GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Reorganisatie, geen reformatie.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Reorganisatie, geen reformatie.

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

VIII. (Slot.)

ln deze artikelen wordt besproken het reorganisatie-rapport, ingediend bij de Synode der Ned. Herv. Kerk.

Zij hebben geen polemisch doel, maar dienen ter oriënteering van onze lezers.

E n uit den naam van Commissie en Rapport, welke trouwens overeenkomt met de opdracht, èn uit het „Meidend woord" blijkt, dat aan de zoo noodige Reformatie der Ned. Herv. Kerk niet gedacht wordt. Reorganisatie en Reformatie verschillen breed.

De Dordtsche Kerkenorde wenscht de Commissie zelfs niet als leiddraad. Welke bezwaren ook tegen het reglement van 1816 worden ingebracht, niet dit, dat de autonomie der plaatselijke kerken werd, opgeheven. De grondstruktuur ook van dit reorganisatieplan' is het genootschap.

De belijdenis is volgens dit rapport niet akkoord van kerkelijke gemeenschap, maar slechts gemeenschappelijk getuigenis van de Kerk. De Commissie wil geen binding aam de geheele belijdenis, maar aan het centrum, aan „geest en hoofdzaak" van de belijdenis, mits deze „geest en hoofdzaak" worde om­

schreven. Het stelt teleur, dat het ernstigste bezwaar tegen het reglement van 1816 m het rapport zelfs niet wordt genoemd, m.l. dat het lijnrecht ingaat tegen Gods Woord. In deze voorgestelde reorganisatie werkt blijkbaar niet de drang om èe Kerk in te richten overeenkomstig de instelling van Christus en de apostelen.

De eerste reden tot organisatie wordt ontleend aan een fiktie.. . de fiktie van de volksberk.

Als tweede reden wordt opgegeven, dat de tegenwoordige organisatie vele misstanden en misverstanden heeft veroorzaakt. Het is echter de vraag, of deze bij verwerkelijking van dit plan niet zouden vermeerderen'.

De derde reden is het meest opportunistisch. De huidige organisatie biedt geen ruimte om het groote-stads-probleem, enz. op-te lossen. Kon daarvoor echter niet met een geringe wijziging volstaan ?

Verwondering baart het, dat men zich op ethische voormannen beroept, waar het gaat om de ontwikkeling van het klassieke Gereformeerde Kerkbegrip.

Over leertucht wordt slechts onder de grootste reserve gesproken. Wiet afwijkingen van de leer, zelfs niet excessen, maar alleen ondermij, nende excessen mogen bestreden. En dan wordt dit , ', bestrijden" nog zóó verzacht, dat men niet behoeft te vragen, wat er van die leertucht worden zal.

Het centrum van de belijdenis wordt gezocht in „de „helijdenis van Jezus Christus, Gods eeniggeboren Zoon, onzen Heer". Zelfs de apostolische geloofsbelijdenis is dus als centrum nog te breed. Allerlei richtingen kunnen dan in de Herv. Kerk worden geduld. Misschien hoopt de commissie zóó ten minste de modernisten te kunnen weren. Maar ook daarmee kon zij wel eens bedrogen uitkomen.

Een ingezonden stuk van Dr J. Riemens in „De Nederlander", tegen ons eerste artikel gericht, bood ons aanleiding het leven naar de voor onzen tijd herziene Dordtsche Kerkenorde aan te prijzen.

Uit de artikelen zelf wordt met citaten aangetoond, dat, indien dit ontwerp-tot reorganisatie wet wordt, de Ned. Herv. Kerk haar hiërarchisch genootschappelijk karalcter blijft behouden.

Vergeleken bü vrOiegere formuleering, betee^ kent de thans voorgestelde proponents-formule een voooruitgang. Evenwel is ze nog zóó rekbaar, dat men er tegen afwij'kingen niet veel mee zal kunnen uitrichten.

De afzondeilijke artikelen over leertucht versterken den indrulc, welke doo-r de inleiding is gewekt. Zij wordt aUeen geoefend bij' „emstigen" strijd tegen' de belijdenis. Wiat ernstig en niet-emstig is, hangt af van de willeloeur der vergaderingen. Op een leargeschil mag in geen tien' jaar worden teruggekomen, ook niet, als bewezen kan worden, dat een beslissing niet is konform de Heilige 'Schrift. Die grondregel voor alle tucht, aangegeven in Jlattheus 18, wordt totaal genegeerd. Een predikant lean niet uit zijn ambt worden ontzet, maar hem wordt biJ , , ernstige" afwijking ongevraagd-ontslag verleend, Dre leertucht over nist-ambtsdragers treedt op den achtergrond. Da predikanten', die vóór het eventueel in werking treden van het nieuwe reglement, in het ambt stonden, kunnen nooit door leertucht worden getroffen. Toch moeten zij-in de kerkelijke .vergaderingen leertucht oefenen. Wiat kan daarvan worden verwacht ?

In Cauda venenum. In den staart zit het venijn.

Dat geldt van menig artikel of menige artikelenreeks.

Maar van ons behoeft men dit niet te verwachten.

Hoezeer wij ons ook hebben beijverd onze lezers tot recht oordeelen over het concept-reglement tot reorganisatie van de Ned. Herv. Kerk in' staat te stellen en daaxbij-het ongenoegzame van die reorganisatie met en uit de stukken aan te toonen, we schreven sine via et studio.

Geen druppel venijn vloeide uit onze pea.

En we willen ook in ons slotartikel, in den staart, het venijn geen plaats gunnen.

Integendeel zelfs.

Wij wenschen nu nog de goede graantjes uit te zoeken in dit ontwerp en onze lezers tot waardeering daarvan op te wekken.

Op ons eindoordeel hebben deze te waardeeren elementen geen invloed.

Ze kunnen het karakter van dit ontwerp liiet veranderen.

Maar wel willen we den goeden wil van de opstellers doen uitkomen en hun bedoeling prijzen.

Zoo stemt het aangenaam, dat in art. 4 wordt uitgesproken, dat de regeering der Kerk op grond van het Koningschap van Christus wordt uitgeoefend.

Ook 'de inlassching in art. 8, waarbij bepaald wordt, dat „een meerdere vergadering ook niet overgaat tot behandeling van wat in eersten aanleg in een mindere vergadering behoort, tenzij het in deze niet kon afgehandeld worden", is ons natuurlijk sympathiek.

Niet minder heeft het onze instemming, dat er naar gestreefd wordt dei bevoegdheid van den Kerkeraad uit te breiden en de Diaconie tot haar ware taak terug te roepen.

Evenzeer dunkt het ons van belang, dat de formulieren inzonderheid van Doop ai Avondmaal weer een weinig in eer worden hersteld. Art. 23 schrijft voor, dat de sacramenten bediend moeten worden „overeenkomstig de daarop betrekking hebbende liturgische formulieren". En in de „Toelichting" zegt de commissie: „Bij de bediening der "Sacramenten en de zorg voor de kerkelijke huwelijksbevestiging wordt opzettelijk naar de desbetreffende formulieren verwezen. In een gereorganiseerd kerkelijk leven mag de •willekeur op grond van art. 22 van het Synodaal Reglement voor de Kerkeraden niet gehandhaafd blijven, als kwam het aan ieder predikant individualistisch toe, te bepalen, of hij al of niet de vastgestelde formulieren gebruiken wil. „Overeenkomstig" of „in den zin van" beteekent overigens niet hetzelfde als: met letterlijke inachtneming van".

Die laatste zin had er niet bij moeten staan!'

Die neemt veel van het voortreffelijke eerste deel terug. uit het

Als er zóó d e nadruk op gelegd wordt, dat men de formulieren niet lettert ij k behoeft te gebruiken, valt te voorzien, dat de formulieren de nieuwe martelaars der Ned. Herv. ''Kerk zullen worden. De een zal ze onthoofden, de ander het ruggemerg er uit wegnemen, een derde de voeten amputeeren. Door die bijvoeging is het hek weer van den dam.

Maar zetten we onzen onderzoekingstöcht naar voortreffelijke elementen voort. Bij art. 26 licht de commissie toe: „Een ingrijpende verandering betreft de regeling, waarbij de ouderlingen en diakenen, in eerste instantie, onder het opzicht van den Kerkeraad gesteld worden, ook in dier voege, dat de Kerkeraad, in eerste instantie, klachten tegen ouderlingen en diakenen behandelen mag." Deze verandering beteekent in ons oog inderdaad verbetering.

Ook art. 28 geeft reden tot blijdschap. De eerste zin luidt: „Het recht tot benoeming van ouderlingen en diakenen uit manslidmaten, die binnen de grenzen der gemeente wonen en tot beroeping van de predikanten, berust bij de gemeente, met dien verstande, dat de Kerkeraad leiding geeft". Men bezie deze bepaling niet vanuit ons standpunt. Dan zagen we haar gaarne anders geformuleerd. Maar men lette vooral op de strekking ervan. De commissie geeft daarvan rekenschap in deze woorden: „Deze formuleering wijst in de richting van.de gehoopte afschaffing der kiescolleges". Die strekking verdient voor-

zeker toejuicEing. Een kiescollege in de kerk is een onding. We laten nu buiten beschouwing of de richtingenstrijd, die ook onder dit nieuwe reglement, indien het werd aangenomen, in de Néd. Herv. Kerk zou blijven voortbestaan, geen lichamen zou scheppen om de mannen van eigen richting gekozen te krijgen.

In dat deel van het rapport, dat handelt over de meerdere vergaderingen, vinden we uitteraard minder stof tot waardeering. Dat wordt te zeer beheerscht door de hiërarchische gedachte, dan dat we daaruit veel kunnen opdiepen, dat ons toespreekt.

Dit gaat ook door voor de zoogenaamde „groote" synode, waarvoor dit ontwerp de lijnen trekt.

Inkonsekwent moet het heeten, dat de leden der Algemeene Synode door de Classicale vergaderingen worden gekozen. Waarom niet op de Particuliere, of zooals zij hier worden genoemd „Provinciale" Synodes?

Dat de zittingstijd van de leden der Algemeene Synode drie jaar duurt en de rooster wordt opgemaakt door de Algemeene Synodale Commissie riekt natuurlijk weer naar genootschap en hiërarchie

Lofwaardig is het, dat er naar gestaan wordt, dat de Synode uit evenveel ouderlingen als predikanten zal zijn samengesteld. Maar een restje van ouderlingen-angst ontwaart men toch in het uitdrukkelijke voorschrift „dat bij een oneven aantal Classes deze rooster zóó in te richten is, dat het aantal predikant-leden der Synode dat der ouderling-leden met één overtreft". Naast , den ouderling, die op de leer zit, kan men dus krijgen, den predikant, die op de wip zit. Deze situatie zou vanzelf al niet voorkomen, indien de Particuliere Synodes naar de Generale Synode afvaardigden.

We zullen nu maar niet aan het profeteeren slaan over de „Groote Synode", waarop veler hoop staat gevestigd en die door menigeen a"ls reddende engel in toekomstige verte reeds wordt toegewuifd.

We meen en, dat onze lezers met voldoende kennis van zaken de handelingen der Buitengewone Algemeene Synode zullen kunnen volgen, welke voor de bespreking van dit rapport opzettelijk is uitgeschreven.

Met belangstelling zullen we het verloop gadeslaan.

Die belangstelling zou toenemen, wanneer de discussies pubhek waren en in de bladen door reporters werden verslagen.

Evenwel ontbreekt het bij ons aan spanning.

Want wij blijven erbij: ingrijpende verbetering zal het nieuwe, reglement praktisch niet brengen.

Wij staan verbaasd over en bewonderen tevens het idealisme van de commissie, welke blijkbaar van tegenovergesteld gevoelen is.

Intusschen hopen we, dat men meer .en meer zal inzien, dat geen reorganisatie, maar alleen reformatie de Hervormde Kerk redden kan.

Alastrlm en ambtelUk zlekenliezoek.

Wanneer er een besmettelijke ziekte uitbreekt, komt telkens de vraag weer boven: wat kan gedaan om haar uitbreiding te keeren?

Nog altijd is er een bïeede laag onder ons volk, dat zich om de meest primitieve voorzorgen niet bekommert.

Als het aan hen, lag, liepen zij bij de lijders in en uit.

Hygiënische begrippen zijn vaak het moeilijkst bij te brengen.

Ook christenen zijn van deze zorgeloosheid niet geheel vrij.

Soms beroepen zij zich nog op Gods voorzienigheid.

God kan mij wel behoeden, zoo redeneeren ze dan en indien Hij wil, dat ik het zal krijgen, dan kan ik het toch niet ontvluchten.

Het is echter niet het geloof, dat hen zoo spreken doet, maar roekeloos fatalisme.

De Heere zelf heeft in Zijn wetgeving aan Israël getoond, dat alles in het werk dient gesteld om besmetting te voorkomen. •

Het is dan ook volkomen schriftuurlijk, als de Catechismus uit het zesde gebod afleidt, dat wij onszelf niet noodeloos In eenig gevaar mogen begeven.

Daartoe behoort voorzeker ook het bezoeken van lijders aan besmettelijke ziekten, wanneer het niet strikt noodig is.

In deze dagen, waarin de zoogenaamde alastrim zich hoelangs zoomeer verspreidt, mag hieraan nog weleens worden herinnerd.

Want niet alleen brengt men zichzelf in gevaar, maar feitelijk de beele bevolking.

Ieder heeft het dan ook aan zijn conscientie voor te leggen: word ik waarlijk van Godswege aan zulk een ziekbed geroepen?

Wie er inderdaad wordt geroepen, mag geen vrees kennen.

Hij heeft zijn vertrouwen te stellen op Hem, die het leven kan behouden en wederom nemen.

Zulk een zieke mag niet zonder verzorging blijven.

Allen, die voor de verzorging onmisbaar zijn, hebben volle vrijheid er heen te 'gaan, de gevolgen aan - onzen God overlatend.

Lafheid is steeds verachtelijk.

Maar 'inzonderheid, als zieken er de dupe van worden.

Echter staat de kwestie of men aan het bed van een besmettelijken zieke geroepen wordt, niet zoo eenvoudig, als men vaak wel meent.

Zelfs in medische kringen is men daarvan niet altoos voldoende doordrongen.

Soms rijst twijfel of dokters zichzelf wel genoeg observeeren ten einde te weten te komen of de eerste symptomen van een besmettelijke ziekte zich bij hen opdoen.

En in den grieptijd èn in de alastrimperiode kwam het voor, dat a.rtsen, ''die zelf de ziekte onder de leden hadden, toch nog eenigen tijd hun praktijk bleven waarnemen.

Natuurlijk deden zij dat niet met klare bewustheid, nog minder met opzettelijkheid, maar meer uit verwaarloozing van zichzelf.

Toch mag dit, hoeveel lof we ook hebben voor medischen ijver en opofferingszin, niet geschieden.

Ook lijkt het ons een probleem, of dokters, die het eene oogenblik een besmettelijken zieke bezoeken en het andere zich naar de woning van andere patiënten begeven, niet een groot gevaar voor de. uitbreiding van een epidemie vormen. Wij vermeten ons niet aanwijzing te geven, hoe dit probleem althans eenigermate kan worden opgelost.

Het is onze bedoeling voor iets anders attentie te vragen, n.l. voor de taak van het ambt ten aanzien van besmettelijke zieken.

Dit behoort onder ons vast te staan: wanneer zieken, onverschillig waaraan zij lijden, geestelijke hulp van noode hebben, mag het ambt zich hieraan niet onttrekken.

Toch kan hieruit niet de simplistische konklusie worden getrokken: elk predikant en iedere ouderling, die er kennis van krijgt, dat iemand door besmettelijke ziekte is aangetast, moet er dadelijk een bezoek brengen.

Zonder eenigen twijfel is het 'sHeeren wil, dat wij het verstand, dat Hij ons schonk, oot in zoo'n geval niet op non-aktiviteit zetten.

Een belofte, dat een predikant of ouderling zelf niet zal worden aangetast, bevat de Schrift niet.

Evenmin een belofte, dat hij de besmetting niet op anderen zal overbrengen.

Wanneer dan een ambtsdrager zulk een bezoek aflegt, heeft hij er zich wel ter dege rekenschap van te geven, 'dat hij een gevaar kan worden voor zijn gezin. Voor den predikant klemt dit nog te meer, waar hij gewoonlijk in vele huisgezinnen komt en bovendien soms honderdtallen van catechisanten heeft.

Daar moet wel een sterk roepingsbewustzijn wezen om in zulke omstandigheden een lijder aan eenige besmettelijke ziekte op te zoeken.

Dat sterke roepingsbewustzijn zal stellig worden gemist, wanneer de zieke niet in bepaald gevaar verkeert. Voorzeker is het dan wel aangenaam met dominee of ouderling te kunnen spreken, maar van noodzaak is er geen sprake. En nu kunnen juist lichte gevallen oorzaak worden van zware besmetting. Daarom mag in het algemeen de raad worden gegeven: geen gemeentelid ontbiede bij besmettelijke ziekte, tenzij dan in uiterste noodzaak, predikant of ouderling.

Heeft de ambtsdrager een besmettelijke zieke bezocht, dan neme hij alle voorzichtigheidsmaatregelen, welke de medische wetenschap aan de hand doet. "Vóór hij weer in de gewone samenleving treedt ontsmette hij zich zooveel mogelijk. Vooral trekke hij andere kleeding aan.

Maar dat is niet alles.

Indien er een epidemie uitbreekt mag het weleens ernstig worden overwogen, of niet één bepaalde predikant of ouderling voor het bezoek aan de lijders zal worden aangewezen, die dan van het overige ambtswerk, vooral huisbezoek en catechisatie, gedurende dien tijd wordt vrijgesteld. Het meest zal daarvoor in aanmerking komen de ambtS' drager, die geen gezin of althans het kleinste gezin heeft. Of ook een bejaarde broeder, die menschehjkerwijs het leven bijna achter zich heeft.

In andere gevallen van nood wordt evenzoo gehandeld.

Wanneer twee schipbreukelingen zich aan een stuk wrakhout vastklemmen en het blijkt, dat dit hen op den. duur niet zal kunnen dragen, dan zal hij, die het minst voor anderen heeft te zorgen

of op vergevorderclen leeftijd gekomen is, zich opofferen.

Bij de redding van drenkelingen worden dezelfde motieven in rekening gebracht.

Aan hen, die zich 'gaarne opofferen, ontbreekt het niet alleen niet in lichamelijken, maar ook niet in geestelijken nood.

Dan openbaart zich het geloof van een anders ongekende zijde.

Het brengt als het moet willig het offer van eigen leven.

Maai" dan behoort ook de overtuiging er te zijn: het moet.

Zoo was het immers ook bij uw Heiland.

Een tijdlang ontweek Hij het gevaar.

Zijn ure was nog niet gekomen, de Schrift. onderricht u

Maar toen Zijn ure gekomen was, diensde Hij niet terug, doch vernederde Zich tot den dood, ja tot den dood des kruises.

Zullen wij Zijn navolgers zijn, dan hebben we het gevaar te mijden, zoolang het kan. Maar geen angst mag ons verlammen, wanneer liet oogenblik van het heilige moeten is aangebroken.

Hoewel de alastrim gelukkig betrekkelijk gunstig verloopt, mogen onze kerkeraden het een en ander, dat we hier aanroerden, wel tot voorwerp van beraadslaging maken.

Een kerkeraad, die dit alles nauwgezet heeft overlegd en zijn maatregelen als onder 's Heereh aangezicht heeft getroffen, is verantwoord, wat er ook gebeure.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 september 1929

De Reformatie | 4 Pagina's

Reorganisatie, geen reformatie.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 september 1929

De Reformatie | 4 Pagina's