GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Mag met een verheterde bijbelvertaling langer gedraald ?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Mag met een verheterde bijbelvertaling langer gedraald ?

29 minuten leestijd Arcering uitzetten

III.

Uitgangspimt votir de bespreking van deze urgente kwestie is Jiet rapport, dat in deze materie op de Synode van 1917 werd uitgebracht en de konklusies, welke daar werden , aangenomen. De Synode achtte een herziening van de Statenvertaling niet beslist noodzakelijk.

Ten opzichte van de wenschelükheid stond zy anders. Het rapport onderscheidde daaxbij' tus^ schen een radikale, een beperkte herzieniagl en een in den engsten zin. Tegen do eerste bad het groote bezwaren. De laatste zou de moeite niet loonen. Het gaf de voorkeur aan de tweede. Toch meende het rapport en de Synode sloot zioh daarbij aan, dat de Synode daartoe ^ niet zelf het initiatief moest nemen, omdat nog te veel voorarbeid moest worden verricht.

Wij kunnen O'US niet geheel vinden in de grenzen tusschen de noodzakelijkheid' en de wenschelijkheid' door de Synode getrokken.

Doch daarover later.

Wij willen ons bij de bespreking voorshands eens geheel op het standpunt yan de Synode van 1917 stellen.

Welnu, dan geloo'ven wij', dat er in de acht jaren, die sinds deze Synode verliepen, zooveel o pi dit gebied is gepresteerd, dat ook zij', die meenen, dat de Synode in alles juist heeft geoordeeld, zullen moeten toegevien, dat nu met een verbeterde bijjbelvertaling een aan­ vang kan worden gemaakt.

Wij spreken hier van een verbeterde bijbelverta­ ling, omdat wijl de kwestie of die in een nieuwe vertaling, dan wel in minder of meer radikale herziening mO'Ot bestaan, voorloopig nog uit onze bespreking willen uitschakelen.

De Synode toch beriep ©r zich opl, dat voor een nieuwe vertaling O'f herziening nog allerlei voorarbeid dient te worden verricht.

En het rapport sprak ervan, dat de in dezen noodige voorbereidend© studiën onder ons nog van zulk een beperkten omvang zijn.

Op grond daarvan achtte 'de Synode het gewenscht, dat deskundigen binnen den kring van de 'Gereformeerde Kerken, zoo mogeüjfc in overleg met elkander, den voor deze zaak noodigen voorarbeid ter hand nemen of voortzetten.

Aan dezen wensch nu is voildaan. De voorarbeid is o.i. zoover voortgeschreden, dat de e.k. Synode met vol vertrouwen de noodig© stappen kan doen om een verlDeterd'© vertaling in het leven te roepen.

Afgezien van nieuwe dissertaties, door gepromoveerden aan de Vrije Universiteit geschreven, waarin ook van een gedeelte der Schrift een nieuwe vertaling is opgenomen, zijn er door hoogleeraren, leden eener Gereformeerde Kerk, reeds tal van bijbelboeken gekommentariëerd.

In de Serie „Korte Verklaring", welke bij! den bekenden yitgever Kok het licht ziet, zijin reedsi verschenen: Psalmen van 'Prof. A. Noordtzij', J e s a j a (eerste gedeelte) van E'rof. Ridderbos, Jeremia van Prof. G. Ch. Aaldeirs, Galaten van PtO'f. Si. Greydanus en Hebreeën van Prof. F. W. Grosheide. Bovendien zal het wel geen bezwaar ontmoeten de exegetisch© bewerking van Colossensen en Thessalonicensen van een O'Uverdacht Gereformeerd geleerde, hoewel niet tot een Gereformeerde Kerk behoorend. Prof. J. A. C. van Leeuwen van Utrecht hier mede in aanmerking te doen komen.

In de Serie „Kommentaar opi het Nieuwe Testame'nt", welke breeder studiën geeft en waarin ook het wetenschappehjk ap'paraat is opgenomen, kwamen tot heden bij den uitgever Van Bottenburg uit: Mattheus vaiti Pro'f. Grosheide en Opisnb ar ing van Jo'hannes van P|rof. Greydanus.

En hoewel in de Serie „Tekst en Uitleg", uitgave van Wolters, menige verklaring voorkomt, welke geen Gereformeerd karakter draagt, zoo zijin er toch ook bij', die na ernstige keur zuiver Gereformeerd worden bevonden en waarvan evenzeer profijt valt te trekken. Waar het hier slechts om voorarbeid gaat, zou het enghartig zijln, het werk van Gereformeerden buiten onze Kerken, niet mee te tellen.

Brengt men nu schifting aan in den exegetischen arbeid, welke in deze eeuw, doch vóór 1917 het licht zag — want niet elk werk daarin staat opi peil — dan k o m t m e n t o t e e n v o o r a r b e i d, die een klein© twintig bijibelboeken omvat.

Alzoo bijna een derde van heel d© Schrift!

Zou dat niet voldoende zijh. om nu, een begin te maken met definitieven arbeid?

Kwalijk kan toch als eisch gesteld, dat men daarmee niet aanvangt, voor op; ial de boekfen "der Schrift een konunentaar is geschreven.

Als de Synode ©r toe overgaat om vertalers te benoemen, hebben deze aan een kleine twintig boeken de handen meer dan vol.

Men kan toch alles niet tegelijk aanvatten!

En het ligt voor de hand, dat men het ©erst die boeken vertaalt, waarvan reeds een deskundig© vertaling met een verklaring daarbij' gegeven is.

Want dit behoort vast te staan, dat d© door de Syno'd© aangewezen vertalers zelfstandig werk leveren, waarbij, zij aUeen van den voorarbeid een dankbaar gebruik maken.

Zij kunnen niet volstaan met die partikuliere vertalingen eenvoudig oVer te nemen ©n hier en daar slechts kleine wij'zigingen aan te Ijrengen.

Zal de verbeterde vertaling degeUjk zijn en jaren dienst kunnen doen, dan moet dei vertaling van elk bijbelboek niet door één, maar door verschil-

lende geleerden grondig worden bewerkt.

Zóó alleen kan er ook eenheid van vertaling bij' de onderscheiden bijbelboeken worden verkregen.

Die veelvuldige bewerking van elk bijbelboek vordert een lange tijdsruimte.

Maar daarom juist moet men ook zoo spoedig mogelijk de hand aan den ploeg slaan.

Anders zou het tegenwoordige geslacht van de verbeterde vertaling niet meer profiteeren.

Het voorbeeld van de Statenvertaling kan ons in deze heel wat leeren.

Niemand meene toch, dat als de vooxarbeid maar gereed ligt, het eigenlijke werk één twee drie kan worden verricht.

Neen, na den voorarbeid begint het pas.

Om die reden juist mag geen tijd verloren gaan.

Waarlijk, de a.s. Synode mag deze kwestie wel eens ernstig onder de oogen zien.

Wij hebben nog maar een enkel argument genoemd, waarom o.i. met een verbeterde vertaling niet langer behoeft en daarom ook niet langer mag worden gedraald.

Doch dit ééne argument pleit dimkt ons reeds krachtiger er voor, om deze gewichtige zaak geen dag te lang uit te stellen.

En bij een Synode loopt het niet over een dag, maar over drie jaar.

Kuyper-kenner.

In de „Overtoomsche Kerkbode" vangt X een artikelenreeks aan, onder den titel: „Weerlegd? "

De bedoeling spreekt reeds duidelijk uit de eerste zinsnede: „Het was evenzeer te voorzien, dat „Heraut" en „Reformatie" eene poging zouden wagen, om aan de klem van het voor hunne methode van bewijsvoering fnuikende citaat uit „De Engelen Gods", dat wij in de „Kerkbode" van 27 September afdrukten, te ontkomen, als dat deze pogingen op eene mislukking zouden uitloopen".

Aan overmaat van bescheidenheid lijdt deze eerste alinea nu niet bepaald.

Veeleer riekt ze naar — wat weleens genoemd is — een mooi-opdoen-van-hoog-zelf-voelen.

Het is niet aardig van X, waar hij; over zulk een rijlfe gave vaa „voorzien" schijnt te beschikken, dat hij er „De Heraut" en „De Reformatie" zoo wilde laten inloopen.

Als hij nu zijn vorig stukje wat had verlengd en gezegd had: „en nu zal men hiertegen wel aanvoeren", en dan onze argumenten, die hij in zekere voorwetenschap al kende, had gewogen en het vonnis van te-licht-bevonden erover had uitgesproken, dan had hij ons — ik spreek hier vanzelf alleen voor „De Reformatie" — niet zulk een figuur laten slaan.

Maar zoover ging zijn broederlijkheid blijkbaar niet.

En daarom zullen we met ons figuur genoegen moeten nemen, wat we ook bereidvaardig doen.

Het is mogelijk, dat X alleen dat figuur opmerkt en dan blijft het dus onder twee oogen.

X verstaat de kunst om oratorische standjes uit te deelen op de wij'ze van: ik zou u "kunnen beschuldigen, dat gij gestolen hebt, maar ik doe het niet.

Moge echter ieder vogeltje zingen, gelijk het gebekt is, X verontschuldige ons, dat wij met zulke oratorische franje niet werken.

Wij meenen, dat de „noblesse" van ons wetenschappelijke „standing" ons daartoe niet verplicht.

Wat dan zijn groote griet tegen ons is? Deze, dat wij hem voor geen Kuyper-kenner hielden.

Hij noemt dat „zacht uitgesproken, eenigermate onvoorzichtig".

Wij welen immers niet, zoo voert hij aan, wie hij is.

Nu zal dat wel waar zijn.

Wie onder den schuilletter X schrijft, neemt de vlucht in de onbekendheid.

Dat levert voor den schrijver eenig gemak op.

Maar evenzeer voor hem, die met hem in discussie treedt.

Tegenover een X behoeft men geen bijzondere egards in acht te nemen. Of hij een pienter Jongmensch, een joviaal zakenman, een energiek bedrijfsleider, een oud-minister is, het blijft gelijk.

Hijzelf heeft den pas afgesneden om persoonlijke gevoeligheden te ontzien, om met buitengewonen eerbied zijn uitlatingen te bespreken.

Alleen mag als eisch gesteld, dat men niet afdingt op de waardeering, welke men aan elk mensch, in dit geval aan eiken broeder verschuldigd is.

En voorzoover wij ons bewust zijn, hebben we tegen dezen eisch niet gezondigd.

Men zal toch niet beweren, dat elke broeder een Kuyperkenner is?

Niet een Kuyper-kenner te zijn is toch geen openbare schande?

Want als men over Kuyper-kenner spreekt, heeft krachtens het spraakgebruik „kennen" hier een praegnante beteekenis.

Een Calvijn-kenner is niet ieder, 'die Calvijns Institutie heeft gelezen en zijn kommentaren geregeld heeft geraadpleegd. Dan zou iedere predikant zoo mogen heeten. Velen zullen echter toestemmen, dat zij dezen titel niet verdienen. Calvijnkenners zijn er niet zooveel 6pi 'dezie wereld.

Zoo is men ook nog geen Kuyper^lr^j^nej. ^^. neer men bij Kuyper's levgn |gfègeld „De Heraut" las en van onderscheiden werken, door hem geschreven, kennis nam en hem misschien ook persoonlijk wel heeft gesproken.

Kuyper-kenner is alleen hij', die in Kuyper's werken geheel thuis is en die tot een objekt van bijzondere reflexie heeft gemaakt.

X kan b.v. best ^.en 'trouwe „Heraut"-lezer zijin geweest.

Maar daarom heeft hij nog geen aanspraak op den naam van Kuyper-kenner.

Uit zijn. zich vastklampen aan het bewuste citaat over de slang uit „De Engelen Grods" blijkt dit wel amders.

Zelfs worden we daarin versterkt door zijn mededeeling, dat het niet eens een vondst van hem, maar van een ander is.

En we kunnen niet anders dan deze opinie handhaven, „totdat het tegendeel blijkt".

Om den eigenaardigen toon, welke X in zijn „Weerlegd I? " aanslaat, zouden we. Indien we het „noblesse oblige" van onze wetenschappelijke „standing" krachtig lieten werken, verplicht zijln van zijn volgende artikelen geen notitie te nemen.

Maar zoo hoog zit bij ons gelukkig het „standing"sgevoel niet.

Daar zijn we veel te overtuigd demokraat voor. We zullen dan ook met groot interesse naar zijh betoog, dat op deze zijln ontboezieming volgen moet, luisteren.

Slechts zonden we hem vriendehjk willen verzoeken niet zoo boven aan de trap te bUj'ven staan, maar halverwege naar beneden te willen komen, opdat wij hem beter kunnen verstaan.

Vreemd vuur.

In de laatste brochure van Dr Geelkerken, welke een sensationeel karakter draagt, komt een verhaal voor van een verloren brie: ^e. Het droeg de onderteekening van Da B. van Schelven en bleek achteraf geadresseerd te zijh geweest aan Prof Dr H. H. Kuyper. Het bevatte het verzoek aan. den hoogleeraar om een samenkomst van Deputaten bijl te wonen, die over de zaak-Geelkerken hadden te handelen.

Dit briefje nu werd ergens te Bloemendaal door een meisje gevonden en doior haar vader bij' den predikant van de Gereformeerde Kerk aldaar gebracht.

De eenige korrekte handelwijze zon natuurlijk geweest zijin, indien deze het onmiddellijk naar Ds Van Schelven had teruggezonden. Zelfs is men gewoon, om wanneer men bij' inzage behalve de onderteekening iets VJ^II den inbond in zich opneemt, excuus te vragen, dat men het gedeeltelijk gelezen heeft onder de verzekering, dat dit niet anders kon.

Helaas werd deze eenige goede vorm niet in acht genomen.

Het briefje werd voor den kerkeraad van Bloemendaal gebracht, maakte een reis naar Amsterdam-Zuid, werd daar — naar mij ten stelligste werd verzekerd — gefotografeerd en eerst daarna aan het adres van den afzender gezonden.

En alsof dat nog niet erg genoeg ware, wordt dit geval door Dr Geelkerken in zijb. laatste brochure te zijnen gunste geëxploiteard en zelfs door mannen als Prof. Obbink niet gelaakt.

Men vraagt zich af, in welke wereld wij' toch verzeild zijn geraakt, waar van z\alke handelingen zander jjlikken of blozen wordt melding gemaakt.

Zoo wordt er in deze zaak vreemd vuur op het altaar gelegd en het kan niet verwonderen, idat de atmosfeer daardoor wordt bedorven.

En wat bonwt men nu op dit briefje?

Dat de Classis Amsterdam een ernstig verzuim heeft gepleegd.

De Classicale Deputaten toch hadden verklaard, volgens Dr G. „dat zij' hun nieuw advies geheel zelfstamdig hadden geconcipieerd zonder eenigen' invloed van buiten in te roepen".

Nu laten we daar of die verklaring , van de Deputaten metterdaad met dezelfde wooirden is afgelegd dan wel of we hier met een subjektiev© weergave hebben te doen. De laatste mogehjkheid is, gezien het eigenaardig verloop van het heele geval, niet uitgefloten. Maar dit dient thans niet ter zake. De Deputaten zouden dit kunnen oiphelderen zoo zij dit noodig achten.

Alleen willen we opmerken, hoe onlogisch er wordt geredeneerd en hoe gemakkelijk dit door sommigen wordt aangenomen.

Stel eens, dat de Deputaten het zoo letterhjlfc hadden gezegd.

Behoeft dit dan per se in strijd te zijn met het beruchte briefje?

Daarin werd slechts een uitnötodiging gedaan om een samenkomst bij te wonen.

Nu is later' gebleken, dat Plrof. Kuyper aan de uitnoodiging gevolg heeft gegeven, waarvan, naar hij' in „De Heraut" terecht opmerkt, hem geen verwijf kan worden gemaakt, omdat in dergelijke zaken herhaaldelijk — en gelukkig 'O'ok — het oordeel van den hoogleeraar in het kerkrecht wordt ingeroepen.

Zoo blijven er dan minstens twee mogelijkheden. Dat bij' die samenkomst Ptrof. Kuyper een advies gaf, dat door de Deputaten niet werd aanvaard. zoodat ze zich met een andeor advies tot de Classis hebben gewend.

Of, dat zij reeds èen adVies haddeïi samengesteld vóór Prof. Kuyper door hen werd uitgenoodigd en het hun verlangen was van den hoogleeraar te vernemen of er misschien iets in was, waarin, zij naar zijn oordeel scheef gingen. En nu laat het zich voorstellen, dat de hoogleeraar 'daarop, geantwoord heeft, dat hij bet er mee eens was; öf ook, dat hij het er niet heelemaal mee eens was maar niet in bijzonderheden wilde treden, docli alleen te kennen wilde geven, dat Deputaten OTOr het geheel wel in het goede kerkrechtelijke spoor waren; 6f... M, aar waartoe meer?

Er is nog zooveel denkbaar, waardoor het „briefje" en de verklaring van 'de Deputaten in bovenstaanden vo^rm niet met elkander strijden.

En toch... op een van de vergaderingen van de Classis Amsterdam was het briefje aanwezig, werd er getornd, diende het als bewijsmateriaal.

Wij schamen ons eigenlijk Voor de buitenwereld, als wij dit in de brochure van Dr G. lezen. Wat moeten zij', die op goede vormen gesteld zijn, hier­ van denken.

En nu legt Dr G. de Classis ten laste: „Niettegenstaande de inhoud moeihjk te rijmen viel met de door Deputaten te voren afgelegde en zooeven door mijl vermelde verklaring, liet de Classicale vergadering deze zaak geheel rusten".

Wanneer logisch wordt geredeneerd (om nog niet in aanmerking te laten komen het redeneeren naar den aard der liefde), dan laten zich „briefje" ea „verklaring" zeer wel fij'men.

Dit is nu nog maar één vonkje van het vreemde vuur, dat — en volstrekt 'niet door Dr G. alleen — is ontstoken.

Wel mag ons gebed tot den Heere oprij'zen, öat Hij' door de waterstroomen van Zijn genade dit vreemde vuur onder ons uitbluscht.

Want het is een vuur, dat niet koestert, maar verteert.

Het advies der hoogleeraren.

De theologische hoogleeraren van Kampen en Amsterdam werden geroepen om aan de Classis Amsterdam inzake de kwestieJGeelkerken advies te geven.

Zij hebben gemeend zidh hieraan met het oog op het welzijn der kerken niet te mogen onttrekken.

Met eenparige stemmen gaven ^ij, na ampele be spreking op het verzoek om praeadvies het volgende antwoord:

Ie. dat de door Ur Greelkerfcen medegedeelde coupure uit zijn preek over Catechismus Zondag III bepaaldelii'k gezien in het - licht van zijn weigering om te verklaren, dat hij! nóch bedoeld, nóch gezieg'dl had, wat br. Marinus hem ten laste bad gelegd, metterdaad aan de Classis aanleiding gaf om hem nadere verklaring van zijn gevoelen te vragen;

2e. dat de antwoorden door dr G-. op de Mm gestelde vragien gegeven, ook naar hun meenin^ bedenkelijke uitlatingen bevatten ten opzichte van het gezag der H. Schrift;

3e. dat naar hun oordeel iemand, die de historiciteit in Genesis 2 en 3 aantast, in ' strijd komt met do "H. Schrift en de Bielijdenis;

4e. dat zij de Classis adviaeeren, om de vragen, die aan dr G. gesteld werden dd. 8 Juli, hem opnieuw voor te leggen, maar uit de eerste vraag te laten vervallen: „Genesis l", aangezien de bewuste preet coupure daarop geen betrekking had;

5e. dat ingeval dr G. in gebreke blijft deze vragen te beantwoorden, of naar het gevoelen der Classis onvoldoende antwoorden geeft, zij de Classis aanraden, afgezien van de voorloopige maatregelen, welke deze meent te moeten nemen, zich wegens het gewicht der zaak, tot de Part. Synode te wenden, met hel verzoek, ten spoedigste een vervroegde Generale Synode te doen bijeenkomen, ten einde over de zaak in haar geheel een beslissing te nemen.

Dit is alzoo een advies, dat niet op een meerderheid van stemmen rust.

Zoo iets was in dit geval buitengesloten.

Immers niet de Theol. School en de Theologische Faculteit vergaderden samen.

Maar de hoogleeraren, die er aan verbonden zijh.

Zij waren dan ook ieder afzonderlijk genoodigd'

Daarmee werd het kerkehjk gebruik gevolgd.

Daarom was het persbericbt, dat melding maakte van een vergadering van de Faculteit, niet juist.

Dit moge een kleine onjuistheid lijken, zondei' belang is het toch niet.

Doch dit in het voorbijgaan.

Waar we nog even de aandacht op wiOen vestigen is dit.

Het advies der boogleeraren was vanzelf voor de Classis bestemd.

Doch er kan ook iets uit worden afgeleid van verdere strekking.

Werden in de pers niet meermalen verdacb'makingen tegen theologische hoogleeraren uitg^' sproken fils zouden ze z'ich schuiilhouden en tmi meening over de historiciteit van Gen. 2 en niet durven uitspreken?

Uit het advies blijkt, hoe ongegrond al z^^^ verdachtmakingen zijn.

Allé theologische boogleeraren denken in deze materie eenstemmig.

Hiermee verdrijve men alle praatjes van onrecb - zinnigheid, welke omtrent den een of anderen hoogleeraar in omloop waren.

De uitspraak der Classis Amsterdam.

Ditmaal heeft de Classis aan de pers eaa communiqué verstrekt.

Een wijze maatregel om het verbreiden van allerlei verkeerde geruchten zooveel mogelijk te voorkomen.

Het geheel tegen te gaan is natuuxlijk niet moegelijk.

Dan zon de Classis de sensatie-zucht moeten kunnen uitroeien en die macht is haar niet gegeven.

Waar de zaak-Geelkerken nu een nieuw stadium is ingetreden, is de uitspraak van de Classis, een dakument geworden, dat voor de verdere historie van groot gewicht kan zijn.

Daarom drukken we haar hier af.

De Classicale vergadering besluit, gelezen hehbenae het schrijven van Dr J. G. Geelkerken, d.d. 11 October 1.1.,

Ie ernstig af te keuren, dat Dr J-G. Geelkerken niet is verschenen en mitsdien geen gevolg heett gegeven aan de tot hem gerichte citatie, waardoor hij in gebreke is gebleven behoorlijk te voldoen aan hetgeen waartoe bet Onderteekeningsformulier hem' verplichtte, aangezien dit formulier eischt „f allen tijde bereiden willig te zullen zijn" nadere verklaring van gevoelen te geven;

2e. uit te spreken:

a. dat het niet bij Dr Geelkerken, maar bij dei Classis staat te bepalen op wat wijze deze naderei verklaring van zijn gevoelen zal gevraagd worden;

b. dat het citatie-recht historisch vaststaat, en zeer heslist door het Onderteekenin^sformulier wordt verondersteld;

c. dat Dr J. G. Greelkerken bij de laatste citatie wel voor het eerst vQor de vergadering der Classis; is geciteerd, maar deze citatie was de derde, die; namens de Classis tot hem gericht werd;

3e. te verklaren, dat ten gevolge van de feiten, ; dat Dr J. G. Geelkerken in gebreke is gebleven' de hem gestelde vragen behoorlijk te beantwoorden en eveneens in gebreke is gebleven voor de ver-'. , gadering te verschijnen, toen hij daartoe geciteertt werd, de Classis ten volle gerechtigd is hem Icrachtens het Onderteekeningsformulier ipso facto van zijn dienst gesuspendeerd te verklaren, doch in het belang der Kerken bet beter is te achten hiertoe nog niet over te gaan;

4e. vooralsnog geen verdere maatregelen te nemen om als Classis Dr J. G. Geelkerken nader, hetzif schriftelijk, hetzij mondeling, aangaande zijn gevoe-• len te vragen, omdat hij mondelinge ondervraging; heeft afgewezen, en verdere schriftelijke ondervraging thans ook met het oog op de door Dr J'. G; Gieelkerken gegeven ontijdigei, deels onjuiste en verdachtmakende publicaties niet profijtelijk is te achten;

5e. te besluiten aan de ParticuUere Synode, die D.V. 14 October a.s. bijeenkomt, te verzoeken, dat zij ten spoedigste de Generale Synode doe bijeenkomefi, opdat deze over de zaak-Dr Geelkerken in haar geheel be'slisse; en wel omdat:

a. de zaak, die in geding is, de Belijdenis en het gezag der Heilige Schrift raakt en mitsdien van hoog gewicht is, g'elijk ook Dr J. G. Geelkerken erkent, als hij zegt, dat „diepe problemen" tusschen hem en de Classis aanhangigi zijln; terwijl tevens deze zaak ©en algemeen belang betreft, dat alle Kerken aangaat;

b. de Classis en d© P: articulier6 Synode hiermede zijn in de historische lijn, zooals blijkt uit de behandehng van de zaai der Remonstranten, waarover niet door eenige Classis of Particuliere Synode eene beslissing is genomen, maar deze aan de Generale Synode is overgelaten;

c. de beroering, die de zaafc-Dir J. G. Geelkerken bij de 'Kerken in breeden kring heeft verwekt, gewenscht maakt, dat zoo spoedig als mogelijk is, de Generale Synode ..uitspraak doe, waartoe ook de Hoogleeraren adviseeren;

6e. Dr J. G. Geelkerken ernstig te vermanen, dat h^i aflate van zijn tot nu toe gevolgde gedragslijb om door 'publicaties de publieke opinie te bewerken, wat tot een eenzijdige en veelszins oojuista voorstelling aanleiding gaf;

7e. van dit besluit mededeeling t© doen aan Dr J. G. Geelkerken ©n aan den Kerkeraad van Amsterdam-Zuid ©n dit besluit op te nemen in het kort verslag.

Verder besloot de vergadering aan dbn Kerkeraad van Amsterdam-Zuid te berichten, dat de Classis ten zeerste betreurt, dat hij niet gepoogd heeft D(r J. G. Geelkerken af te houden van den door hem irgeslagen weg, ©n dringend den Kerkeraad vermaant allen invloed aan te wenden om Dr J. G. Geelkerken te bevregen, dat hij op den ingeslagien weg niet voortga.

Wijl maken hierbij een paar opmerkingen. Velen, vooral buiten onze kringen, hebben zich een oordeel oVer de kwestie-Geelkerken gevormld alleen op grond vaa de pnbliclaties van Dr G. zelf.

Ziji hadden geen geduld om het „audi et alteram partem", hoor ook de andere piartijl, in praktijk te brengen.

Toen die andere partij, in c'asu de Classis Amsterdam zich niet iii-het publiek verantwoordde, nebben sommigen haar zonder vorm van proces veroorüeeld.

In haar uitspraak geelt de Classis te verstaan, uat de publicaties niet alleen eenzijdig en ontijdig, Biaaj ook deels onjuist en Verdachtmakend zijjii.

Hieruit mag toch zeker wel de waarschuwing getrokken om zijn oordeel niet te bepalen naar tte publikaties van DT G. alleen.

Legt men qpi die manier zijln oordeel viast, d'an Wordt het later voor velen krachtens de eigenaarige struktuur van hun persoonlijkheid lastig om Weer terug te krabbelen.

En kan men zich tot die hoogte opwerken, dat men zijn oordeel herziet, dan zlal men allicht moeihjkheden met zijn omgeving ondervinden éai bovenal zichzelf moetee beschuldigen voorbarig te zijh geweest.

Daarom gaat het veiligst wie zijln. oordeel opschort tot de gegevens alle open voor hem liggen.

Zelfs mag gevraagd, dat Mj' vertronwen stelle in hen, die van Godswege geroepen zijh. om deze zaak te beoordeelen.

Geen geloof in hen wordt gevorderd, want iziji zijn feilbare menschen.

Maar wel vertrouwen.

Een tweede opmerking.

De Classis geeft hier te kennen, dat zijl reeds gerechtigd was om Dr G. krachtens het onderteekeningsformulier ipso' facto van zijln dienst gesuspendeerd te verklaren.

Toch nam zij in het belang der kerken dienmaatregel nog niet.

Waar blijven nu zij, die lasterden, dat „kerkelijke machüiebbers" het in het belang der kerken achten om één op te offeren voor allen, die verdacht zijn, of, zooals men het met Kajafas' woorden uitdrukte „dat het nut is, dat één voor het volk stierve, dan dat het gansche volk verloren ga”?

Men neemt hier juist bet tegenovergestelde waar.

Hoewel wij! ons op-dfe hoogte hebben gesteld van alle bescheiden in deze zaak, gelooven we, dat het beter is, daaryan in w'at wij! publiceeren nog geen gebruik te maken.

De vraag fiï er geen kerkrechtelijike fouten zijn begaan, bespreken we dan ook niet.

Maar dit willen wij] wel zeggen^ dat wij allen lof hebben voor de groote lankmoedigheid en het voorbeeldige geduld, door dé Classis tegenover Dr G. betoond.

Men zal jyer moeten zoeken wil men in eenig kerkelijk geding .jets dergelijks aantreffen.

Waarom een vervroeade Synode?

Waarschijnlijk zal de Plartikuliere Synode van Noord-Holland wel voldoen aan-het verzoek van de Classis Amsterdam om de noodige stappen te nemen, opdat een vervroegde Generale Synode ten spoedigste bijeenkome.

De vraag rijst, hoe spoedig dan wel 'de 'Generale Synode zou kunnen vergaderen?

Naar onze meening zon dit reeds - yóór Kerstmis kunnen.

Wanneer de kerk van Assen onmiddelhjfc tot het ^jéenroepen van een Synode overgaat, kunnen over enkele weken de classicale vergaderingen worden gehouden, een week of twee weken daarna de Partikuliere Synodes en, met een tusschenruimte van zeg nog , twee weken., de Generale Synode.

Dan is het begin December geworden.

Maar waarom een vervroegde Synode? zal men misschien ^ragen. Kunnen de Classis Amsterdam en de Partikuliere Synode 'd'eze zaak alleen niet afwikkelen?

Zonder eenigen twijfel.

Doch in een ^aak als deze is het altijd voorzichtiger het oordeel der Generale Synode in te roepen.

Zij is uiteraard het best in staat de grootst mogehjke objektiviteit te betrachten.

Hoe breeder ook de kring is van kerken, die samenkomen, des te njfeer zijn ook de gaven vertegenwoordigd, welke Christus aan: Zijii gemeente schenkt.

Zelfs elke schijta. van lichtvaardigheid moet worden gemeden.

In daarop gelijkende gevallen is in de historie dan ook vaak op dezelfde wijze gehadeldl

Nu voorzien we, dat men het finandiëele argument zal laten wegen.

Maar het financiëele moet ten slotte zwichten voor het geestelijk welzijn van' onze kerken.

En dan behoeft er ook noj geen "belangrijk financieel nadeel aan verbonden te zijln.

Wanneer de Generale Synode op; den gewonen tijd samenkwam, zou door de zaak-Geelkerken allicht de Synode met een halvie week moeten verlengd en het is niet gezegd, dat de afgevaardigden er dan niet opzettelijk voor zouden moeten terugkomen. Immers, eiken Vrijdagavond gaan de Synodeleden naar huis om 's Maandags weer te keeren. In dit geval zouden reis-en verblijfkosten ongeveer dezelfde zijln.

Het spreekt vanzelf, dat deze - v^grvtoegde - Synode alleen de kwestie^Geelfcerken zal hebben te behandelen, terwijl' dan de volgende zittingen tot Augustus 1926 worden verdaagd'.

Nu de vraag: waarom zoOi vlug? Omdat deze zaak ernstiger is dan velen wel denken.

Gaarne gelooven we, wat men van verschillende kanten ons verzekerde, dat de zaak-iGeelkerken niet zoo 'in het land leeft als de zaak-Netelenbos. Wilde geruchten als dat 13 preidik'anten iiun trouw aan Ds Netelenbos zouden hebben verpand, hoorde men thans niet.

Toch vergist men zich, wanneer men meent, dat ^e beroering zich tot Amsterdam en enkele deelen van Noord-Holland beperkt.

Ze breidt zich werkelijk vierder uit.

Het zou niet verantwoord zijln de methode van laten doorzieken toe te passen.

De Generale Synode is de aangewezen, Verga-19 dering om een beslissing in zake de BeJijldenis te nemen, om het volle licht op' deze zaak te werpen, aUes in haar Acta te publiceeren en zoo^ de atmosfeer te zuiveren.

HEPP.

Een Christelijke Gereformeerde stem,

I.

„De Reformatie" heeft zich niet bezondigd aan een overmatige critiefc op de Ghristelijk-Gereformeerde kerk, op baar pers en werk.

In het algemeen doet onze pers heel weinig aao critiek op de Ghr. Geref. broeders.

Wat men soms wèl aantreffen kan, is een antwoord van gereformeerde zijde op critiek, die van den kant der Ghr. Geref. woordvoerders geuit wordt tegen ons, gereformeerden.

En deze beantwoording kan goed zijn; want zij moet meehelpen, om de atmosfeer te zuiveren van onwaarbeden en onzuivere voorstellingen. Ze zal wel eens wat pijn doen; maar indien er ooit sprake komen xal van een eenheid met menschen, die van ons nog weinig verschilden tot nu toe, maar die dreigen, almesr van ons te gaan vervreemden, dan is wel een der eerste vereischten, dat de onbeteekenende verschilpuntjes, die in het debat naar voren gebracht worden, ook tot de ware proportion worden teruggeleid.

Meermalen wordt breed uitgtemeten het verschil tusschen de gereformeerde en de christelijk-gereformeerde opvatting, en wordt den volke voorgehouden dat er een diepe kloof gaapt tusschen hen en ons.

Maar telkens kan men ook zien, dat bij wat rustig nadenken, de onderscheiding niet zoo groot is ais men wel meende; en dat de breuk maar een waan is.

Naar ik meen, heeft zich onlangs weer een dergelijke complicatie voorgedaan: er is van christelijk-gereformeerde zijde in een zeer officieel document eea kloof gegraven tusschen gereformeerd (Kuyperiaansoh, neocalvinistisch) en christelijk-gpreformeerd. Maar nader onderzoek doet m.i. zien, dat gezeid document onjaiste conclusies trekt uit onzuivere onderscheidingen.

En daarom wiUen we voor dezen" keer ook eens in dit blad tegen die chr.-geref. uitlating in verzet komen, alleen met het doel, een sta-in-den-weg tot nadere kennismaking en verbintenis uit den weg te nelpen ruimen.

Het geval, waarop ik doel, is de rede, die docent J. J. V. d. Schuit he©ft gehouden bij de overdracht van het rectoraat aan de Theologische School te Apeldoorn op 15 Sept. 1925.

Deze rede droeg den titel: „De religieuze psychologie en de bekeering".

Dat in deze rectorale oratie polemiek met de Gereformeerden wordt gevoerd, blijkt wel niet uit den titel, maar wordt ieder aanstonds volkomen duidelijk, als hij, erop let, dat de redenaar te Apeldoorn zijn stof verdeelde in drieën. Hij wilde „zijn onderwerp naar drie zijden belichten", en constateerde toen het bestaan van:

1. De Moderne of Evolutionistiscne richting; 2. De Neo-Galvinistische of Ku'speriaansche richting; 3. De Schriftuurlijke of Gonfessioneele richting.

Zooals ieder zien kan, geeft de indeeling reeds veel te denken. Zij poneert verschillen tusschen de neocalvinisten of Kuyperianen èn — de anderen, die volgens den auteur aan Schrift en coinfessie trouw zijn, en di© natuurlijk daar in Apeldoorn bijeen waren; verschillen, die niet zoo beel gering zijn, want tusschen de twee laatstgenoemde groepen ligt niet minder dan de „Schrift" en de „co'nfessie". '

Aan den eenen kant hebben wij voor deze indeeling en haar publicatie respect en zijn wij ©r bligi om.

Aan den anderen kant hebben we daartegen ernstige bedenking.

Wat het eerste aangaat: we hebben, als ik me niet vergis, hier voor de eerste maal te maken met eoQ officieel wetenschappelijk naar buiten optredat. van de Theologische School van Apeldoorn. Ieder wist, iat de Ghr. Geref. pers de kloven tusschen ben en ons zeer diep vond; maar tot nu toe was de discussie wel gevoerd op de volkstribune van de populaire pers, maar bad men zich nog niot gewaagd aan een meet wetenschappelijk bedoelde uiteenzetting van den stand der kwesties en nog veel minder aan een dusdanige afbakening van eigen terrein, of aan een positieve uiteenzetting der ware leer na de verwerping der neocalvinistische dwalingen, zooals dat toch ongetwijfeld te Dordt geleerd is.

Het is er ver vando.an, dat iemand dat kwa'ijk kan nemen; tenminste a!s men Jet op het ontbreken van bet wetenschappelijk discours (over het bij voorbatot toch maar pleiten voor de ooren des volks sprekon we nu niet). Want ook d©ze beweging der chr.-geref. kerk moest eerst tot rust komen ©n haar eigen huis inrichten, eer zij den uitval naar buiten m den oCl.cieelen kamp kon beginnen.

Maar nu bet eindelijk zoo v©r schijnt te zijn geko'men, en nu Apeldoorn zal gaan spreken voor aller oor, nu kunnen wij daarvoor dankbaar sijn. Het werd ook tijd; men waagt zich buiten en voelt zich dus sterk genoeg voor methodischen l^ouw aan het christelijk-gereformeerde buis.

Anderzijds kunnen we ovenwei onze critiek niet teruighouden.

Onwillekeurig komen de 'vragen reeds, op, zoodra men den redenaar zijn verdeeling m drieën hoort aflezen. Immers — pn tier haal ik „De Bazuin" aan — immers, het valt dadelijk op, dat docent v. d. Schuit wel de moderne richting een praedicaat durfc geven.

dat een soort beginselverklaring inhoudt (evolutionistisoh), maar dat hij niet den moed heaft zulk een praedicaat toe te kennen aan. de door hem gescuouwde „neoealvinistische" richting. Terwille van het parallelisme heeft de spreker er maar het adjectief „Kuyperiaansoh" achtergoplakt, maar dit parallelisme is maar schijn, want de heele verdeeling in drieën valt uit het schema der wetenschappelijkheid: het oerste adjectief (evolutionistisch) gaat uit van oen filosofische grondsteling, het tweede (Kuyperiaansch) van een eigennaam, het derde (confessioneel) van een formulier van eenigheid. Merkwaardig is daarbij, dat de redenaar aan de neocalvinistische of Kuyperiaansche richting zoowel het „sehriftuurlijk" als het „confessioneele" karakter ontzegt, immers: die richting staat bij hem tegenover de derde, die hij aohriftui; rlijk-confessioneel noemt. En aangezien het loopt over een indeelirg van een wetenschappelijk bedoelde rede, kan daarmee niet anders gezegd zijn, dan da.t het „neocalvini& tische" of„ Kuyperiaansche" begrip in dezen zich noch op het st».r.dpunt der Schrift, noch op dat der confessie stelt. He; loopt volgens den auteur dus in het geding tusschen Dr Kuyper en de „Scliriftuurlijk-cofessioneelen" van Apeklüorn niet over een betaalde opvatting van de Schrift in haar uitspraken, maar in den wetenschappeiijken arbeid staat volgens doe. v. d. Schuit Dr Kuyper met zijn naocalvinisten op een anderen grondslag en gaat hij uit van een ander principo dan de schriituurlijkconfessioneele menschcn.

Dit zijn zoo enkele onmiddellijk voor de hand liggende opmerkingen, die ieder bij zichzelf maakt, - als hij de verdeeling leest.

Maar de mogelijkheid is niet uitgesloten, dat de redenaar bij de nadere uitwerking van zijn aldus ingedeelde stof zou toonen het anders te bedoelen, dan hij hier schijnt te willen.

Daarom zullen we over de rede z'.^lf nog iels zeggen, om te zien, inhoeverre de auteur erin geslaagd is ons te overtuigen, dat er verschil bestaat tusschen de Christelijk Gereformeerden en ons.

Dat de zaak ernstig genoeg is, kon ieder voelen. Immers — en nog eens haal ik „De Bazuin" aan — het maken van dergelijke, wei-overwogen onderscheidingen in ©en wetenschappelijk betoog, is uibarst belangrijk. Als ik b.v. meen, dat veel artikelen, die „Dfe Wekker" gesift over het bevindelijke leven, anders spreken dan de Schrift en de coafessiei, bij^ rustig doordenken, leeren, dan heb ik nog niet het recht te spreken van Wekkeriaansohe heilsleer en daartegenover van schriftuurlijke of confessioneele heilsleer, om de eenvoudige reden, dat ik een verschil als dit niet mag uitbuiten om aan „De Wekker" een ander kenprincipe toe te dichten.

Wat zijn nu de argumenten van docent v. d. Schuit?

Daarover ©en volgenden keer.

K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 oktober 1925

De Reformatie | 8 Pagina's

Mag met een verheterde bijbelvertaling langer gedraald ?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 oktober 1925

De Reformatie | 8 Pagina's