GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De loochening der Gemeene Gratie.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De loochening der Gemeene Gratie.

23 minuten leestijd Arcering uitzetten

X.

In Amerika is onder de Gereformeerde broederen ernstig geschil gerezen over het leerstulc van de Gemeene Gratie.

Er zijn er, die meenen, dat deze leer onschriftuurlijls; is en daarom de Gemeene Gratie loochenen.

De stand van de kwestie wordt uiteengezet in de brochure van Ds J. K. van Baaien: „De loochening der Gemeene Gratie, Gereformeerd of Doopersch".

Ds van Baaien ziet in dit geschil een beginselsti-ijd tusschen Calvinisme en Anabaptisme en meent, dat in HoUandsche kringen in Amerika nog maar al te veel van den Dooperschen zuurdeesem te bespeuren valt.

Om onze lezers voor te lichten, volgen we den schrijver op den voet.

We vvenschen echter deze zaak geheel los te maken van de Jansen-kwestie.

Ook werpen we ons niet als scheidsrechters trsschen de Amerikaansohe broeders op.

Daarom blijven hun personen buiten geding.

Zij. die in Amerika de Gemeene Gratie loochenen, zetten de uitspraken van godgeleerden als Kuyper en Bavinck, in deze kwestie eenvoudig op zij en lietoonen daarbij niet steeds het verschuldigde respect.

Voor hen is het Noaohitische Verbond een ver-"bond van particuliere genadie.

Ook wordt volgens hen, het leven der wedergeboorte niet gedragen door het leven uit de schepping. Evenmin is ook het verbond der bijzondere genade aan alle zijden omringd door een algemeene genade, gelijk een kern door haar bolster.

Er bestaat, zoo gaan zij verder, geen genade, dan in het bloed van Christus en , in den natuurlijken mensch is er van vatbaarheid voor genade in het hai^t geen sprake.

Tot den natuurlijken mensch vloeien wel uitwendige zegeningen, welke voor den geloovige bestemd zijn, af, maar die zegeningen verkeeren voor hem in een vloek.

Daartegen nu brengt Ds van Baaien zijn bezwaren in. Hij' ontdekt rationalisme in de redeneeringen zijner tegenstanders. Maar vooral legt hij hun ten laste een eenzijdige theologie, die alleen uitgaat van de leer der uitverkiezing.

Met de voorbeelden van Farao's dochter en de bekeering der Ninevieten op de prediking van Jona. wil hij aantoonen, dat de gaven Gods aan de onwedergeborenen, dezen niet nog goddeloozer maken.

Hij meent in de loochening der Gemeene Gratie te herkennen, de dwaling van het Anabaptisme, waaraan de praktijk van de „mijding" onafscheidelijk verbonden was.

Het zou jammer zijn, indien dit geschil in onze Amerikaansohe Kerken op scheuring uitliep. Daarom matige men zich in zijn uitspraken, verkettere elkander niet te spoedig, zegge liever, dat iets in de Anabaptistische lijn ligt, dan dat men het als Anabaptisme brandmerkt en boude rekening met de inkonsekwenties, welke bij de tegenpartij duidelij'k ziclitbaar zijn en waaruit blijkt, dat men bij het Anabaptisme niet wil uitkomen.

Het is alsof Kuyper zeker voorgevoel had van de moeilijkheden, welke dit leerstuk in de toekomst zou opleveren, toen hij den term ..algemeene genade" inruilde tegen „gemeene gratie". Misschien zou het verhelderend werken, indien men, inplaats van „genade", ..lankmoedigheid" gebruikte. Toch mag het genade-begrip hier niet losgelaten. Calvijn is daarin voorgegaan.

Calvijn laat zich op de ernstigste wijze over de loochening der Algemeene Genade uit.

En wat de Schrift aangaat: naast de genade in Christus kent zy aan het woord genade ook een veel ruimer zin toe.

Een viertal verkeerde elementen huizen er in het genadebegrip van hen, die alleen de particuliere genade als genade beschouwen.

Stellig is de algemeene genade er om de bijzondere genade. Maar niet wordt eerst de bijzondere genade bewezen, terwijl dan ieis, wat op algemeene genade gelijkt, ervan zou afvloeien naar de wereld. Dit ware .een verbreken van den stelregel van den apostel: het natuurlijke is eerst, daarna het geestelijke.

Algemeene en bij'zondere genade vinden alleen haar vereenigingsptmt in den Lo'gos. niet

Natuurlijk is ook dat volkomen waar.

In hef leven der natuur werkt Christus als Scheppingsmiddelaar, in dat der gen-ade als Verlossingsmiddelaar.

Maar men kan nog verder gaan.

De algemeene genade gaat odk niet buiten Christus als Verlossingsmiddelaar om.

Imners, wanneer Hij verklaart, dat Hem alle macht gegeven is in hömel en op aarde, legt Hij die verklaring niet af als het Principe der schepping Gods, als Scheppingsmiddelaar, maar als de Verlossingsmiddelaar, die vleesch en bloed heeft aangenomen, het verlossingswerk' heeft volbracht en gereed staat ten hemel te varen.

In hoever dit nu ook' van toepassing is op de oude bedeelin, g, laten wij in het midden.

Wij wezen dit even aan om te laten zien, hoe cutziaglijfc veel er aan dit vraagstuk vastzit.

Maar al leidt Christus als Verlossingsmiddelaar thans het werk der algemeene genade, daaruit volgt irO'g niet, dat die algemeene 'genade ook moet zaligen.

Zijn zitten ter rechterhand Gods zal straks zijn beëindiging vinden in Zijn wederkomst ten oordeel.

Ook dat oordeel zal Hij oefenen in Zijn kwa: liteit van Verlossingsmiddelaar.

Het is er evenwel ver vandaan, dat het oordeel op zaligiag van allen zal uitloopen.

Hiermede meenen we tegen verkeerde gevolgitrekking genoegzlaam' te hebben gewaarschuwd.

Nog moet eenige aandacht geschonken aan de bewering van de Amei'ikaansche broeders, die de Gemeene Gratie loochenen, dat de natuurlijke z'egeningen, door Go-d aan de wereld geschonken, straks alle iri een vloek zullen verkeeren 'en 'dat hiet oordeel te zwaarder zal zijn, naarmate een ongeloovige meer natuurlijke zegeningen heeft ontvangen.

Hoe zij tot zulk een opvatting kom'en, laat zich wel be\Toeden.

De Schrift toch getuigt, dat zij die den weg hebhen geweten en niet bewandeld, m'et vele slagen zullen geslagen worden.

Ja Christus voegde er aan toe: Maar wie dien ijiet geweten heeft, en gedaan heeft dingen, die slagen waardig zijn, die zal m'et weinige slagen geslagen worden. En een ieder, wien veel gegeven is, van dien zal, '^"eel geëischt worden; en wien men veel vertrouwd heeft, van dien z!al men overvloediger eisohen". (Luk. 12:48).

Ook komt hierbij vanzelf voor den geest de vloekrede, welke Christus uitsprak tegen de steden aan het meer van Tiberias.

„Wee u, Chorazin! wee u Bethsaida! want zoo in ïyrus en Sidon de krachten waren geschied, die in u geschied !zijn, zij zou'den zioh eertijds in zak en laseh bekeerd hebben.

Doch Ik zeg u: het zal Tyrus en Sidon verdraaglijker zijn in den dag des oordeels dan ulieden.

En !gij Eapernaum! dat tot den hemel toe zijt verhoogd, gij zult tot de hel toe nedergestooten worden; want zoo in Sodom de ki-achten waren geschied, die in u gesdhied zijn, zij zouden tot op den huldigen dag gebleven zijn.

Doch Ik zeg u, dat het den lande vau'Sodorti verdraaglijker zal zijn in, den da; g des O'Ordeels dan u. (Matth'. 12:21—24).

Soortgelijk lot kondigde Hij de Farizeeën en Sadduceeën aan: Wee u, gij Schriftgeleerden en Farizeeën, gij geveinsden! want gij eet de huizen der weduwen op en dat onder den sdhijn van lang te bidden; daarom zult gij te zwaarder oordeel ontvangen" (Matth. 23:14).

Een meer dan zware straf wacht volgens deti Hebreeërbrief ook hen, die willens en wetens in hun zonde volharden. „Want zoo wij willens zondigen, nadat wij de kennis der waarheid ontvangen hebben, zoo blijft er geen slachtoffer meer over voor de zonden, maar eene schi-ikkelijke verwactting des oordeels en hitte des Vuurs, dat de tegenstanders zal verslinden" (Hehr. 10:26, 27).

Hieruit staat vast, dat naarmate iemand meer voorwerp van Goddelijke z'org is geweest, hij, wanneer hij die zorg Veracht, in het gericht te schuldiger zal worden bevonden en.naar evenredigheid daarvan ook straf zial Wegdragen.

Maar waarop hebhen al de aangevoerde uitsi)raken der Schrift betreljfking ?

Op de algemeene genade?

Wanneer men ze nauwkeurig naleest, bemerkt toen dra, , , 'dat hierin van algemeene genade, van natuurlijke .ziegenin, gen geen spraKe is.

Het gaat op al die plaatsen over de aaiilj'ieding des heils. .

Niet over regen en zonneschijn, over kunst en wetenschap, over burgerlijke deugden en mlaatschap-P'olijk welvaren, maar over de ' noodiging om tot Christus te komen.

De menschen, hierin geteekend, worden niet herinnerd aan hun bevoorrechting in de algemeene genade, maar in hün voorrecht boven anderen, dat zij de paiticuliere genade als Voor zich zagen liggen.

Zij hebben echter als de Joden, den weg, dien hun werd gewezen om. tot verzoening met God te komen niet betreden. Vaïidaar d-at zij ziqh dubbele slagen waardig ta'aken.

Zij hehben als de inwoners van' Chorazin, Bethsaida en Kapernaum de heilswoorden Van Jezus gehoord en Zijn .wonderen gezien, miaiar zich niet laten leiden. Vandaar, dat ze in het groote sli-atgeric'ht op harder vonnis hebhen te rekenen dan de Tyriërs, Sidoniërs en de bewoners van het verzonken, land in de Do'ode Zee.

Zij hebben als de Schriftgeleerden en Frazeeën vroomheid geveinsd, yniaiar den Zoon niet gekust opdat Hij niet toome. Vandaar, .dat de. strafmaat voor hen zal worden verhoogd.

Zij hebben als de personen, over vvie de Hebreeërbrief spreekt, de kennis • der waarheid bezeten, maar hebben in flagranten en opzettelijkien strijd daartiiee gehandeld. Vandaar, dat hun. 'grootere verschriliking bereid wordt dan anderen., ^J-

Daarin ligt opgesloten: naarmlate een O'nbefc'eei'de nauwer met Christus in aanraking is geweest, beter het Woord heeft gekend, voller licht oVer het ééne noodige heeft 'ontvangen, naar diezelfde mate zal hun oordeel vreeselij'ls'er zijn.

Zulke zegeningen verkeeren, inderdaad eenmaal in een vloek'.

Van hen, die daarmee 'zijn overladen, geldi het Schriftwoord, dat zij gem'est worden tot den dag der slachting.

Maar leert de Scihrift dat ook van de zegeningen der algem'eene genade?

De proefsteen.

Aan den modernen predikant van Dronrijp, redacteur van het „Wee'khlad voor de • Vrijzinnige Hervormden" — niet te verwarren 'met Prof. Bleeker vaii Gro'uingen, die niet mbdern is — werd de vraag gesteld: „Mag men argumenten ontleenen aan de Heilige Schrift? "

Dit bracht hem er toe aan te geven, hoe zijns inziens de scheidslijn loopt tusschen modernisme en orthodoxie.

Daarover jzegt , hij in zijn antwoord:

En dan wil ik beginnen met er O'p te wijzen, dat op dit punt vooral zich zeer sterk vertoant het verschil tusschen een. Rechtzinnige en een Vrijzinnige. Bij het tegenwoordige „dooreenloopen van kleuren" heeft men al vaak gevraagd waar toch precies de scheidslijn ligt tussclien Rechts en Links. En dan lijkt het mij toe, dat men het antwoord 'Op de vraag of iemand Oi-thodox is of Modern, vrij zuiver bepalen kan iraar zijn houding tegenover wat men van - oudsher gewoon is te noemen „het Schriftgezag".

De Orthodoxe, zoo zeide indertijd prol. \'an Dijk in zijn „Verkeerd Bijbelgebruik", huldigt „een opvatting' van den Bijbel, als inhoudende een ge' inspireerde leer met kleiner of grooter straallengto".

Een bijbelwoord heeft dan ook voor hem een zeker gezag, en wel goddelijk gezag, waarander In] zich neergeven moet. In gereformeerde kerken word' er dan ook steeds op aangedrongen, dat men „zich zal buigen voor de Schrift". Als in deze kringen iemand aantoonen kan, dat hij op-Schrift'uurlijken bodem staat en dat de Bijbel er precies zoo overdenkt, heeft hij zijn pleit gewonnen. Na een „ef staat geschreven", komen geen ver.dere bedenkingen

meer te pas. Dan is de kwestie uitgemaakt. En ook waar men in sommige Orthodoxe kringen niet nicer zweert bij eiken bijbeltekst — want ook daar - vindt men „vogels van zeer diverse pluimage" — (laar is men toch in zooverre.aan de traditie getrouw, dat men aan den geest des Bijbels, aan de uitspraken van Christus, of hoe-men het verder noemt, een zeker boven den mensch staand gezag blijft toekennen. Srhriftuurlijke uitspraken, woorden van ('lu-istus zelf, bezitten voor hem, die op dit stand-])nnt staaf, de waarde van een doorslaand .argument, een bewijs.

Men kan zich gemakkelijk indenken, dat zoo iets . voor menigeen in onzen tijd zeer aantrekkelijk is. 'Su heeft men dan een middel om allerlei kwesties eens en voor goed' uit te maken. En het is dan ook wezenlijk geen wonder, dat in onzen zoo sceptischen tijd, de Orthodoxie, en vooral de strenge, groote schai'en tot zich weet te trekken.,

Hoewel .wij de namen „modern" en „orthodox" allerongelulddigst (gökozen acibten, zoo is hier, dunkt ons, de scbeidslijn tusscben de groepen, welke door deze benamingen worden aangeduid, taimelijlv' juist getrokken.

Het onderscheid tusscben den moderne en ons kan niet worden uitgedrukt door de versdhillende houding tegenover de kliltuur. Vriendsciha, p voor of vijandschap tegen de bedendaagscbe kliltmir z; ijn de kenmerken niet. Ook niet de verschillende waardeering van de wetensdbap.

Maar de proefsteen is gegeven in bet Schriftgezag.

De moderne erkent het Goddelijk gezag van den bijbel niet.

Daardoor imaakt bij zicb een prikkeldraadversperring tusscjben hem en bet ooTspronkelijfc'e christendom, , bet oorspronkelijke protestantisme en, de hedendaagsohe ortliodoixie.

Geen bijbelscb klinkende termen van het recbtsmodernisme nemen deze Versperring weg.

Die blijft bestaan en doemen elke synthese tot een onmogelijkbeid.

Maar tevens kan bet 'Schriftgezag dienen als proefsteen voor het gehalte van recbtzinnigbeid.

Daardoor kunnen wij uitmaken, welke Ethischen bet dichtst bij ons en welke Ji'et verst van ons al staan.

Dit hebben de Ethischen gemeen, dat zij niet aan heel de Schrift Goddelijk gezlaig toekennen.

Zij kiezen zieh een kern van de Schrift.

Zij scheppen zich een geest des Dijbels.

Hoe grooter nu de kern is en hoe meer die geest den feitelijken inhoud van den bijbel nabij komt, des te dichter naderen zij ons.

Niettemin blijft ook, hier het Schriftgezag het principiëele iversdbil.

Men klan natuurlijk ook z'eggen, dat bet gaat vóór of tegen. den Christus.

Alleen komt men idan dadelijk weer voor de vraag te staan: welken Christus mfeent gij? Den Christus der Schriften of den Christus van eigen vinding.

Hier moet het Schriftgezjag weer uitsluitsel geven.

Twee stroomingen.

In het jaaroverzicht, dat wij in het vorig nummer van het kerkelijk leven der Gereformeerde gezindte gaven, Imaakten we gewag' van twee stroomingen in den boezem der Christelijke Gereformeerde, Kerk en wij waagden ons a, an 'de voorspelling, dat dit vroeg of kiat op een k'onflikt, zöoi niet oipj .splitsing moet lütloopen.

Hoezieer jwij hierbij ook lijdelijke toeschouwers hopen te blijven en ons niet zullen mengen in de interne aiangelqgenheden van die kerk, kunnen •^vij ons niet ontslagen rekenen van den plicht onze lezers van tijd tot tijd daarover in te lichten, opdat zij op de hoogte Mij ven.

In „De Weiklcer" vinden 'wij een stuk van de hand van den Chr. Gereformieerden predikatit Ds Sluiter van Assen, dat uit een Kerkbode wierd overgenomen en waarin een symptoom van zekere tweeheid in de Christelijke Gereformeerde Kerk openl)aar wordt.

Hij heeft het over de onderscheiding van ware en valsche kerk en protesteert tegen de leer van de pluriformiteit (veelvormigheid) dèr kerk, welke ook izijn kerk is binnengedrongen.

Eerst bestrijdt hij een uitdrukking Van een redacteur van „De Wektt^er", waarin hij „pluriformisme" meent te rieken.

Daarna .vervolgt hij:

Nog duidelijker' komt dit standpunt uit bij onzen Leger-predikant 1. a. d. blijliens de laatste bladzijden van zijn jongste brochure tegen Ds v. d. Linden. Daar-toch spreekt hij het beslist uit, dat wij voor de plurilormiteit staan als een historisch gegeven in ons kerkelijk leven. Hij noemt eene gezonde pluriformiteit kracht en veroordeelt alleen pluriformiteit, welke tot isolement leidt. Alleen op dezen grond roept hij tot samenwerking op. Het is ons beslist een raadsel hoe vooraanstaande mannen in onze kerk dit standpunt kunnen aanvaarden en zeer zeker velen met ons. Wellicht is dit gelegen in de beltrompenheid van ons inzicht, maar verstaan doen wij het niet. En ik ben er ook van 'Overtuigd, dat mijn leermeester Ds Wisse, wanneer hij nog leefde, zijn totale afkeuring daarover zoude uitspreken en op de vraag: moeten wij dit op grond •van de Schrift en onze Belijdenis aanvaarden? beslist zou zeggen: neen! Een zoodanige leer van de pluriioruiiteit van de kerk is ons op onze college's nooit geleerd, noch door Docent W., noch door Docent Van Lingen. Wat men nu niet meer met vrijmoedigheid durft uit te spreken, dat hebben wij toen meermalen, tot in onze hoogste vergaderingen, hooren zeggen: wij zijn d e kerk. Is dit nu niet meer waar? Of is deze uitspraak nu voor het gevoel te aanmatigend en te pretentieus? Wij vragen maar. Het komt ons voor, dat hier iets niet in den haak is en daarom willen wij graag opheldering. Wij voor ons aanvaarden een zoodanige leer niet en durven het nog neer te schrijven, dat Avij gelooven, dat wij op grond van Gods Woord en de historie, hoe Idein dan ook in vei-gelijkiirg-van anderen, en hoe gesmaad en veracht dan ook en hoc zondig en onrein en gebrekkig dan ook, de kerk van Christus zijn. Wanneer wij dit inzicht niet deelden, zouden Avij ons schamen voor ons verleden en wij zouden nog heden ten dage niet durven voortgaan op den ingeslagen weg. Wij zouden niet op plaatsen durven prediken en gemeenten stichten, waar andere gemeenten reeds zijn. Staande op het standpunt van een"~zóodanig6 pluriformiteit, kan men dat dan ook wel met een goed geweten doen? Wij vragen dit in allen ernst. Het is ons soms nu wel eens moeilijk, maai' dan wordt het o.i. onmogelijk. Want denk dit nu eens in. Een gezonde pluriformiteit, zoo men het belieft te noemen, is kracht en daarnaar moet met alle kracht gestaan. Zoo lezen wij in de genoemde brochure. Nu zie ik krachtens dit beginsel overal de kerk, al is het dan ook in verschillenden vorm. Dan moet de vorm mij Christelijk. Gereformeerd doen zijn en blijven en verbiedt mij Gereformeerd of Hervormd te worden. Wanheer het niet te ernstig was, zou het niet belachelijk zijn? Neen, wij kunnen er ons alsnog niet in vinden en mochten wij onverhoopt ten dezen opzichte van inzicht veranderen en de leer van een zoodanige pluriformiteit der kerk aanvaarden, dan zou hel onze wensch zijn de •vrijmoedigheid te ontvangen consequent te zijn en allen, die zich in den loop der tijden afgescheiden hebben van de Hervormde Kerk, toe te roepen: keer met ons terug, want dat is de moederkerk; wij hebben gedwaald. Ons dunkt, dat moet bij consequentie daartoe leiden. Doch wat schrijf ik? Onze vaderen hebben de Hervornade Kerk duidelijk en beslist verldaard voor de valsche kerk. Dat doen wij nog. En wat zijn de z.g.n. Gereformeerde Kerken voor ons? Ds .lanssen durft .ze niet de valsche kerk te noemen, voor geen prijs, schrijft hij. En D. V. D. in de „Groninger Kerkbode", vat hem daarop en zegt: „iWaar daarmede is immers geheel de actie der Chr. Geref. geoordeeld." Consequent •doorgeredeneerd en formeel belicht, is dit niet zoo? Daarom stellen wij er prijs op te verklaren, dat wij die beschouwing van Ds J. niet deelen en dat wij daarom ook den raad, dien hij geeft, om n.l. van deze pretentie afstand te doen, niet iir gemoede kunnen opvolgen. Ook achten wij zoo iets niet een pretentie, maar een beslist beginsel. Voor dat beginsel is door ons. Christelijke Gereforineerden, al veel opgeofferd en prijs gegeven, en nog heden ten dage hebben wij dat er voor over. Zeker, wij stemmen het toe, er behoort moed toe, ziende op onze kleinheid en geringheid, te zeggen: wij zijn de kerk en op dien grond de menschen toe te roepen: sluit u bij ons aan! maar laten wij dien moed hebben. Wij zullen er wel bij varen. En zoo niet, staande op een'halfslachtig standpunt, zal men ons gewis overvleugelen en onze actie totaal verlammen.

Men ziet, dat deze zaak' nog al boog wordt opgenomen en dat hjet er ta.melijk fctas van langs gaat.

Dit is één symptoom van tweeheid.

Maar niet het eenige.

Mettertijd Jh.openwe er meerdere aan te wijzen.

Over die tweeheid zelf verblijden we ons allerminst.

Maar wel over 'de zuiverende werking, ervan kan uitgaan. welke

De Roomsche Universiteit.

Zoo zijn dan eindelijk de plannen tot stichting van. een Roomsche Universiteit bekend geworden.

Reeds lang liepen er geruobten.

Zelfs van dien inbaud, dat er van zulk' , een Universiteit w«el niets köm'en ÈOU.

Doch nu ligt er op eens een plan kant en klaar voor ons, dat klinkt als een klok en dat de verwezenlijking zeer nabij is.

Wat de plaats van vestiging betreft, beeft Nijm, egen het gewonnen.

Blijkens de gepubliceerde bescheiden beeft deze stad sinds 1911 moeite gedaan om de Universiteit daar gevestigd te krijgen.

En moge er al veel tegen Nijmegen als üniversiteitsstad hebben gepleit en schijnt dat in de kringen der Radboudstichting ook zwaar te hebben gewogen, de financiëele voordeelen, welke het gemeentebestuur van die plaats bood, waren te groot, dan dat ze konden afgeslagen.

Gedurende vijf-en-fwintig jaren draagt de stad ongeveer een derde van de kosten der Universiteit. Daarbij kom't nog, dat bet den grond kosteloos geeft, indien de stichting niet bij de opriohting' over : bestaande gebouwen de beschi'kkin, g fcan bekomen en da, t indien h'et laaitste wel het geval is, toch, wanneer de Universiteit met één faculteit wordt uitgebreid, een terrein van vijftien-duizend vierkante meter zal - wiorden geschonken.

Wat Nijmegen daartegenover van de Radboudstichting bedingt, is financieel van verdwijnend belang. Het wilde blijkbaar zdo weinig mogelijk vragen en binden.

Het laat zich begrijpen, dat de Radboudstichting voor zulk een aanbod bez-wek'en is.

Hoewel bet opzlchzelf wenschelij'k is, dat een Universiteit in een der groote kultuuroentra zij gevestigd, was de geboden kans te schoon om die niet waar te nemen.

Indien , aan onize Universiteit een dergelijk aanbod gedaan ware, zou het naar wij gelooven^ in ernstige overweging zijn genomen.

Daarbij is Nijm'egen nu ook weer geen dood provinciestadje.

Van nog meer beteefcenis is voor ons de gedachte ini; jchting van de Universiteit.

En dan blijkt, dat men wil beginnen met 3 .faculteiten, de theologische, literarische en juridische om binnen 25 jaar te 'kbimen met een wis-en natuurimndige en binnen 50 jaar met een medische faculteit.

Verluidde het, dat men van Roomsche zijde het ideaal van een volledige Universiteit met» vijf faculteiten' had prijsgeg-ieven, 'het thans gepubliceerde bewijst, dat hien^an geen sprake is.

Men wil den weg volgen, door de Booger Onderwij swef-Kuyper geopend.

Meer riog wordt duidelijk.

Het samengaan met andere Universiteiten, een systeem van bijzondere leerstoelen of van aanvullingsfaculteiten bij Openbare Hoogescholen, voorzoover (bet de „dure" faculteiten, de wis-en natuurkundige en de taiedische betreft, is hier niet aanvaard.

Door Nijmegen als plaats •v; an vestiging te kiezen beeft men aan verwerkelijking van dit denkbeeld zelfs den pas afgesneden.

Men wenscht een eigen, zel: |standige. Vrije Universiteit, welke geheel uit het' Room, scbe beginsel leeft. Meer of ininder principiëele va'kken laat men hierbij niet in aanmerking komen. Hun Universiteit moet worden een afgesloten geheel.

Volkomen de idee van Kuyper!

Wel een bewijs, Hoe aanlokkelijk die idee is en |boe Jmen ook van Roomsche zijde er niet aa'n twijfelt, , of ze 'kain verwezenlijkt worden.

Alleen zal m'en zich den eersten tijd nog moeten behelpen.

Over 50 ja.ar fcan er eerst aan volledigheid gedacht.

Het getuigt daarenboven van kbele berekening, dat men als vierde faculteit niet de medische, maar de wis-en natuurkundige heeft gekozen. Men bewaart pbjet duurste - voor het laatst.

Door een sattienloop van „omstandigheden liwam de Vrije Universiteit anders voor de zaak' te staan. De genomen beslissing had haar voor-, maar ook' baar nadeelen. Doch daarover spreken we nu niet.

Overigens vertoont heel het Roomsche plan de door Kuyper zich voorgestelde ontwikkelingslijn van onze Vrije Universiteit.

Slechts wordt daar veel grootscheepsohér gonnen.

Men wil openen met 21 gewone bbogleeraren, 9 .buitengewone, 5 lectoren en 3 assistenten.

Het gebrek aan mannen, w^aaroiver bij ons geklaagd wordt, schijnt daar niet te nijpen.

Wat begrijpelijk is.

Want de organisatie der Roomsche Kerk .verloor het belang der wetenschap nooit uit bet oog.

Er (beeft zich sinds lang een kader gevormd, 'wiaaruit men de gewenschte krachten kan betrekken.

En het betrekkelijke groote getal van buitengewone ihdogleeraren en lectoren, waarmee men beginnen ."wil, wijst in de richting van nog .meer intensieve kaderkweeking.

Zou dit missdbien ook ons als vingerwijzing k'unnen dienen.

Het belang Van z'ulike kadervorming is vroeger door Dr Kuyper en onlangs nog door Prof. Anema ernstig 'bepleit en verdient zeer zeker alleszins overweging.

Wat nu de organisatie der drie faculteiten aangaat, ineldde ^, De Tijd”:

„De theologische faculteit zal alleen bevatten een z.g.n. cursus, maior, n.l. voor personen, die de gewone • voorbereiding voor het priesterschap, n.l. den tweejarigen cursus in de wijsbegeerte en den •vierjarigen in de godgeleerdheid hebben beëindigd aan seminarie of Idoosterschool. De cursus maior zal oip zijn minst drie jaren duren, waarbij voor het doctoraal (evenals in Washington en volgens het meuwe akademisch statuut in de andere faculteiten) een hoofdvak, en twee bijvakken kunnen worden gekozen.

In de faculteit der letteren en wijsbegeerte zal een ruimer plaats aan de phüosophie worden geschonken dan het geval is aan de rijksuniversiteiten. Er zullen daarom meerdere, titularissen voor de wijsbegeerte worden aangewezen. Het onderricht is in het bijzonder gedacht voor de litteratoren en juristen, niet zoozeer als bovenbouw voor theo.iogen, die reeds den tweejarigen cursus voltooiden, voor wie echter capita selecta dienstig k'unnen zijn. Aan de inrichting van een speciaal phüosophisch Instituut, zooals b.v. door kardinaal Mercier te Leuven werd gesticht en zooals ook voor Kerden was bc: i-aamd, kon om verschillende redenen nog niet worden gedacht. Dit staat op het program, als ook de beide andere faculteiten zullen zijn - gesticht. In de afdeeling letteren zullen o.a. ook de moderne talen worden gedoceerd; de inrichting van den cursus in de Engelsche taal-en letterkunde zal echter

*) „De Standaard" wees ook op de mogelijklieid, dat het buitenland hoogleeraren zal leveren, wat bij ons vrijwel een onmogelijkheid mag heeten.

niet onmiddellijk, maar binnen enkele jaren geschieden.

In de faculteit der rechtsgeleerdheid zal o.a. ook bijzondere aandacht worden geschonken aan de wijsbegeerte van het recht en aan het canoniek recht.

Voor de inrichting der bibliotheek zal spoedig een afzonderlijke actie worden georganiseerd. Verscheidene waardevolle boekerijen zijn reeds aan de St. Radboudstichiing geschonken ot toegezegd. Voorloopig zullen bij de inrichting der bibliotheek meer speciaal de z.g.n. instituutsbibliotheken worden verzorgd.

Diezte mededeelingen zijn nog vrij vaag.

Diat de tbeolagisclhe faculteit sterk* van de onze afwijld, ontwaart toen op ÏÏet eerste gezicht en mien vraagt zich .alf, of dit eigenlijk: niet een roanpfactilteit !zal zijn. Een groot deel der wetenschap-^ pielijfee ' vorming Mijft laan de seminaria toevertrooiwd.

De voornaajmste inlichting betreffende de andere faculteiten is wel deze, dat aan de filosofie een breede plaats ^al worden ingeruinid.

Breeder dan aan de Rijks-universiteiten, minder breed echter dan te Leuven.

Aan een aparte filosofische faculteit evenwel wordt ook daar niet gedacht.

De Vooruitschiuiving der filosofie op znlk; eens opvallende wijze hangt ongetwijfeld voor ©en groot deel samen met het specifiek Roomsche standpunt.

De scholastiek is in sterke m, ate afhankelijk van de filosofie.

Doorwerking van het Roomsche h'eginsel is moeilijk anders denkbaar dan door een uitgebreid onderwijs in de scholasijeke filosofie.

Dit neemt niet weg, dat het moet worden toegejuicht, dat de filosofie aan de Roioni'sche Universiteit niet stiefmoederlijk zal Worden bedeeld, maar haar een eereplaats zal worden aangewezen.

Intusschen izijn wij verlangend meer van den opzet te vernemen.

Het deed ons reeds goed de Roomscii'en te zien loopen in het spoor, door de Vrije Universiteit gewezen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 februari 1923

De Reformatie | 8 Pagina's

De loochening der Gemeene Gratie.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 februari 1923

De Reformatie | 8 Pagina's