GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERS-SCHOÜW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERS-SCHOÜW.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dr J. C. de Moor. †

Nóg een lezer zendt mij een bijdrage uit den litterairen arbeid van wijlen Dr J. G. de Moor. Ook aan deze geef ik, den inzender dankend, gaarne een plaats. Het is een bewerking van den eerste der „Dreams" van Olive Schreiner, zie „Ons Tijdschrift", jrg. 9'.

De Verloren Vreugde.

Aan 't zeestrand alle dagen Leven zat. Zonlicht omscheen haar, zachte zeewind streelde Haar blonde lokken, 't golfbewegen speelde Aan hare voeten. — Maar zij wachtte op wat Zij niet kon zeggen, doch gestaag bleef wachten.... Tot 't hoofd haar op de knie zonk, en z' insliep . Gestaag nog wachtend.

Dan op eenmaal liep

Een kiel op 't strand, en Leven voelde een zachte Beroering eener hand. Zij beefde en zag Diep in de vreemde, wijde zonneoogen Van Liefde, en wist op wien zij had gewacht. In dit ontmoeten is Vreugd voortgebracht. Het warme, zachte kind....

En in hün oog'en Niets anders dan: „Voor eeuwig d'uwe" lag!

Toen kwam een tijd — of 't weken, maanden waren, Wie zal het zeggen? Liefde kent geen tijd! — Dat Vreugde anders werd; niet zoo verblijd Was nu haar spelen; d' oogen wilden staren Vèr over zee. Schoon Liefde en Leven zagen Hoe 't anders werd: ziJ maakten zich wel diets: „Morgen zal 't beter zijn", en zeiden niets. Doch droever werd hun Vreugd-kind alle dagen. Eens toen ze ontwaakten, was het kind er niet. Alleen een vreemde kleine zat in 't gras, De oogen wijd geopend, droef en zacht. Zij letten niet op haar, doch, hun verdriet Bitter uitschreiend, zoekend waar Vreugd was, Hebben zij Vreugd voor zich verloor'n gedacht....

De vreemde kleine vatte beider hand. Verbond hen nauwer, en zij gingen samen Nu verder. Vreugde zoekend.

Waar ze ook kwamen,

Of scherpe rots hen wondde — of 't heete zand Der woestenij hen schroeide, nimmer bleek De vreemde kleine een last; zij hielp hen gaan. Blonk op den tocht in Leven's oog een traan, Die werd weerspiegeld in haar oog. Bezweek Ook bijkans Liefde, zuchtend: „verder niet.... „'t Is alles donker vóór mij, 'k zie geen dag...." Dan wees haar rozevinger 't blijde licht Dat op de heuv'len scheen. En 't bleek gezicht Stond immer peinzend.... Om de lippen lag Een stille glimlach van sereen verdriet....

Toen zij nu kwamen in het zwart ravijn Waar dik de sneeuw ligt, en d' ijskegels aan De rotsen hangen — Liefde en Leven gaan Altoos langs wegen, die vreemd-angstig ziJn — Greep zij hun handen, warmde z' aan haar borst En trok hen zachtkens voort tot z' in het land Van zon en bloemen kwamen, en haar hand Hun honig bracht uit hollen boom, hun dorst Door water stilde, dat z' in lelieblaren

Hun bracht, en lachend bloemekransen wond Om hunne hoofden. Zoo had Vreugd hen eerder Beroerd, maar deze ving'ren drukten teerder.... Soms, bij 't herinn'ren, in hun oogen stond De wensch te lezen haar nog eens te ontwaren....

Zoo kwamen ze eindlijk waar Nadenken zat, De vreemde oude, die altijd 't gezicht Laat rusten in de hand. Zfj steelt het licht Uit het verleden voor de toekomst.

. „Wat Is, Wijze, met ons Vreugde-kind geschied? " Zoo riepen Liefde en Leven: „'t was zoo'n blij „Zonlichtend wezen, — en nu hebben wij „'t Verloren.... Om wat zonde? Zal 't verdriet „Dan nimmer enden? O zeg GiJ ons waar „En hoe wij zoeken moeten." — D' oude dan: „Wilt gij om Vreugd t' erlangen déze opgeven? " Maar als in doodsstrijd riepen Liefde en Leven: „Neen, dat niet, want wèl zonder Vreugde kan „Ik leven, maar gewis niet zonder haar...."

Toen sprak de oude: „O gij dwaze bUnden! „Wat g' eens bezeten hebt, bezit gij nog! „Eerst juichte 't wezen blij en dartel, doch 't Werd anders toen 't de kou moest ondervinden „Der lange nachten en het felle zengen „Der heete dagzon. Maar gij wildet niet „'t Verandren merken, totdat 't groot verdriet „Der scheiding kwam, wijl gij haar niet kondt brengen „Zonder verand'ring door de woestenij.... „Dezelfde Vreugd was nog met U tezaam, „Maar ouder, toen u 't schijnbaar afzijn griefde. „En 't zoete, teere kind, dat aan uw zij „'t Laatst heeft gewandeld — weet nu, dat haar naam „Is Sympathie; zij is Volmaakte Liefde!"

Breda, 7 Maart 1904.

J. C. DE MOOR.

Ds Lingbeek te Loosduinen. In verband met wat ik citeerde in de persschouw van 26 februari uit een rede van ds Lingbeek, gehouden te Loosduinen, schrijft mij jemand:

Leiden, 3 Maart 1926.

Weledele Heer!

In „De Reformatie" van 26 Febr. trof ik aan •onder de Rubriek Persschouw een Hoofdje: „Bijdrage tot de kennis van de geschiedenis der verleugening. van Nederland." Van die verleugening bleek me echi^r niets. Ik meen dan ook, en U houde mij dit tem goede, dat dergelijke uitdrukkingen zonder verder bewijslevering in onze Christelijke bladen niet thuis behooren.

Ook het Verslag van „een lezer" geeft dit bewijs m.i. niet.

Toen Dr Kuyper nog vrijzinnig was, zal er bitter weinig liefde voor de Ned-Herv. Kerlc zijn geweesi: en na zijne bekeering, al evemnin, daar hij bij eventueel conflict er niet voor terugdeinsde desnoods die Kerk te verlaten.

Welk boek Ds Lingbeek op het oog heeft gehad, weet ik niet; ik laat het dus "verder buiten beschouwing-

Het verhaal over de Friesche dominé klinkt m.i zeer waarschijnlijk.

Immers dat het conflict der doleantie totaal onvoorzien uitbrak, is al even onwaarschijnlijk, als dat het louter toeval zou geweest zijn, dat juist te Amsterdam dit plaats had, waar Dr Kuyper en Mr de Savornin Lohman gereed stonden-

Eenige bekendheid hoe de doleantie vaak ontstond is voldoende het twijfelachtig te vinden, dat de massa van eenvoudigen in den lande voldoende rekenschap kon geven wat ze deed.

Zoo herinner ik me b.v. hoe iemand zijn overgang aldus grondde: „Ze deden het in mijn buurt allemaal"-Dat (misschien ten bebeve van Rome) een deel uit art. 36 N. G. is geschrapt, is tenslotte een feit. Bovendien om op grond van een verslag te spreken van verleugening! Misschien is de qualificatie juist, doch zooals in 1886 is ook thans nog voor vele de Doleantie een zonHerlinge gebeurtenis-

Mijn beleefd verzoek is dan ook, een en ander nader toe te lichten, of de qualificatie terug te nemen. Bij voorbaat dankend, hoogachtend.,

• Leiden.

C. A. P. M.

Ja, nu kunnen we wel breed gaan redeneeren. Maar dat helpt toch niet-Wanneer daar in een krant, die ds Lingbeek verslaat, gesproken wordt van „sluwheid", „listigheid, „niets voelen voor de kerk, waarvan men predikant is", en al dat fraais wordt opgedischt door iemand, die moest begrijpen, dat duizenden h è m niet den man achten om karakters te teekenen, vooral niet van „gescheidenen", dan blijft er niets anders over, dan een verwijzing naar de feiten-Wie achter den spreker, den schrijver, den reformator Kuyper dan eei? soort hypocriet wil zoeken, dien kan geen mensch overtuigen van het tegendeel; alleen verliest hij een beetje al te veel van zijn waarde in het oog van wi© hem hooren. Inzender leze tegenover ds Lingbeek's fantasieën, o-m. de Kuyper-Bibiiographie. van ds J. G Rullmann, vooral de eerste hoofdstukken (uitg. Bootsma, Den Haag) en van denzelfden schrijver De Doleantie (uitg. Kirchner); ook de bij den heer Kok te Kampen verschenen Predication van dr Kuyper, welke door herp zelf later juist voor de biografie van beteekenis genoemd zijn, en moet dan verder zelf maar uitmaken, of hij gelooft in de qualificaties, waarmee ds Lingbeek zich zoo ongeveer altijd blameert, als hij een pen op papier zet of den mond opendoet, om zijn bedenksels over „de gescheidenen" los te laten. Inhoeverre het volk altijd begreep, wat het deed, is een vraag, die voor mij pas interessant geworden is, als inzender ook duidelijk maken kan, dat allen, die gebleven zijn, begrepen, wat de kwestie was. Het wordt tijd, dat men eens weer wat aan de geschiedenis gaat doen-Dr Kuyper is zijn schrijvers-loopbaan ooit met de geschiedenis begonnen; en hij kreeg er goud voor-Ds Lingbeek dinge ook naar goud met een beschrijving van de doieantie-

Arlikel 36 — misschien ten believe van Rome? Neen, geachte inzender: zie geen spokeh-Lees maar

178 eens het lijvige rapport ter generale synode van Utrecht 1905 ingediend, en in de Acta weergegeven.

Tenslotte — ik zou er niet aan denken, een verslag aan te zien als middel om ds L-te leeren kennen, als hij niet in wat hij schreef, precies hetzelfde en nog veel meer van 'dit slag had medegedeeld als zijn opvatting.

Nooit zat van liegen.

„Het Handelsblad" schrijft:

Gisteren hebben te Amsterdam de Geref. predikanten uit Rotterdam, Den Haag, Zandvoort, Bloemendaal en andere plaatsen vergaderd, ten einde te bespreken, wat gedaan moet worden in het a-s. conflict-Geelkerken.

Er is gevraagd, hoe de Synode tot het opstellen van de bekende verklaring gekomen is; naar men weet zijn de beraadslagingen daarover in comitégeneraal gehouden-Toch is de laatste dagen een en ander uitgelekt. Aan zekere zijde werd een mildeare stemming ten opzichte van dr Geelkerken aangetroffen. De afgevaardigden van Noord-Holland hebben daarop echter medegedeeld, dat, wajineer dr Geelkerken zonder een pertinente verklaring zijnerzijds, toch zou worden gehandhaafd, verkeerde gevolgeij voor de kerk in Nederland niet zouden uitblijven, gevolgen waarvan het gewicht niet zou te overzien zijn. Dit heeft toen den doorslag gegeven tot het opstellen der bekende verklaring.

„Het Handelsblad" schrijft-Terwijl dr Geelkerken nog bezig is te beraadslagen-

Die krant, dat praat-in-de-ruimte-dier. Kooit zat van liegen

Geen wateren blusschen haar logenvier-

Men stelt daiu' Islijkbaar niet eens meer pr-ijs erop, dat men geloofd wordt-En schijnt niet te begrijpen dat ieder, die een beetje van die dingen weet, zulke berichten eenvoudig met een schouderophaling leest-

Synthese en malaise.

Terwijl „Het Handelsblad" bericht, dat de synode een conflict vreezend, een synthese verwerpt, daar komt prof-De Zwaan in Algemeen Weekblad voor Christendom en Cultuur profeleeren, dat er een synthese in de maak is daar in Assen. Het stond in het nummer van dezelfde week, die de rapporten en conclusies publiek maakte-

. Hij schrijft:

Er'is „gereformeerde" malaise — zij lijkt mij synthetisch-Hier is geen sprake van natuurlijke gisting, want Dr Geelkerken moge iets bedenkelijks bedoeld en gezegd hebben, niet bedoeld en wel gezegd, of wèl bedoeld en niet gezegd hebben, de zaak had nie/ in de straten van Gad en Askelon uit^ekraaid behoeven te worden. Maar men heeft haar in classicale retorten gestort en in provinciaal-synodale en andere laboratoria te vuur gezet. Ingrediëiiten van voor leeken duistere herkomst zijn er door gemengd, en — zoo de mengselen niet ontijdig ontploffen — komt er wel een „-synthese" tot stand-De heeren alchimisten mogen zich herinneren, 'dat synthetische producten • meestal een bijsmaak hebben-Of alleen fijnproevers dien zullen onderscheiden? De destillatie-en andera processen in onze vaderlandsche Kerk hebben gewoonlijk een langzamer verloop, wat voor alles en nog wat wèl zoo veihg en goed is-Er staat ergens geschreven, dat zij „die gelooven, niet haasten"-Dat opschrift mocht wel in gulden letters aan den wand prijken tegenover den zetel van lederen Bogerman dezer dagen. Het kon daar anders wel eens in vurige letters als een ander „mene tekel" komen te staaa Gods werk is, voor zoo ver of zoo kortbij als ik zien kan, niet „synthetisch". Hij is de God der historie, de God des levens. Het organische met zijn verrassende uitkomsten is de glorie van zijn heilig werk-

„Die gelooven, haasten niet". Deze week las ik, dat Dr P. J. Kromsigt hetzelfde beweerd had te Scherpenzeel. Het weekblad „De Holevoet" Iaat hem zeggen in het verslag van een rede, waarin de reorganisatie der Herv. Kerk ter sprake kwam:

Elke actie tegen de modernen op reglementairen grondslag is zonder resultaat en stelt altijd te leur-Dr Kuyper heeft het daarom op een andere manier geprobeerd. Langs reglementairen weg komen we er niet, dat gaat te langzaam, zegt spreker, vond Dr Kuyper. En dat is Kuyper's fout geweest, want: „die gelooven haasten niet".

Zeker het staat wel ergens, dat die gelooven, nief haasten. Het staat in een evangelisch gezang. En ook in de statenvertaling. Maar niet in den Bijbel, als men hem goed vertaalt!

•Overigens doet het goed, te lezen, dat prof. De Zwaan bang is voor kunstmatige synthese, die de organinische onlwildieling van Gods werk zou verloochenen en tegenstaan. We hebben het uit zijn kring ook wel eens anders gehoord. Misschien om, dat niet iedereen het eens is over de vraag, wat „organisch", en wat „synthetisch" en vooral wat „Gods werk" is.

Maar Bqgerman moet alleen met bijbelteksten, en niet met onjuiste exegese vermaand worden.

En de Scherpenzelers ook.

K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 maart 1926

De Reformatie | 8 Pagina's

PERS-SCHOÜW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 maart 1926

De Reformatie | 8 Pagina's