GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Leesstof voor de Lagere School.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leesstof voor de Lagere School.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De lezer, die van het opschrift boven dit artikel kennis neemt, begint wellicht met eenigszins verwonderd te zijn. Hij verwacht een behandeling van het onderwerp „leesstof voor de lagere school" niet in deze rubriek, maar vindt die meer op haar plaats onder „Opvoeding en Onderwijs".

Wanneer het ging om een theoretisch overwegen van het vraagstuk der leesstof voor de lagere school zou inderdaad de laatstgenoemde rubriek de aangewezene zijn. Maar dat is hier de zaak niet. Het opschrift heeft betrekking op een concreet voorbeeld van zulke leesstof, op een serie leesboekjes, die ons ter bespreking werd gezonden. En om meer dan een reden is die bespreking hier op haar plaats.

De serie, die ik bedoel is de bekende collectie „Vrij en Blij", samengesteld door D. Wouters, Joh. van Hulzen en W. G. van de Hulsfi). Meer dan 10 jaar geleden is deze serie begonnen en, met tusschentijdschen herdruk van de eerste nummers, thans gereed gekomen, is ze 19 deeltjes groot en omspannend het leesonderwijs over den geheelen duur der lagere school.

In deze voltooiing niu ligt de aanleiding, dat ik in dit verband over „Vrij en Blij" handelen wil. Want naar twee zijden raakt deze serie het terrein, dat deze rubriek bestrijkt.

In de eerste plaats is dat door het principe, dat aan de geboden leesstof ten grondslag ligt. Dat principe is indertijd aangegeven door den hoofdredacteur van de serie, den heer D. Wouters, toen hij in zijn brochure „Letterkimde en Lezen voor jonge en rijpere jeugd" schreef, dat in het kind gewekt moet worden „liefde voor zijn taal", „gevoel voor taalschoon", en als het middel daartoe aanwees geschikte leesstof. „Wanneer slechts", aldus de heer Wouters, „van de eerste schooljaren af gezorgd wordt het kind het beste te geven voor zijn leeftijd geëigend, zal men verbaasd staan over de bevattelijkheid, de aandoenlijkheid van he.t jonge kind voor eenvoudige taalschoonheid". En dan moet die bevattelijkheid geleidelijk worden aangekweekt. Want „als men gewekt is, is men nog niet in de kracht van den levensdag. Langzamerhand, bij voldoende .verzorging, zal de liefde sterker worden, het gevoel dieper, en straks voor het voUe-dag-leven van groote, sterkere, levensblije waarde zijn". Als men voor leesstof werkelijk literatuur geeft (zal dat beteekenen) rijke winst, winst aan schoonheid en winst aan volkskracht, het laatste niet het jninst, want hoe meer een volk zijn taal liefheeft, , met kennis en inzicht, des te meer zal het als natie een moreele eenheid zijn."

Het zijn deze denkbeelden, die de serie „Vrij en Blij" dragen. Van het eerste, eenvoudige deeltje af, tot aan het laatste toe is gestreefd naar het wekken van liefde voor de taal, van het gevoel voor taalschoon, in de keuze, maar ook in den vorm van de leerstof. In systematische opklimming is gezorgd, dat het kind leesstof krijgt in overeenstemming met zijn aard en met zijn levenskring, doch ook in aansluiting bij zijn natuurlijk taalgevoel en zijn intuïtief besef van woord-schoonheid.

Het behoeft wel geen betoog, dat in de metterdaad consequente doorvoering van dit principe een waarde-factor ligt, die bij de voltooiing van de serie dankbare erkenning verdient. En dan juist erkenning van onder den gezichtshoek, onder welken we in deze rubriek steeds de dingen bezien, dien van literaire beteekenis.

Zal "het lezen, alle lezen, dus ook dat van de kinderen, wezenlijke beteekenis hebben, d.i. verrijken en verdiepen, dan moet het aansluiten bij de behoefte aan het sclioone èn den zin voor het schoone versterken. De schooltijd, die de leertijd is, voor velen de eenige leertijd in algemeenen zin, moet déze intrinsieke waardij van het lezen leeren verstaan en dat kan alleen, als daartoe geschikt materiaal voorhanden is, materiaal, dat naar dit ideaal is gericht. „Vrij en Blij" beantwoordt aan dezen eisch en het is daarom dan in de eerste plaats, dat ik in deze rubriek op de serie do aandacht vestig.

Het andere raakpunt van de serie met de rubriek is het artistiek gehalte: de verschillende deeltjes van „Vriij en Blij" munten uit door hun illustratie. Deze "illustratie vormt een integreerend bestanddeel van het werk, omdat ze mede de reahseering is van de schoonheidsidee, die drijfveer is geweest van geheel het project. De heer Wouters heeft, nog voor het eerste deeltje van „Vrij en Blij" verschenen was, in een brochure „Over het illustreeren van leesboeken" gewezen op de beteekenis van goede, welverzorgde en weloverwogen illustratie van het leesboek voor het kind. De grond, waarop zijn pleidooi steunde, was in wezen dezelfde als die van het leesboek: óók de illustratie moet aansluiten bij de bevattelijkheid van het kind en moet gevoel wekken voor het schoone. In haar beeld, haar lijnen, haar kleuren vooral behoort ze een aesthetischen indruk te wekken.

Een plaatje zonder meer — al te veel het karakter van vroegere illustratie — is volkomen ontoereikend. Illustratie moet iets zeggen en iets doen. Daarom is ook de verluchting van het kinderboek niet ieders werk: ze vordert een kunstenaarsblik en een kunstenaarshand.

Ook deze denkbeelden zijn in „Vrij en Blij" verwezenlijkt. De illustratie werd opgedragen aan bekende vakmenschen als Tjeerd Bottema, Heskes, Hoogend oorn; een geheel nieuw kleur-systeem werd toegepast: de vier-kleurendruk; de plaatjes werden gegeven juist van die momenten uit het verhaal, waar zich bij (het lezen de aandacht op concentreert — in één woord, de illustratie werd naar artistieke beginselen uitgevoerd.

Dit dan is de andere reden, die njij tot een bespreking van de serie in dit verband bracht. De artisticiteit van de illustratie is andermaal een punt dat erkenning verdient op de plaats, waar de kunst in ons blad haar behandeling vindt. Meer dan een van de bijgevoegde platen is proeve van teekenkunst van het allerbeste soort.

Over de 19 deeltjes zelf treed ik nu niet in bijzonderheden. De détail-bespreking hoort thuis in school-en vakbladen. Slechts vermeld ik den gang van de serie, zooals die uit de opvolgende boekjes blijkt.

Het eerste leerjaar bevat uiteraard de korte spel-lesjes, die voor beginners noodig zijn. Voor het tweede jaar zijn reeds verhalende boekjes ontworpen: „Jan en Gijs" van J. H. van Hulzen en D. Wouters, „Bij van der Goot" van dezelfden, „In de stad" door Mej. D. G. Rijken, „Beppie en Joop" door W. G. van de Hulst en „Bertje en Boemi" door Diet Kramer. Iets moeilijker zijn alweer de deeltjes voor het derde jaar: „De witte Pet" door Anne de Vries, een kinderschrijver, die, voorzoover mij bekend is, in deze serie debuteert en bij dat debuut voortreffelijk werk levert, en „Bello" door W. G. van de Hulst. Voor de vierde klas zijn bestemd „Gertje" van Mevr. A. Norel— Straatsma en „Een fijne vacantie" van Mevr. D. Merkens—van der Spiegel. In het vijfde leerjaar komen aan de orde het historische en het cultu-. reële verhaal. Het eerste is het boekje van T. Bokma „Een Friesche Robinson Crusoe", dat de lotgevallen vertelt van Thomas Havinga, die in een volksboek van het midden der vorige eeuw aan de jeugd ten voorbeeld werden gesteld, het tweede is „Evert in Turfland" van Anne de Vries, dat beschrijft het leven in de Drentsche venen. Eindelijk zijn er voor het zesde, respectievelijk zevende leerjaar „Wybo" door Mevr. A. Norel—Straatsma, dat de kinderen in kennis brengt met het eiland Texel en zijn vele schoonheden, „De vervaarlijke schipbreuk van 't jacht Terschelling in het jaar 1661" door D. Wouters, „Het droevig avontuur van Formosa" door Anne de Vries en P. H. Muller, en een verhaal in twee deeltjes „Toch een flinke jongen" van Anne de Vries.

Men ziet het, een keur van medewerkers heeft zijn krachten aan de serie gewijd. Elk deeltje vormt op zichzelf een attractie en voldoet aan den eisch, dien de heer Wouters in ^ijn eerstgenoemde brochure stelt: dat „een prettige, vrije, opgeruimde stemming" in de klas moet gewekt worden door de klasse-leesstof.

Ik beveel dan ook een kennismaking met deze serie aan hen, die haar nog niet eerder zagen, hartelijk aan. Oók als lectuur in 't algemeen, als leesboekjes dus voor de kinderen thuis, zijn, met name de latere deeltjes, uitnemend geschikt.


') Uitgave van P. Noordhoff, Groningen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 juni 1931

De Reformatie | 8 Pagina's

Leesstof voor de Lagere School.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 juni 1931

De Reformatie | 8 Pagina's