GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Van Amerikaansche Boeken.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van Amerikaansche Boeken.

20 minuten leestijd Arcering uitzetten

III.

De aandacht der Engelsch-lezenden onder ons zou ik vervolgens willen vestigen op een bundel preeken.

Maar preeken leest men in den tegenwoordigen tijd toch niet meer?

Heeft ook onder ons de meditatie niet de gedrukte preek verdrongen?

Zonder over dit verschijnsel in het gemeen te oordeelen, zou ik toch willen adviseeren: leest dezen bundel eens.

Hij is van niemand minder afkomstig dan van Dr Geerhardus Vos, hoogleeraar aan het Seminarie Ie Princeton.

De jongeren onder ons kermen hem niet zoo goed als de ouderen.

Wat ikzelf van hem weet, heb ik als een stuk geschiedenis van hem moeten lezen!

Het is dan ook al lang geleden, dat Dr Vos van zich deed spreken, of Ijeter nog: van zich liet spreken. Want het was er hem niet om te doen om eenige opschudding te verwekken.

't Was nqg in de dagen der supra-en infralapsaristische twisten. Bijna gelijktijdig breidden die zich over Gereformeerd Amerika en Gereformeerd Nederland uit. Nu had Dr Vos partij gekozen voor het supralapsarisme. 'Dat werd hem, die toen aan de Theologische School te Grand-Rapids doceerde, door velen uit de Christelijke Gereformeerde Kerk zeer kwalijk genomen. Dr Vos kreeg kort daaropi een benoeming tot hoogleeraar aan het Theologisch Seminarie te Princeton.' En een der beweegredenen, om die benoeming op. te volgen, vond zijn grond in de onaangenaamheden, door hem er\'aren. Ik heb meer dan een broeder lat de Christelijke Gereformeerde Kerk gesproken, die het met .de supralapsaristische voorstelling van Dr Vos niet. eens was, en die toch zijn heengaan sterk' betreurde'. Men heeft het wel als een der gevoeligste verliezen beschouwd, welke de Theologische' School' te Grand-Rapids ooit heeft geleden.

Zelf staan we O'p een ander standpunt, dan 'Dr Vos toen innam. Tusschen supra-en infralapsarisme een keuze te doen, gaat, gelijk ook' Dr Kuyper en Dr Bavinck' beweerden, oa. niet aan. Toch hebben onze fceAen v'an ouds at het supralapsarisme niet veroordeeld, maar alleen tegen al te krasse uitspraken gewaarschuwd. Aan die laatste maakte evenwel Prof. Vos zich niet schuldig. Kn mogelijk' heeft hij later nog wel plaats genomen op' het standpvrat van onze groote dogmatici.

Doch hoe dit ook zij, ofschoon arbeidend te Princeton, bleef hij de 'Gereformeerde belijdenis van harte., toegedaan.

'Groot geleerde als hij was, heeft hij haar in velerlei opzicht verdiept en ontwikkeld.

Met veel genoegen maakten we'kennis met onderscheiden artikelen van zijn hand in de „Princeton Review".

Om nog dit van hem te melden: Prof. Bavinck en hij waren warme vrienden en vooral op zijn eerste reis naar Amerika heeft Prof. Bavinck menig uur met hem en zonder hem op zijn studeerkamer gesleten.

Jammer, dat hij nog niet tot de uitgave van een eigen Dogmatiek kwam. Alleen van zijn college-diktaten over Dogmatiek zijn getypte exemplaren in omloop.

Toch zijn ook deze preeken ons welkom.

Ook daaruit leert men Dr Vos als een degelijk geleerde kennen. .

Zij hebben zoo niets van het genre, wat bij ons als „Amerikaansche" preeken te boek staat: een story (vertelling) aan het begin, nog een paar stories 'in het eigenlijke lichaam van de preek, om met een story te eindigen.

Die voorstelling van ons zal stellig, wat de 'Gereformeerde preeken in Amerika betreft, overdreven zijn.

Maar Dr Vos hegft zicÜ^'Sóft'' story-belustheid blijkbaar geheel' gespeend.

Wat misschien hieruit voortkomt, daï''~wé' • ih~ dezen bundel, als ik'tne niet vergis, met akademiepieeken, preeken'' bestemd• voor hoogleeraren. en studenten, te doen hebben.

Ik meen dat' te mogen afleiden uit dén"titel „Grace and Glory, Sennons Preached in. the Chapel of Princeton Theological Seminary" (Genade en Eeré, preeken gehouden in de kapel van het Theologisch Seminarie te Princeton).

Het is mil niet bekend of 'Prof. Vos ook nog wel eens voor een gemeente optreedt.

Dan zal hij zeer zeker heel anders preekon.

Want populair zijn deze preeken niet.

Wel door en door degelijk.

Aan de exegesei, vooral aan het „verband", waarin een tekst voorkomt, wordt groote zorg besteed.

Werkelijke fijne gedachten maken het lezen van schier iedere bladzijde tot een genot.

Net een boek voor „intellektueelen", die zich toch met wat anders, willen voeden dan met een flauw Engelsch romannetje.

Ook een boek voor predikanten en studenten, die eens preeken van een ander willen bestudeeren en daaruit stof willen ontvangen voor. eigen werk.

En de gemeente kan gerust zijn.

Haar predikant kan nooit met een vertaalde preek van Prof. Vos op tien kansel komen. Behalve dat de predikanten over het geheel daarvoor te hoog staan, leent de preekenbundel van Dr Vos zich daar in het geheel niet toe.

De volgende teksten worden behandeld:

Hosea 14:8 (bij ons vs 9b): Ik zal hem zijn als een groenende denneboom; uw vrucht is uit Mij gevonden". Vooral de ontwikkeling van het laatste deel van dezen tekst is kostelijk. Hoewel Dr Vos geen gevaar loopt voor mysticisme en ook niet direkt het sentiment zoekt, is hij hierin heerlijk mystiek.

Mattheus 5:6: Zalig zijn die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden". De problemen omtrent de Bergrede worden in het begin even aangeroerd, zonder namen en richtingen te noemen en met beslistheid geeft Dr Vos de opvatting, die hem de juiste lijkt. Trouwens, van vaagheid en zweverigheid k'aa men hem, niet beschuldigen. Men weet, wat nlen aan hem heeft.

Lukas 19:10: Want de Zoon des menschén is gekomen om • te zoeken en zalig te maken, dat verloren was". Lang staat hij hier stil bij. het theologische vraagstuk van den term „Zoon des menschén". Mooie opmerkingen over Christus' zoeken van Zacheus.

Johannes 20:16: , Jezus zeide tot haar: aria, : zij zich omkeerende zeide tot Hem: -abboni! het­ welk is gezegd: eester." Zeer geschikt oiE; ''j"^ic in deze Paaschstof dieper in te werken. •

2 Kor. 3:18: En wij allen, met ongedekten aaugezichte de heerlijkheid des Heeren als in een spiegel aanschouwende, worden naar hetzelfde beeld in gedaante veranderd, van heerlijkheid tot heerlijkheid als van des Heeren Geest". Deze tekst alleen wekt reeds den lust tot lezen op. Men spreekt veel van „eeuwigheidslicht". Maaiv'waarachtig „eeiiwigheidslicht" straalt uit deze preek u tegen. Wat is het leven van Gods Volk toch schoon!

Hebr. 11:9, 10: Door het geloof is hij (Abraham) een inwoner geweest in het land der belofte, als in een vreemd land en heeft in tabernakelen gewoond met Izaak en .Jakob, die medeërfgenamen waren derzelfde belofte, want hij verwachtte de stad, die fundamenten heeft, welker kunstenaar en bouwmeester God is". Hoe sterk wordt hierin het geloof aangeprezen! Hoe begeerlijk wordt de stad, die fundament heeft, hier voorgesteld! E)at we toch nooit vergeten, 'dat wy ^^: g|S^f||; |; j: r^i tabernakelen wonen.

De geloovige zal deze akademiepreekcn ni^'t ongezegend uit de hand leggen.

Voor het instituut van de akademiepreek op zichzelf neem ik het niet op.

We zijn blijde, dat het hier te lande is afgeschaft.

Maar we beoordeelden Prof. Vos' preek'énbundel buiten dat verband.

En dan zagen we facetten schitteren!

, , Grace and Glory". Genade en eere! Als wij zidfc een titel lezen, denken we dadelijk aan een jubileumpreék. Maar deze bundel is geen jubileumuitgave. Althans men merkt er hier niets. van. In deze preeken vindt ge geen enkele persoonlijke berijinering. Zelfs een „W'oord .vooraf" ontbreekt. Het stempel van soberheid staat op alles. Maar ook wordt ten duidelijkste bewezen, dat soberheid veel verschilt van smakeloosheid en stijlloosheid.

En nu nog iets over de uitgave.

De uitgeefster „The Reformed Press"''%''^Êid-; : ': ' Rapids heeft de mooie ingeving gehad om)ideze', preeken royaal te drukken.

Eort zijn ze njet. Maar zij lijken langer dan zo zijn door de groote lettersoort, die gebruikt is.

-Bij ons worden soms marginalia en gedichten uitgegeven met vier regels op een heele pagina. Ook aan "romans en meditaties wordt de ruimte ruim toegemeten. Maar preeken worden in den regel dicht in elkander gedrukt. Dan wordt met de ruimte gewO'Cïkerd. ' WWtèÊ^»-

Kan Amerika in deze ons ook iets leeren ?

Wodandienst.

Volgens de bekende Maximilian Harden zakt d: it deel van het Duitsche volk, dat zich tegenover het soeialisme en bolsjewisme stelt, naar het heidendom' terug.

In „De Telegraaf" hing hij dit sombere beeld op:

Nu ti onali s t e n en „Völfcischen", antwoorden daarop, dat tegen de gemeene laagbeid der vijanden ieder middel, ieder bedrog geoorloofd is, en dat ieder 'herinneren aan fatsoenspliclit en mensclielijke gemeenschap slechts , , misselijke Joden-praat"' is. Het feest van Balder, den lente-brenger, van Ostara en andere Germaansche godheden behoorde Duitschland te vieren en niet neer te knielen voor hel sprookje van de opstanding van een doodon rabbi.

Zóóver zijn ze nu al gekomen.

„De, Bijbel is een Jodenboek. Van dat geschrift en van zijn , Tahwe-.]eliova moeten we naar Wodan terugkeeren. Maar 't is niet genoeg dat we roepon: „Los van Juda!" We moeten ook roepen: „Los van Cliristus en het Cliristendom!" Ook'de God'uit het Nieuwe Testament is een Jodengod, een Joodsche uitvinding • tot het doel der „Weltverjudnng". Het Christendom heeft liet eens EoogharÖge, trotsclie Germanenvolk murw gemaakt on de erbarmelijke houding van liet Duitsche volk van tegenwoordig teweeggebracht. Daar Jezus geen Duitscher was, kan hij ook nooit Duitschlands lieiland zijn. On'/; e religie wortelt in de rassenleer. Wij willen de opstanding van Germanië, van zijn goden en helden, wij willen een Duitsch geloof en een Duitsche kerk. Hel Joodsche gif moet uitgespuwd worden. D ui t s ch-g e 1 o o vi g of Christen — daariusschen gaat de keus; een middenweg bpstaat, niet."

Dat zijn citaten uit geschriften en redevdëi'ingeü'; '• van de Deutsch-Völkischen. Ze vieren geboorte, nianbaarheid en bruiloft naar Noord-Germaaasch, heidensch gebruik, stichten geheime vereenigingen, ' broeder-'en zusterschappen, orde-en bloedverbonden, tuchtgemeenschappen ter verbetering van 'tras, gebieden over lionderdduizenden jonge, krachtige mannen, van wie een deel goed bewapend is, en .zouden den stertibusstrijd het liefst voeren onder de leuze: „Wodan tegen Jezus".

Voor het oogenblik jubelen zij generaal L u d e n-dorff toe, die voor zich en zijn vrienden imniers al eereplaatsen in het „Walhalla", den hemel der Germanen, beeft opgeëischt, en ook Wilhelm Jr., ofschoon deze noch voor Verdun, nóch op W'ieringende lauweren van een Leonidas, een Caesar, een Bonaparte, een Moltke heeft veroverd.

Ze zijn consequenter dan hun voorgangers, die naast den Wodans-eik bet Kruis lieten staan en aan hun gemeente vertelden, dat Jezus een blonde Germaan was geweest (zonder .dat ze daarbij meedeelden, welke prae-historische Cook de Heilige Familie uit Germanië naar Galilea had getransporteerd).

NÒg werken de geestelijken aan de nieuwe „Duit-

sche Kerk" niet mee; zij weten wel, dat de partners van „Wodan Limited" in liun echt Walhalla niet zulke baardig-onschadelijke, niet zoo vettig met pessimistische medelijdens-philosoiie gezalfde lieeren zijn als op het opora-tooneel in Wagners

„Kibelmigenring".

Maar toch is op den vooravond van 'Goeden \"iijdag van menigen kansel af geroepen': „We moeten ons sterk maken, ons toerusten tot den beslissenden strijd, alles wat Duitsch is verzamelen voor den dag van Germanië's, opstanding, voor den grooten dag, die komen moet!" •

En niet iedere toehoorder zal uit zulk een kerk de zekerheid mee naar huis nemen, dat voor de bespoediging van de komst van dien dag slechts met liet wapen van den geest, en niet met tanks, verdragend geschut en gifgas mag worden gevochten.

Welke zware lijden doorleeft Duitschland'!

En waar men in ons land veel geestelijk' voedsel in Duitschland bestelt, staa, t het daa, r niet te vreezen, dat de paganiseering oioiy ons volk zal bedreigen ?

Leven we toch bij het licht der profetie!

Eenige notities.

Dat de toch al druk'ke korrespondentie in deze weken nog 'veel drukker is dan gewoonlijk, zal ieder begrijpen.

Mogen we daarom nog eens de regels in herinnering brengen, weifee wij vroeger reeds publiceerden?

Ingezonden stukken, die niet opgenomen worden, worden, gelijk in de.^gehaele pem .getouifcelij^k ; ^ niet teruggezonden.

Private korrespondentie dóen wij zooveel mogelijk af, doch alleen in geval het ons noodzakelijk lijkt. Dikwijls vindt men onze antwoorden in het een ot andere gedeelte van een artikel. Doch men oefene dan ook eenige lijdzaamheid. Alles kan niet opeens behandeld. Hiervan kan men zeket zijn, dat van iederen. brief goede nota wordt genomen. Een blad met zulk een uitgebreiden kring van lezers als het onze, kan alleen naar behooren verzorgd, indien iedere lezer daartoe wehVillend medewerkt.

Deze week' werd weer een stelletje vragen naar mijn adres gezonden. Wij hebben het doorgestuurd naar Prof. Grosheide. Men richte zich toch rechtslreeks tot hem. Opnieuw meld ik zijn adres: • .Vmsteldjjk 83, Amsterdam.

Tegen het afscheidswoord van Prof. Buijtendijk kunnen geen ingezonden stukken worden opgenomen. Men meende: , dat, waar collegiale overwegingen mij weerhielden daarop in te gaan, het de plicht van niet-collega.'s was om kritiek te oefenen, ik acht dit niet wenschelijfc. W^e staan hier voor een gedane zaak, die geen keer neemt. Trouwens., de collegiale overwegingcii strekken zich ook uit tot het plaatsen van zoodanige stukken.

Ook vraagt men mij omeenig licht te verschaffen over het „hoogere, seigneurale Calvinisme" - ^ de uitdrukking is niet van mij — dat Prof, Buijtendijk voorstaa.t. Ondersteld, dat ik bij machte ware 'zijn bedoeling te' vertolken, wat niet het geval is, dan nog zou ik hiervan moeten afzien. Ieder is de beste uitlegger van zijn eigen woorden en bedoelingen. Daarom vrage men het hemzelf. Ik' twijfel niet, of hij zal wel partikulier willen antwoorden, ilen kan adresseeren: Valeriusplein 11, Amsterdam.

Giftig.

„En hoe de tegenover ons staande pers over dit artikel zal oordeelen, of zij er desnoods inee spotten zal, deert mij niet".

Zoo schreef ik' in mijn artikel over Querido's , , Saul en David".

Welnu, de „N. R. Ct." heeft ons aangevallen, heeft met ons schrijven, gespot.

Ik had eropi gerekend.

Ik kende haar mentaliteit maar al te wel.

Zelfs ontzag zij zich niet een naamspieling te maken. - sjg^^w.

Nu beho0r'èri*: m' beschaafde kringen naamspelingen tot de gewraa'kte geestigheden.

Als één naam zich leent tot zulke spelingen, dan is het wel die van den redak'teur van „Letteren! en Kunst"' in de „N. R. Ct."

Maar wij zullen er ons wel voor hoeden daarvan gebruik te maken.

Wil de „N.' R. Ct." haar persfatsoen weggooien — zij moet dat zelf weten.

Wij wenschen het daarentegen hoog te houden.

Wel is „De Reformatie" in het oog van genoemden redakteur slechts „een blaadje". Hoewel het in omv; ang met „De Hervorming", het „Weekblad van 'Vrijzinnig Hervormden" en dergelijke perio-. dieken best concurreeren kan, kan zij natuurlijk tegen de grrrroote „Rotterdammer" niet op, netzoomin als wijzelf op 'kunnen tegen haar veelschrijvenden Kerlmieuvsfs-redakteur, om over anderen nu niet te spreken.

'Maar welk een David-figuur wij maken tegen Goliath uit Rotterdam, wij staan op' onze eer.

Men behoeft niet te gissen, wat de redakteur van „Letteren en Kunst" tof zijn uitvallen en aanvallen drijft.

Het is een half verholen ha, at tegeri, , het onverzettelijke Calvinisme.

De buitenstaander weet-maar al' te goed, dat er onder ons vooral twee wondbare plekken zijn.

De een is de Litterataur en de ander.h.ét.Topneel. Onze hedendaagsche'" ühnstelïjte •letterkundigen zijn nog te schaarsch, ' dan dat zij aan de leesrbehoefte van ons publiek kunnen voldoen. 'Daarom werd hier en daar om andere dan studie-doeleinden naar romans gegrepen als van Herman Robbers, Johan de Meester, Couperus, Querido.

Toen eèn onzer mede-redafefeuren zijn waarschuwende stem daartegen deed hooren, kreeg hij dadelijk een in'ktpot van het bureau , Xetteren en Kunst" van de „N. R. Ct." in het gezicht. „Inspecteur van boekenrekjes", „Inquisiteur", zoo werd hij gescholden. En heel zijn waarschuv/ing wordt in het belachelij'ke getrokken.

Diezelfde historie herhaalt zich nu.

Als die Gereformeerden niaar eens voor het hedendaagsche tooneel konden worden gewonnen, zoo was het — misschien onuitgesproken — overleg! Dan hebben wij hun de Simsonlokken afgesneden! Dan is htm kracht gebroken! Dan zullen ze op den duur wel voor Christus verloren gaan!

En die . zoete^ droom scheen werk'elij'kheid te worden.

Daar zal iri Amsterdam een stuk hedendaagsch Tooneel mede door Gereformeerden worden opgevoerd.

Dat is nog niet heelemaal, wat van de overzijde gewenscht wordt. Want die Geretormeerden moeten gewoon naar den Schouwburg gaan, gelijk' iedereen. Maar men beschouwt het toch als een eerste stap.

Eilacy!

De Gereformeerde Pers doet een doordringende kreet hooren en smeekt den Calvinisten: gaat toch .op' dit pad niet voort. Die stem blij'k't niet als die-van een „roepende in de woestijn". Integendeel. De protesten klinken zoo luide, dat de pers moet zeggen: nu is het genoeg.

Maar in de liberale pers-keuken van: 'd©'^^; R. Ct." is de lust tot eten vergaan. Handen vol roet schijnen over de spijze geworpen. Er is een bittere druppel in het zoete likeurtje gevallen.'

De redacteur van. .„Letteren en Kunst" wordt giftig.

Een Gereformeerd'ïiöogleeraar, - die niet anders dan zijn pijnlijken plicht heeft'gedaan — heuisch, die plicht was "pijnlijker dan iemand weet — moet het ontgelden. 'Voor grofheden deinst de redak'terug.niet terug.

Daar 'komt een Jan-zonder-van aan zijn bureaii kloppen. Hoe heet gij'? —Gereformeerde jongere. — Prachtig! — Naar zijn Itaart van lidmaatschap: der Gereformeerde Kerk wordt niet gevraagd — Wat wilt gij ? Ik heb een stuk tegen Prof. Hepip. — 't Kan niet prachtiger! — Dus u wilt het plaatsen? — Mijnheer, u 'komt also, fj, u.ge; rpeipen waart.

Ik houd me aanbevolen. Daar komt 'n Chr. Gerei'(Kerklicl. Met men heb ik de eer? — Met Vos uit Kampen. — Waarover gaat het? — Over de tboneelopvoering in Amsterdam. — Zijt gij er vóór of tegen? — Ik ben Christelijk Gereformeerd, dus tegen. — Neen, dan kan ik u niet, gebruikeni. — Maar u weet niet, wat ik' zeggen wil. Ik wil 't ultra-Gereformeerde Kampen met zijn school en studenten en curatoren en hoogleeraréai eens de huid uitkloppen over het tooneel. Zijn gewoon een troep huichelaren. — Werkelijk? — Zeker, maar 'k druk het natuurlijk een beetje zachter uit dan nu. —' Best, ik zal in 'het Ochtendblad van 29 April voor een goede plaats zorgen. Eerst over het afscheid van Marie van-Eysden—Vin'k. Dan iets over deii Haagschen Schouwburg. Dan nog een paar regels over , , Het Nieuwfei Tooneel". Daarna komt u aan de beurt. Ik. ben blij, dat 'k nu tenminste eens een naam heb. .Vos, 'n Chr. Geref. Kerklid, KampiOn. 'Mijnheer, 't is muziek voor mij. Hartelijk dank! Tot genoegen!

— En de redakteur rede: neert: die ontevredenen moet ik te vriend houden, 'k Moet de menschen suggereeren, dat die ontevredenen al talrijker worden.

Daarom schreef hij eeii poosje terug over de steeds talrijker vvordende Gereformeerde jongeren.

Als hij eens wist, welk een indruk dat gescherm van de „N. R. Ct." met „Gereformeerde .longeren" of „Gereformeerde'zijde" opi .het Gereformeerd pabliek maakt !

Maar hij weet het - niet.

En zoo komt het, dat hij zooveel scheeive stukken opneemt.

Onlangs gaf hij het woord , aan een „Gereformeerden jongere", die van mijn stukken over kunstzinnigheid zelfs de kwintessens niet had gevat!

Ook ontziet hij zich niet tot halve waarheden de toevlucht te nemen.

Zoo begint hij in het Avondblad van 26 April 1924. een artikel'aldus: „In „De Reformatie" van deze .week noemt de heer K. bchilder afscheid als Kroniekschrijver en verklaart Prof. Buijtendijk uit de redactie te treden".

Nietwaar, dat klinkt onrustbarend.

Men moet op grond hiervan wel denken, dat de een na den ander „De Reformatie" verlaat. Nog. een poosje en ze blaast het leven uit.

We gaan zeker den weg van d'e antithese qp. Hoe dikwijls hebben liberal.ei.dp.ktersal haar; .dood gekpnstateerd?

Wat de „N. R. Ct." waar. Ds bchilder nam afscheid als Kroniekschrijver. M.a.ar het is niet aD; d§„; wju5|rhfidv^, IJij, 4r.eedt teyea^^ als Perssenouwer. Hij"'-zal, - oelc-d© pogmgen tot giftige beten van de „N. R. Ct." op de Gereformeerden weleens signaleèren. En hij kan het!

In datzelfde artikel neemt de , , N'. R. Ct." wèl do stu'kken van Prof. Buijtendijk en van Mr Bakhuis Roozeboom op, maar geen syllabe van mijn antwoord.

Altijd weer die halve waarheid, die erger is dan een heele leugen.

De „N. R. Ct." heeft, welke bekwame journalisten zij ook' aan ZICIL wist te verbinden, er steeds' eigenaardige trucs op nagehouden.

Men drukte dit vroeger uit door minachtend te spreken van de „pers van Nijgh".

Nu zou ik daarvoor niet gaarne iederein correspondent of lederen redacteur aansprakelijk willen stellen.

Maar zekere kronkelbewegingen heeft zij, als geheel genomen, altijd gemaakt.

En wat heeft zij er mee gewonnen? Zij heeft een grooten omvang, maar een ge­ ringen, invloed.

In de politiek wordt er naar haar zoo goed als niet meer geluisterd. Haar partij talcelde deerlijk af. Politiek kent zij maar één thema: Dresselhuijs is groot.

Ook in andere rubrieken met name „Letteren en Kunst" is haar aanzien getaaard.

Men moet in kunstkringen maar eens toeluistèren.

„Die", zegt men, „die laat zich door sympathie en antipathie geheel beheerschen".

Wij dingen niet naar de gunst van den redak'teur van „Letteren en Kunst".

Hoe hij ook o[3' ons smaalt, wij zullen hem toch in de gaten houden.

En op' welke manieren hij ook Gereformeerden afvallig tracht te mageen, het zal, zoolang de geest van Calvijn nog onder ons gevonden wordt, hem niet gelukken.

Al den smaad van hem en zijn mede-fanatiek'en zullen wij om Christus willig dragen. Doch hij versta het ook'.

Dè echte nazaten van ^.Calvijn krijgt hij nooit aan het lijntje.

Algemeene instemming.

Op de vergadering van Gereformeerde predikanten, de vorige week gehouden, vlechtte Dr Dijk in zijn referaat een afkeuring van de veelbesproken tooneeluitvoering in.

De bladen meldden: „algemeene instemming".

Zelfs de „N. R. Ct." haakte dit in haar verslag in.

We zijn Dr Dijk' dankbaar, dat hij op die wijze zulk .een spontane uitspraak uitlokte.

We zijn onzen predikanten dankbaar-, al was het ook niet anders denkbaar, dat zij zich eenparig aan zijn zijde schaarden.

Jubileum Dr A. Kuyper Jr.

Dat wij anders van jubilea geen melding mak'en en van dit wel, heeft zijn goede reden.

Terecht werd van uit de gemeenten, wejke hij diende, erkentelijkheid betoond voor de volle toewijding, waarmede Dr A. Kuyper Jr. zijn predikambt heeft vervuld.

Ook om andere verdiensten werd. hij gehuldigd.

Laten wij hier speciaal eeiu woord van hulde mogen brengen aan hem als. pubHcist.

Helaas lieten velen, die aan de Vrije Universiteit den doktersgfaad in de theologie verwierven, 'den arbeid voor de pers rusten en verrijkten met geen enkel werk onzen boekenschat.

Maar niet alzoo Dr A. Kuyper Jr.

Over zijn eerste pennevrucht, zijn proefschrift over Johannes Maccovius, heeft hij heel wat moeten hooren.

Sommigen beschouwden hem als een „bovenvaldrijver" of nog korter als een „drijver".

Hoe heeft de uitkomst dat .voorbarige oordeel gelogenstraft.

Van een drijver heeft hij, hoe beslist hij ook zij, letterlijk niets.

De opinie kenterde dan ook.

De jubilaris had zich 'door de ervaringen met zijn eerstelingsarbeid niet laten terugschrildcen.

Hij bleef publiceeren.

Met zijn boeken over het „Verbond" overvvon hij het wantronwen. - SÈi^Ê: -

Zij gingen er' bij ons volk' in als klokspijs.

Ook zijn latere werken las men, vooral om de populaire dogmatiek, welke er in geboden wordt, gaarne.

De jubilaris staat nog in volle levenskracht.

Worde het hem gegeven nog menig boek het licht te doen zien.

Hem zeeg'ne God en steil' hem tot. zegen.

Voprstelijke ontvangst.

Ongeveer terzelfder tijd als men in Rotterdam de laatste hand legde aan de voorbereiding voor het jubileum, van Dr A. Kuyper , Ir., bereikt ons door middel van „De Standaard" het bericht uit Zuid-Afri'ka, dat aan zijn broeder Prof. Dr H. H. Kuyper aldaar, een vorstelij'ke ontvangst is bereid.

Wij verheugen ons daarover ten zeerste.

Prof. Kuyper wist zich dadelij'k een weg tot het hart onzer broederen in Zuid-Afrik'a te banen.

Inzonderheid óp de Synode 'kwam de eenheid zoo heerlijk' uit.

En welk een synipataiek idéé om Prof. Kuyper te verzoeken uit hun naam aan onze Koningin een grootsch gescherifc aan te bieden.

Onder het lezen van zullje berichten voelt men: de banden tusschen Gereformeerd Zuid-Afrika en ons behooren steviger en inniger te worden.

Onze pers kan daarbij uitnemende diensten verleenen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 mei 1924

De Reformatie | 8 Pagina's

Van Amerikaansche Boeken.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 mei 1924

De Reformatie | 8 Pagina's