling goed uitschijnen.

Behalve een doordacht wetenschappelijk is dit ook een principieel werk.

Daarmee waren we op exegetisch gebied niet Verwend.

Onze predikanten moesten jarenlang het stellen met kommentaren, die wel orthodox waren, doch' niet uit, ons beginsel gegroeid.

Dit leidde weleens tot mislukte preeken.

Maar nu breekt een betere tijd aan.

Wij wenschen Prof. Grosheide hartelijk geluk.met de voltooiing van dezen arbeid.

Wij danken hem, dat hij hiermee ons wetenschiappelijk en kerkelijk leven verrijkte.

In détails treden wij hier natuurlijk niet.

Dat zou aan den vakman moeten worden overgelaten.

Daarvoor zou ook ons blad niet de geschikte plaats bieden.

De jonoste preölkantenconferentle.

Weer werd-te Utrecht de jaarlijksche vergadering van Gereformeerde predikanten gehouden, ditmaal niet in het antieke Gebouw voor 'Kunsten en Wetenschappen, maar in het moderne Jaarbeursgebouw.

Men moet het-inoderamen bewonderen om zijn vindin, grijkheid.. Telkens stelt [bet onderwerpen aan de orde, die het interesse der predikanten hebben.

Vooral dit jaar was het bijzonder gelukkig.

Predikanten, die geen twee dagen missen - kunnen, plegen een keur te doen.

Dat moet hun echter thans wel buitengewoon moeilijk zijn gevallen.

Uit de verslagen van deze conferentie zullen we in dit of het volgende numm'er onder pers-sch'ouw een greep doen.

Daarmede willen wij echter niet uitspreken, dat het andere in belangrijkheid daarbij achterstond.

De fata fler Vrije universiteit.

Deze week is voor het eerst in werking getreden ide regeling, dat bij de opening der lessen door den aftredenden rector een overzicht zal worden gegeven van wat in het afgeloopen cursusjaar voorviel, terwijl dan in October de nieuwe rector de groote oratie houdt.

Professor Anema, de scheidende rector van dit jaar, fungeerde als baanbreker.

Dit werk bleek hem toevertrouwd.

Zijn rede was kort, pittig, geestig, fijn en toch van principiëelen ernst doorgroefd.

Zij mag sfls een alleszins gelukkige inzet worden beschouwd.

HEPP.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 september 1922

De Reformatie | 8 Pagina's

Om de Vrije Universiteit.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 september 1922

De Reformatie | 8 Pagina's