GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Ina Boudier-Bakker en haar werk.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ina Boudier-Bakker en haar werk.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

IV.

Van de drie perioden, die we in de werkzaamheid van Mevrouw Boudier—Bakker kunnen onderscheiden, de periode der romantiek, van het realisme, van de psychologische kradat, werden de beide eerste in hun karakter en resultaten in het vorige artikel besproken. Thans hebben we dus te bezien de derde periode, die de belangrijkste is.

Behoorde, gelijk werd aangetoond, het boek „Wat komen zal" nog tot het realisme-werk van de Schrijfster, „Kinderen", dat als uitgave daarop volgt, is een zuiver-psychologisch boek. En met dat „Kinderen" bereikt de Schrijfster ineens en ten volle de psychologische kracht, die voor haar verderen arbeid kenmerkend is.

Hier doet zich voor het eigenaardige geval, dat we een enkele maal meer in de lijeratuur-geschiedenis opmerken: een eerste boek is tegelijk volle ontplooiing van het talent van den Auteur en hoogtepunt van zijn werkzaamheid. Couperus' eerste roman „Eline Vere" is verreweg zijn beste en „De Kleine Johannes", jeugdwerk van Van Eeden, staat meteen op de hoogst© trap van diens kunst. Zoo heeft Ina Boudier—Bakker, komende tot het psychologische romangenre met haar boek „Kinderen", aanstonds de eigenlijke hoogte van haar kunnen bereikt: noch „Armoede", noch „De Klop op de Deur" reiken boven dit boek uit.

Zelf heeft ze gezien, dat „Kinderen" die belangrijke plaats inneemt. Want ze verklaard© aan André de Ridder: „Met „Kinderen" heb ik mijn weg gevonden. Gaandeweg is het kinderleven mij een ruim veld geworden, een veld, dat zich altijd verbreedt en verdiept."

Waarschijnlijk kennen vele van onze lezers dezen bundel, hebben ze gelezen die fijne, gave, bewo^ gen schetsen als „Vader", „De oudste", „Dirk"; die van kinder-vroolijkheid en levendigheid getuigende verhaaltjes als „Jetje" of „Inkt"; die van scherpe ohservatie sprekende miniaturen als „Winkeltje" of „Wraak". En dan hebben ze gezien, al de menschelijke sentimenten en begeerten, verkleind, alsof men door een omgekeerden verrekijker kijkt, maar scherp en diep van perspectief. Want, zegt de Schrijfster, „een kind is een volkomen mensch, met al zijn eigenaardigheden, zijn vreugden en smarten".

Dat Ina Boudier—Bakker hier tot zoO' uitnemende uitbeelding is gekomen, vindt weer zijn verklaring in den achtergrond waartegen deze bundel staat: „Ik geloof", zei ze tegen de Ridder, „dat het juiste geven van dergelijke psychologie zich vooral baseert op een sterke gevoelsherinnering: je eigen kinderleven, dat heelemaal wakker in. je lè gebleven en dat je later weer beziet met het oog van een bewust mensch". Er schuilen dus, als zoo vaak in dergelijk werk, autobiografische elementen in deze schetsen: de verhalen „Vriendschap" uit „Onze Mei" of „Wijzen" uit „Tooverlantaam" e.d. zijn daar om dit te bevestigen. En dat geheel of gedeeltelijk autobiografische geeft ze het persoonlijke, het doorleefde, het echte, dat ieder üit de waarneming van het kinderleven onmiddellijk alszoodanig herkent.

Heel haar werk door vinden we die kinderfiguren terug. Na „Kinderen" komen „Machten", „Bloesem", „De Ongeweten Dingen", die alle psychologische kinder-studiën geven; in „Armoede" zijn Amelietje met haar vioolspel, Jet, Jopie, Berrie mee van de mooiste beelden uit die gansch© menschenbewogenheid; in „Het Spiegeltje" en „Moeders", ofschoon ze volwassenen tot hoofdfiguur hebben, zijn het de kinderen, die telkens weer onze aandacht boeien; in „Twee Voeten" is het de teekening van de kinderen, die de analyse van de moeder-figuur tot haar recht doet komen; in schetsen als „Verandering", „Dans", „Het lokaas" uit „Tooverlantaam" worden de gedragingen der groote menschen gesteld in het licht van de beroeringen der kinderziel; in ieder van de , ^boeken", die „De Klop op de Deur" vormen, vinden we kinderen, aan wier psychologische beschrijving evenveel zorg besteed is als aan de analyse der groote-menschenfiguren is gewijd. Annètje, Stance Bremer, Karel de Roos, in him jeugdjaren, straks Pieter, Jetje, en in het derde geslacht Lou, Jenny, Hester, Lili, ze zijn allen van de beste miniaturen in het gansch© complex van klein-malerei, dat „De Klop opi de Deur" is. Men kan eigenlijk geen boek noemen uit de breed© rij die deze Schrijfster heeft gegeven, of er komt een kinderfiguur op den voorgrond en dan altijd zóó, dat hoofdzaak is de analyse van de kinderziel. Het is daarom juist als z© aan de Ridder vertelt, dat het kinderleven haar geworden is een ruim veld, dat zich altijd weer verbreedt en verdiept.

Met volkomen recht kan dus beweerd worden, dat met den bundel „Kinderen", die de inzet is van deze psychologische analyse, de periode der psychologische kracht begonnen is. Dat zien we dan uit de verdere boeken.

Twee jaar later verschijnt „Grenzen", eensdeels voortzetting van de kinder-schetsen, aan den anderen kant (b.v. in de schets „Bezoek") voorspel van de menschen-en karakterstudie „Armoede", die langen tijd het meest bekende werk is geweest van Ina Boudier—Bakker.

In „Armoede" zien we al de eigenschappen van de Schrijfster vereenigd: we vinden haar daar als romancière, die de eischen van roman-compositie verstaat, als styliste, die met enkele sober© trekken een situatie doordringend weet te typeeren, als psychologe, die al haar menschen kent en hun heele doen doorvorscht. De veelheid van optredende persoon is als de sprankeling van haar veelzijdige belangstelling in wat de menschenziel beweegt. Elk geval wordt op zichzelf beschouwd, dat van Paul, Bernard, Hein, Peter, van Kitty, Lot, Lena, Ammy en ook als een afzonderlijkheid in het geheel van den roman gesteld; en centraal, met die allen verbonden en di© allen verbindend, staat de oude heer Terlaet, de vader. Zien we goed toe, dan bemerken we, hoe de Schrijfster in deze vele personen de verschillende levenshoudingen onder de menschen gestalte heeft gegeven; elk karakter is anders, begeerten en neigingen verschillen bij ieder; elks leven, hoezeer verbonden aan dat van den ouden vader, heeft zijn afzonderlijkheid, - waar de ander buiten staat. Maar — en dat is de voortreffelijkheid van dit boek — ontleed tot op de 3 kern zijn allen gelijk; als men doordringt achter de gansch andersoortige uiterlijkheden, ziet men steeds hetzelfde: geestelijke armoede. Paul, die lijdt onder zijn gebrek aan geestkracht en tobt om Kitty, die gebogen gaat onder de weerbarstigheid van Berry, Bernard, die gedrukt wordt door het niet-begrepen worden, ze zijn allen armoedigen, zoogoed als Kitty, die zich niet concentreeren kan,

Lot, die haar verlies niet te boven tan komen, Lena, die niet erkend wordt, Ammy, die niet begeerd wordt. En vader Terlaet, de rijke in het bezit van al zijn kinderen, is He armste van aJlen', omdat hij geheel alleen staat en in zijn zelfgenoegzaamheid van die armoede niets begrijpt.

Ik noemde straks dit boek een der hoogtepunten uit de derde periode en dat is duidelijk voor ieder die het gelezen heeft en het sterke van de uitbeelding naast de warmte van het gevoel heeft verstaan. Maar het is het ook daarom, wijl hier weer één van de trekken van gansch het oeuvre dezer Schrijfster openbaar wordt. In ieder boek^ welk ook, vindt ge die geestelijke armoede geteekend. Denk maar weer aan „Ongeweten Dingen" of „De Straat" of „Moeders" of „Twee Voeten", of, niet het minst, aan „De Klop op de Deur". Geestelijk© Armoede altijd en overal. Als men in één karakteristiek Ina Boudier—Bakker als Schrijfster zou moeten typeeren, dan zou het zijn: de Auteur der geestelijke armoede. Waar en onder welke verhouding zij het leven ziet, ze bespeurt onder allen schijn en uiterlijken glans de schamelheid vani de armoede, van het gebrek aan levensbevrediging en levensinhoud.

Nu vatte men deze diagnose niet verkeerd op'. Ik zeg niet, dat het werk van Ina Boudier—Baikèr geestelijk armoedig is of van geestelijke armoede der Schrijfster getuigt.

Als ik constateer dat het werk van Ina Boudier— Bakker overal van geestelijke armoede spreekt, kan daar niet mee bedoeld zijn, dat de Schrijfster arm is van geest. Wie toch, die iets van deze Schrijfster gelezen heeft, zou dat kunnen beweren. Ho© zou men armoede van geest kunnen constateeren bij een©, die zoo fijn en diep-schouwend het leven en de levensverschijnselen doorpeilt, die zóó scherp de dingen ziet en zegt, die een zoo fier en persoonlijk inzicht verraadt in de quaesties van dezen tijd. 't Is juist andersom: omdat zij zoo rijk is van geest speurt ze dieper dan de meeste menschen, onderkent ze de eigenlijkheid van veler schijnbestaan. Zij ziet de geestelijk© armoede van anderen, ze ontdekt overal desUlusie en ontgoocheling, omdat ze overal gebrek aan levensinhoud en levenswaimte vindt. Ze is dus, ja, de Auteur der geestelijke armoede, maar dan zóó, dat ze de geestelijke armoede uitbeeldt, aanwijst, ontleedt, van onder een valschen schijn weghaalt, 't Is precies zooals ze het eens schreef: „Ik ben", zegt ze, „onverbiddelijk waar, zóó, dat het mijzelf kerft, liever dan iets t© vermooien of zoetsappig t© verbloemen".!) Dat is juist de groote verdienste van Ina Boudier—Bakker. Tegenover de velen onder de moderne Schrijvers en Schrijfsters, die valsche voorstellingen geven van het leven, onder allerlei schoonen schijn de dingen verlokkelijk maken, het verkeerde verdoezelen en het leelijke idealiseeren, — is zij de eerlijke, die all© franje van onwaarachtigheid van d© dingen afrukt en de vergrauwing doet zien van een leven, waaraan essentie ontbreekt, dat vegeteert op schijn.

Ten dezen bezitten we nog ©en merkwaardig ge^ tuigenis in de lezing, die de Schrijfster eenigen tijd geleden gehouden heeft voor de R.-K. Studentenvereeniging „Sanctus Thomas Aquinos". Sprekende over „Waarheid en Schijn in leven en roman", zei ze, blijkens het krantenverslag dat hier gedeeltelijk volgt:

„De heimelijke aanstoker van den schijn ligt verborgen, maar in den spiegel van het leven moet de waarheid naar voren worden gebracht. Een schrijver begrijpt den ongeweten rijkdom van de zuivere waarheid en hij brengt dezen rijkdom naar buiten. De schrijver heeft te speuren naar de onzichtbare wereld binnen in den mensch.

Hij ziet de onbegrijpende hardheid en hoogmoed in den zoogenaamden eerlijken mensch, de vrees van den dappere en den moed van een lafaard, den lach van den jammer en de tranen van een bovenmenschelrjke vreugde. Onder den schijn vandaan haalt de schrijver de waarheid.

De lezer heeft graag, dat in een boek de m©nschen zoo zijn als hij ze zou willen zien, maar hij' zal zich kunnen vereenigen met de figuren in een boek als hij die weet te zi©n, zooals de schrijver z© heeft gezien. Voor de jeugd van tegenwoordig schijnt het moeilijker dan voor de menschen van vroeger, zich over te geven aan de belangstelling voor het diepere in den mensch. Men moet den mensch willen en durven zien in zijn omgeving, men moet hem kunnen begrijpen en beoordeelen naar het hart.

In het ongewilde en ongeweten innerhjke leven zijn allerlei onbelangrijk schijnende dingen, een zoogenaamd achteloos weggeworpen woord als een steen in een stillen vijver.

Evenals de schrijver heeft ook d© lezer de waarheid uit te vinden onder het masker van den schijn.

Hij moet zelfs een onsympathieken mensch in zijn volle aandacht en liefde kunnen opnemen en als

4 mensch de figuren, die hij tegenkomt in het boek beoordeelen en waardeeren."

Een getuigenis, dat de gegeven diagnose volkomen bevestigt!

men bevestigt! En tegenover de Schrijvers, die ook zulke armoede wel zien, maar dan vaak op de meest schaamtelooze wijze propageeren, dat men zich voor dat gemis moet zoeken schadeloos te stellen, dat men dan grijpen moet het geluk, dat men ontbeert, wijst zij op de kracht der aanvaarding, op de resignatie, op een zoeken naar tevredenheid in dat wat men heeft of wat overblijft en daarvan het goede te zien en te genieten. Emilie uit „Aan den Overkant", die opgeeft wat ze zou begeeren, omdat ze dan niet zich geven kan aan wat aan haar zorg is toevertrouwd is de figuur naar Ina Boudier-Bakker's hart; zulk een is niet arm, aldus bewijst ze in heel de teekening die ze geeft, zoo een, die offert, lijdt niet een nederlaag, maar overwint.

De geestelijke armoede van zoo velen vloeit juist daaruit voort, dat ze niet weten te overwinnen, dat is, dat ze zichzelf niet baas kunnen en dan mokkend, tohbend, ontevreden, aan het leven en de levensverhoudingen de schuld geven van hun leegte. Zoolang Thea Lamers uit „Moeders" zich niet gewonnen wil geven, is haar leven lijden, wordt ook de ontbering al grooter, pas als ze tot het besef .gekomen is van haar eigen halsstarrigheid en die overwint, komt het geluk: anders dan ze het gewild had, maar nu zooals het alleen geluk voor haar beteekent.

, Met dit alles, wat ik nu zeide, moge het gevaar bezworen zijn, dat men de karakteristiek van Ina Boudier—Bakker als de Auteur der geestelijke armoede verkeerd begrijpen zou. Maar tegelijk moge het duidelijk hebben doen zien, wat die typeering dan wèl beteekent en dat er zeker niet een blaam van, maar waardeering voor de Schrijfster in ligt opgesloten.


"•) In een particulieren brief.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 oktober 1931

De Reformatie | 8 Pagina's

Ina Boudier-Bakker en haar werk.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 oktober 1931

De Reformatie | 8 Pagina's