GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

DE CHRISTELIJKE „PERSOONLIJKHEID" IN  ONZEN TIJD.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE CHRISTELIJKE „PERSOONLIJKHEID" IN ONZEN TIJD.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

De vraag, die ons na onze uiteenzetting in het vorig nummer nu allereerst bezig hoiudt, is deze, of "nu, iti algemeenen zin gesproken de persoonlijkheid van den ménsch in onzen tijd tot zijn recht komt.

Eerst spreken we dus over „de persoonlijkheid", zonder meer.

Later handelen we ovej" de o h r i s t e 1 ij k e persoonlijkheid.

Ontkend kan het niet worden, dat we leven in een tijd, die rijk is aan afwisseling en toch ook weer arm aan verscheidenheid; rijk aan variatie, en toch arm aan nuanoeeringen.

Sluit het een het ander niet uit? -^^»«^'

Allerminst. Immers het hangt er gehèer van af, waarop men dat begrip „verscheidenheid" en. „variatie" enzoovoort, maar toepast.

Zie, er loopt door de cultuur van alle eeuwen deze typische lijn, dat de m-enschen, al naarmate ze zelf minder verscheiden worden, de dingen meer gevarieerd maken. In een jonge cultuur, op het platteland, leeft ieder vrijwel zijn eigen type uit. Er is een schier oneindige verscheidenheid van werkwijze, van verdienste, van arbeidsverdeeling en arbeidsprestatie, van verbouw op den alïker en van voorliefde bij het fokken van vee.

IWaar zie de dingen eens! Alle boereijiwagens zijn gelijk. Alle gereedschappen zijn naar één model gemaakt. In de omgeving van de jongste cultuur blijft zelf die algemeenheid in het typie in huisraad en kleeding.

AI naarmate nu evenwel het leven ouder wordt verandert dat.

In werkwijze en arbeidsverdeeling komt er al meer gelijkheid'; in de 'dingen al meer verscheidenheid.

En dat zonder dat het leven er merkbaar rijkor door wordt. Want ging het afnemen van het beleven van het persoonlijke type in werkwijze nog gepaard met een toenemen van de uitdrukking der persoonlijkheid in kleeding, huisraad, auto, of iets dergelijks, dan zou men kunnen zeggen: , , wel, we hebben iets verloren, maar toch óók iets gewonnen".

Maar ' dat is allerminst 't 'geval.

Zelden komt men in onzen 'tijd bij menschen, die in hun kamer of hun huisraad, hun wandversiering of hun hibliofheek ook maar iets persoonlijks hebben.

Een „prachtige kamer" is voor velen een kamer, die is ingericht op zulk een wijze, dat het wel schijnt alsof men tegen een meubelhandelaar heeft gezegd: „richt ons de zaak nou inaar ia — met de mooiste dingen, die ge hebt". Of wel: „we willen een mooie kamer hebben, maar 't mag niet duur wezen" — en 't gevolg is: een kamer vol mooie — maar heelemaal onpersoonlijke dingen, óf, een vertrek met aa, pachtige, „mooi©", maar onsolide prullen.

Gelukkig zijn er anderen.

Maar - het type van vertrek onder „het volk", onder de menschen van dezen tijd is dat, waaraan het eigene ontbreekt.

Er is verscheidenheid gerfoeg.

Maar al die verscheidenheid is onpersoonlijk. Want het is .... fabriekswerk.

Men „fabriceert" immers ook zelfs alle kunstwerken, vj

Tot „literaire romans'"'Xf toe!

En de mensch van onzen tijd wordt op een eigenaardige wijze in het co-rset van de gelijkmaking ingesnoerd.

De eischen van het moderne leven zijn immers voor velen en voor menschen uit allerlei levensmilieu allereerst §.ie van het sociale leven.

En nu boude niemand mij voor één, die niet gaarne de zegeningen .van allerlei sociale actie erkent. •Ï^-M-

Maar een ding staat toch w'el vast: onze tijd heeft als een van de grootste gevaren van allerlei sociale beweging ontvangen h^t, ; 'Iswaad der nivellee­

ring. 'J„, , Li^^-''f^: ' „GemeenschapsöïiKÈ^ffi"' te zijn, is, naar het heet, de eerste deugd. Maar dat beteekent dan dikwerf, dat het persoonlijke, , dat de persoonlijkheid op den achtergrond gedreven wordt. Wie meedoen wil in allerlei organisatie, kan dat enkel, indien hij veel van zijn eigen persoonlijkheid vallen laat. Iets, wat niet zoo erg zou zijn, wanneer er maar een terrein overbleef, waar dat geheel eigene kon wordea beleefd op productieve wijze. Maar, helaas, die gelegenheid ontbreekt aan vélen.

Niet aan den christen allereerst. Juist-in zijn religieuse leven en in de uitingen daarvan; in de verscheiden wijzen, waarop' de gemeenschap der heiligen kan worden, geoefend; in den velerlei arbeid in Gods kerk, in 't werk van Evangelisatie en barmhartigheid, heeft de christen zijn kansen om de eigen typ« toch te beleven.

Maar velen, die niet anders hebben dan arbeid en dan wat ontspanning, zoeken in de velerlei variaties van het genot-leven, in de waarlijk schier oneindig genuanceerde wijze, waarop de zonde kan worden gediend, een compensatie voor hun tekort aan belevingsmogelijkheid van hun eigen persoonlijkheid in den arbeid.

Want ook en juist in den arbeid zelve heeft de eigenaardige sociale beweging onzer dagen een sterke tendenz der gelijkmaking gebracht.

Niet naar de prestatie, maar naar den ouderdom wordt iemand betaald. Naar vaste „schaal" ontvangt hij zijn loon. Machinaal.

Machinaal is 't werk, dat hij doet. Hij levert f abri eksp roducten.

Menigmaal heeft daarbij niet h ij, die zijn persoonlijkheid beleeft en uitleeft in de variatie, die hij in zijn werk en zijn. werkwij'ze brengt, niet hij, die zichzelf blijft, en zijn denken en voelen, zijn willen en kunnen demonstreert aan oen stuk werk met persoonlijk cachet — maar hij, die het best in 't gareel loopt, die zichzelf kan uitschakelen, die steeds de ander is, die al .de anderen gelijk is, omdat hij slechts het kleinste gemeene veelvoud van alleen beleeft (een veelvoud, zekex klein, en soms óók gemeen. — m den zin van héél erg algemeen) hij — hij heeft de kans om „vooruit" te komen; om „opzicht" te ontvangen. Niet de persoonlijkheid, maar het „kuddedier" heeft kans op promotie in velerlei moderne arbeids-organisatie.

Mede daardoor is een sterke pirikk'el om .in den arbeid óók de persoonlijkheid „te beleven" verloren gegaan. Wie zal er arbeiden met al z ij n krachten en al z ij n gaven, wanneer er feitelijk in de organisatie van den arbeid alleen maar plaats is voor het met al de krachten werken het doodende en heel vaak vervelende werk, dat lederen dag opnietiw, steeds maar weer op. dezelfde manier, zal moeten worden verricht?

De oude linnenwever in Saksisch Nederlaad kon een kunstenaar zijn. Hij kon in de mooiste figuren zijn id.eeën neerleggen. Hij gaf z ij n werk en z ij' n gaven.

De wever op de fabriek in Twenthe legt een weversknoopi — voort — de spOel vliegt weer door. Het domme lint, met idem zooveel gaten, en dan die gaten zóó geponst, zorgt wel, dat de machine de figuren maakt. Tot de fluit gaat — en de man zichzelf kan zijn. —

Bij deze nivelleering in het arbeidsleven, in het organisatieleven onzer dagen, doet zich bet verschijnsel voor, dat tegelijkertijd zich ëen innerlijke verscheurdheid en verdeeldheid des lovens opieabaart.

In het organisatie-leven blijkt maar al te dikwijls, dat het allerminst de band der liefde is, die de menschen samenbindt. En hooren we, hoe — vooral en juist in de z.g. neutrale o-rganisaties — baat en wangunst onderlinge oneenigheid bijna steeds in 't leven roepen, dan vragen we ons wel eens af, hoe de wereld er uit zou zien, wanneer ze naar dit neutrale, dat wil dan zeggen rood e, model werd gereorganiseerd.

Maar dat is niet 't eenige.

Bij den mensch zelf is ook een niet gemakkelijk te overschatten mate van innerlijke verbrokenheid te constateeren.

'Gelijk we reeds zeiden is velerlei vreugd-betoon een uiting, die op levensarmoede wijst. Maar daarnaast openbaren zich allerlei verschijnselen, die alleen te verklaren zijn uit het groove en angstwekkende gemis van. innerlijke eenheid en geestelijke rast. De bizarre verwrongenbeid der meest moderne bedenksels op 't terrein van sport en dans kunnen slechts voortkomen uit geesten, die de I wanstaltigheid begeeren te beleven als een schepping naar eigen ^, beeld en gelijkenis". 'Want ook daarin spreekt nog het verloren beeld Gods, dat we steeds de dingen, die wij scheppen, afdruksels van onze eigen innerlijkheid doen zijn.

„Tegen zichzelf verdeeld", werd de mensch van onze dagen onevenwichtig, op allerlei wijze.

Immers halve wetenschap of sdhijnkennis maakten velen zich eigen in een ongewoon groote hoeveelheid. De kennis, die opgeblazen maakt, omdat ze niet echt is en de vragen niet tot in haar volle diepte peilt, indien ze al in 't algemeen vragen ziet; de geleerderigheid, die voor alles een verklaring weet en als meer simpel dan het simptelste de geweldigste vragen van levensbeschouwing in één kranten-artikeltje afdoet; de zoogenaamde „algémeene ontwikkeling" van velen, die daarin bestaat, dat men vierde rangsboeken van een onbekend auteur, dcoT een in geldverlegenheid verkeerend

42 H. B. S.-er vertaald, doorlas, voorzoover het „interessante druk" leek — al die „wijsheid" wordt voor den mensch een groot ongeluk.

Want wie, zulke dusgenaamde wetenschap vermeerdert, vermeerdert pedanterie en betweterij.

Wie echte wetenschap vermeerdert vermeerdert s m a r t.

Bij de s c h ij n - ontwikkeling, die velen in ooze dagen zich eigen maakten, wordt de mensch gro-ot en het weten klein.

Bij de echte wetenschap wordt de mensch klein — en het weten groot.

Maar waai' de mensch grooit wordt, daar groeit ook zijn hart uit. En deswege worden de scheuren van zijn ziel als wijde spleten, als kloven.

En zoo gaat de eenheid van zijn eigen persoonlijkheid mede verloren.

Wat aan valsch religie zich aanbiedt om het hart te troosten, maakt het voor dien mensch al niet beter.

Want tenslotte moet hij bij al die vormen van religies de troost zoeken in de bewogenheid van zijn eigen hart. En wanneer een gebroken vat bewogen wordt rammelt en kraakt 't.

En het kraakt, het zucht zijn zwakte uit, dat arme hart van den modernen mensch, als het zijn kracht poogt te bezingen in de liederen van de moderne religies.

Neen, van beleving der ééne, ongedeelde persoonlijkheid kan bij den modernen mensch, in 't algemeen genomen, niet worden gesproken.

Ot er dan geen reactie is?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 november 1927

De Reformatie | 8 Pagina's

DE CHRISTELIJKE „PERSOONLIJKHEID

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 november 1927

De Reformatie | 8 Pagina's