GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Wijsbegeerte in steen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wijsbegeerte in steen.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

XI.

Zeer opvallend is het, dat men in onze dagen telkens weer nieuwe pogingen doet, om te zoeken naar de wijsgeerige gedachte in de bouwwerken van de oudheid.

Maar evenzeer wekt het verwondering, dat van de zijde van belijdende christeaien niet veel protest werd aangeteekend tegen hetgeen men doet — ja, dat er zelfs min of meer een bewonderen is van hetgeen mannen als Berlage schrijven en werken, zonder dat er van eenigszins ernstige critiek sprake is.

Zoowel het doen van de woo-rdvoerders üer hedendaagsche bouwkmist, als ook het gedrag van de positieve belijders, die zonder critiek maar wegloopen met wat de grooiten op' dit terrein zeggen, is fout.

De eersten toch van de groeten op bouwkmidig erf — de groeten in de bouwkiinst — ze vergelden enkele belangrijke dingen.

Zoo denken ze er klaarblijkelijk niet aan, da, t datgene, wat zij als rest van een groot verleden bestudeeren, meestal een gebouw is, dat een speciiaial religieus doel heeft. In de tweede plaats spreekt uit de Grieksche tempels, uit de eathedralein der Middeleeuwen en uit de groo'te bouwwerken uit onzen bloeitijd één idee, dat we maar niet zonder meer, op onze huizen mogen overbrengen. Ja, zelfs niet op onzen tijd.

Het is deze idee, dait al deze gebouwen kinderen zijn van hun tijd. Er is niet gezocht om nu eens iets te geven, dat een periode Tertegenwoordigt: men ging geen ciongressen beleggen, om samen af te spreken, wat nu feitelijk de eisch van den tijd was ten opzichte van het schoonheidsvTa, agstuk. Niets van dat. De idee wals ler. Het bouwwerk groeide organisch uit als kind van den tijd. De ideeën-kinderen van de groofen, die dergelijke bouwwerken ontwierpen, zijn zoo' geheel de piersoon zelf, en zoo geheel de tijd vaai den persoon, dat zij toch werkelijk niet een langen toekomstdroom noodig hadden, om hmi ideeën in steen aan den man te brengen.

Zie nu, hoe men in onzen tijd doet. De wijsgeerige gedachte, die men in steen wenscht uit te drukken bij het bouwen, niet ailleen van groote en grootsche tempels, maar evenzeer bij het eenvoudigste blok arbeiderswoningen, is die van een toekomst, die men droomt. Ze is niet gegroeid, maar gezocht. Ze is niet vanzelf, maai-opzettelijk.

Daarom krijgt ge bij het uitwerken van die igedachten steeds een van de volgende gevallen: ge hebt te doen met een kunstenaar, die zijn eeuw ver vooruit is - maar die wordt niet begrepen; of - ge hebt te doen met gewone menschen, zonder bizonderen aanleg, die alleen maair theoretisch ietwat bazelen van de ideeën van enkele grooten - en ge krijgt van hen bouwwierken, die a priori mislukt moeten zijn, wijl het kind van onzen 'tijd, da; t te weinig begaafd is om geniaal te droomen, een bouwwerk ontwerpt; of - ge krijgt te doen met menschen, die geniaal zijn, maar zoO' geheel kinderen van den eigen tijd, dat ze voor het geniale toeko-mst-gedroO'm weinig voelen, en een werk ontwe'rpien, waarin het concrete en goede van het nieuwe van dezen tijd wordt overgenomen, maar waarin de nieuwe idee ten eenenmale zoek is, - en dezulken worden begrepen, maar zij zijn oorzaak, dait men de gerealiseerde droomen tenslotte achterstelt bij datgene, waaruit werkelijkheid en realiteit van het heden spreekt.

Een andere fout van de door ons besproken richtingen meenen we ook nog te moeten aanwijzen. Het is deze, dat er Voor den bouw van airbeiderswoningen, van een woningblok ia het algemeen, andere eischen gelden, dan voor den bouw Tan een cathedraal.

En dit is een wonderlijke fout in het denken, naar 't ons voorkomt, dat men zijn bouwkunst-wijsbegeerte opzet met een herinnering aan daitgene, wat in het gebouw, dat met het doel om zijn God te

verheerlijken, door een geslacht werd opgericht. Maar een blok woonhuizen is geen tempel. Is geen eenheid, in dien zin, zooals een tempel één is.

En hier kijkt iets anders om den hoek.

Hier zien we, hoe, veel meer dan we zoo opipervlakkig denken, de beginselen invloed oefenen.

Daar zit een beginsel achter dat wonderlijke doen, waariiij men van den bouw van een huis schier niet meer spreken ka.n, maar waaxbij men, in de stad althans, immer handelt over een boiiwblok, over vele huizen, die tot één zijn geworden. Onze tijd toch is de tijd der vervlakking van de scheidingen en der uitwissching der grenzen, die individuen van elkander scheiden; en dat niet alleen, onze tijd heeft bovenal geen oog meer voor de individualiteit van het gezin.

Men beschouwt niet meer het gezin a, ls de grootheid op zichzelf, de cel, waaruit het maatscha, ppelijk leven is opgebouwd — neen, dat gezin is de door de wetten der menschelijke voortteling toevallige samenhang van individuen, — en hoe eer de beteekenis van dat gezin als een eenheid in de maa^tschappij ondergeschikt wordt gemaakt aan de wonderlijke grootheid, die men „vadertje Staat" noemt, hoe beter.

Vandaar, dat men a, l minder ga, at vragen, hoe vinden we de gedachte van woning in het huis, dat we bouwen; terwijl men wel allerlei theorie omtrent de schoonheid van het gebouw, het bouwblok, etc. naar voren brengt.

Maar een huis is in de eerste plaats een heiligdom voor het gezin. Het huis, zal het goed zijn, moet zooveel mogelijk een eigen grootheid zijn.

Nu zal men zeggen, dat bij den tegenwoordigen stand van zaken men toch werkelijk niet kan eischen, dat elk huis een individualiteit vertegenwoordigt. Immers men bouwt zijn étagewonhigen voor verscheiden gezinnen tegelijk. Ik geef dat tot op zekere hoogte toe.

Maar dat geeft nog aan niemand het recht, een bouwblok te ontwerpen, waarin vele huizen, óók naast elkander zijn ondergebracht, die zóó in elkaar vergroeid en verhorgen zijn, d^t het voor kan komen, dat (zooals een van mijn kennissen overkwam) men alleen aan de gordijnen kan zien, welke ramen nu die van 't eigen „huis" zijn. Ik heb hier nog niet het oog op vele gelijke huizen naast elkaar — ook dat is af te keuren — maar speciaal op het maken van één gebouw, waarin een wirwar van ramen en vlakken — mooi harmonisch, ja — maar zoo absoluut één, dat de idee van vele woningen ten eenenmale verloren gaat. i

En dan, ja, dan is daa, r ook dat vreeselijke euvel van het bouwen van al maar gelijke woningen naast elkaar. Maar da, t wordt door de nieuwe richting ook ten sterkste a.fgekeurd. Dus heb ik daarover geen critiek te geven.

Maar blijft dan niet het bezwaar, dat men p.u •eenmaal in onzen tijd, vooral in den huizenbouw in onze steden wel niet aiiders kan, dan de idee, van woning met individualiteit, loslaten?

En dan antwoord ik: men kan niet anders. Omdat men geen begrip meer heeft van de geweldige beteekenis van de individualiteit van het gezin. Men ziel de dingen massaal, en sociaal, — maar in onzen tijd van massa-eischen (werkelijk ik geef de ontwerpers van bouwblokken niet alléén de schuld) gaat de individualiteit van de cel der maatschappij, het gezin, onder. En dat spreekt zelfs in de gevels en de indeehng der huizen.

'Practisch gezien: waar zijn in de mooie bouwblokken onzer moderne bouwers de huizen voor gezinnen met tien kinderen? Wa; a.r zijn de huizen, waar men heel geschikt een oude vader of moeder bij zich in kan doen wonen? Waar zijn de huizen met eigen aspect? AVaar zijn de woningen voor hen, die er prijs op' stellen een min of meer druk familie-verkeer door logees te onderhouden? Ze zijn in onze steden feitelijk afwezig. Stuur de logees naar een hotel. En laat de kinderen, tenminste die boven het vierde, niet geboren worden.

Maar dit is een stuk levensbeschouwing, dat met de besproken kunstbeschouwing nog niet direct heeft te maken. Hoewel het er wel mee samenhangt, indien we den achtergrond van kunst-en levensbeschouwing beide kermen.

Hoe we ons dan de eischen voor een beschouwing omtrent een woning denken?

Wel die beschouwhig moet uitgaan van. een juiste gedachte omtrent hetgeen 't gezin in de samenleving beteekent. Een huis is een woning voor een gezin. En niet allereerst een middel om de oogen aangenaam aan te doen. Eisch van ons beginsel is, dat niets schoon genoemd wordt door ons, wat niet aan zijn doel beantwoordt.

Een huis moet allereerst een huis 1 ij k e n en een huis z ij n.

En zoo stellen we natuurlijk aan onszelfden eisch, dat eenige beschouwingen gegeven worden, die lijn geven omtrent datgene, wat onze wijsbegeerte in den steen tot uiting moet brengen. Daarover een volgend maal D'-V.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 januari 1925

De Reformatie | 8 Pagina's

Wijsbegeerte in steen.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 januari 1925

De Reformatie | 8 Pagina's