GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Het verklaarde uitzicht”, door P. J. Risseeuw.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Het verklaarde uitzicht”, door P. J. Risseeuw.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bij de Uitgeversmaatschappij Gebrs. Zomer & Keuning te Wageningen, die sinds eenigen tijd zich ook toelegt op belletristische uitgaven, is een nieuwe christelijke roman verschenen, „Het verklaarde uitzicht" door P. J. Risseeuw.

'Gaarne ruim ik aan de bespreking van dit boek de plaatsruimte van ©en artikel in, want elke aanwinst voor onze christelijke romankunst begroeten we met vreugde. De taak'die de christelijke romanauteur te volbrengen heeft is uiterst moeilijk en daarom is het voor den literairen criticus een der eerste eischen, dat hij aan dien arbeid waardeerend tegemoet treedt. Natuurlijk beteekent dit niet, dat hij geen critiek oefenen moet en achter ©en aantal niets-zeggende cliché's zijn bezwaren moet wegmoffelen. Met een goed-praten van wat slecht is, literair-slecht dan, winnen we niet, maar vei'liezen we; de criticus die dat probeert gaat een reeds lang verlaten weg, die verlaten werd omdat hij doodloopt. Maar dit beteekent het, dat men bij' het spreken over een nieuw christelijk boek, vooral bij het spreken in de pers, ervan doordrongen moet zijn, dat het werk van den christelijken auteur uitermate moeilijk is en dat men uit die bewustheid tot het boek moet naderen. Men dient in het oog te houden, dat voor het christelijke boek om goed te zijn eischen gelden, die voor het nietchristelijke boek niet bestaan. De christelijke kunst is anders, anders in wezen en anders in openbaring, dan d© niet-christelijke. En bij de beoordeeling valt op dat andere het accent. Ik heb het al vaak in ons blad als mijn meening uitgfr sproken, maar mag het misschien nog wel eens weer zeggen: de christelijke roman is niet ©en verchristelijkte modern© roman (met dat moderne bedoel ik dan algemeen©, dus niet-specifiek© roman). Het is de fout van sommige auteurs, vooral do fout van verschillende jonge dichters, dat ze christelijk© kunst willen snijden uit het paganistisch© hout, en er dan met een of ander „stemmingseffect" een christelijk karakter aan zeggen te geven. Dat i s geen christelijke kunst en kan het ook nooit zijn. Want d© ontwikkelingsweg der christelijke kunst gaat niet evenwijdig aan die der nietchristelijk© en een christelijke roman of dichtbundel, die in het spoor der moderne literatuur poogt te gaan — uiteraard daarbij een heel eind achterblijvend — is als christelijk werk een mislukking. De christelijke kunst gaat een absoluut andere richting omdat haar eindpunt niet ligt en nooit liggen kan daar waar de moderne roman heenleidt: in de menschelijk© autonomie, in de levenshouding overeenkomstig het recht der zelfbeschikking. Een verchristelijking, als ik dien term even duidelijkshalve gebruiken mag, van den geest en de openbaring der moderne literatuur is een volslagen onmogelijkheid. Daarmee ontstaat geen kunstwerk, omdat het ©en imitatie wordt en geen christelijk boek, omdat de koers van het christelijke afvoert. Christelijke kunst is anders — ik zeg het nog eens — ©n in dat andere ligt juist haar karakteristiek. ; 0

De criticus nu, die over een nieuwen christelijken roman gaat spreken, dient van deze dingen goed zich bewust te zijn. Dan weet hij ook de moeilijkheden, die er voor den Auteur zijn. Nog kort geleden heb ik over di© moeilijkheden geschreven. Het dilemma is en blijft: tusschen het christelijke ©n het artistieke de juiste verhouding te bewaren en niet in een te-mooi-maken naar een van d© beide kanten te vervallen. Waar dat gebeurt heeft de criticus zeker de taak op de verglijding te wijzen, en dat er ten dezen nog altijd een manco is in onze christelijke kunst heeft hij te erkennen. Maar, wetende de oorzaak van het manco, dient hij begrijpend tot zijn object te naderen. En waar hij het andere opmerkt, misschien nog niet tot volle rijping gekomen en nog niet tot volle la-acht ontwikkeld, maar toch aanwezig, toch als de essentie van het boek te zien, daar moet hij gerechtvaardigde waardeering uitspreken. Daar is de kern van het goede christelijke boek en als dan de bewerking voldoot aan artistieke eischen, is dat boek ©en bijdrage tot de christelijke kunst, die hij met vreugde heeft t© b©groeten.

« Voor ©en dergelijk geval staan we bij de bespreking van „Het verklaarde uitzicht". Hier is een roman, waarin dat andere op te merken valt en die in zijn bewerking in genoegzame mate de vereischte qualiteiten bezit om tot de romankunst gerekend te kunnen worden. Een waardeerend tegemoet treden is dus, naar mijn boven ontwikkeld inzicht, den christelijk-literairen criticus geboden.

D© Schrijver behandelt in zijn boek een locaal thema. Onder de Scheveningsche reeders bestaat ©en sterk standsbewustzijn. Ze vormen een opzichzelfstaanden kring, die voor de niet-reedersfamiliën gesloten blijft. En bij het aangaan van een huwelijk geldt d© ongeschreven wet, dat de andere partij — dat „partij" is in dit geval niet maar ©en woord, doch een begrip met een voor lederen ingewijde duidelijken inhoud — ook tot den reedersstand behoort.

Aldus is de casus positionis. In hoeverre die juist is kan ik niet beoordeelen, maar de heer Risseeuw is ©en Scheveninger en zal dus de locale verhoudingen wel kennen. En dan is zijn verhaal dei teekening en ontleding van de moeilijkheden, di© een ingaan tegen deze traditie meebrengt.

De reederszoon Leendert Dijkhuizen ontmoet ©en meisje uit ©en gansch and©r milieu. Zij is leerlinge van een kweekschool, een aanstaande ond©rwijz©res dus, en haar moeder ©n zusters houden een pension. Leendert, di© trouwens in zijn opvattingen en gedragingen wel wat van den coterie-geest afwijkt, zoekt nader© kennismaking en vindt bij Frida ook wel toenadering. Maar hij durft geen verdere stappen doen. D© vrees weerhoudt hem. Zijn moeder en zijn zuster zijn in de traditie vastgegroeid en de oude grootvader, die na den dood van zijn zoon weer naast, maar dat is boven, Leendert en zijn broer in de leiding van het bedrijf staat, is in conservatisme verstard. Ho© kan hij dan zooi tegen de orde ingaan, temeer waar grootvader wegens; zijn leeftijd ©n gezondheidstoestand moet worden ontzien ?

Dat innerlijk conflict is de eigenlijk© hoofdzaak van den roman. En dat conflict heeft meer dan één kant. In het bedrijf is er de urgente vraag of de zeilloggers al dan niet tot motorloggers moeten worden omgebouwd. De tijd eischt dat eigenlijk, maar grootvader is er fel tegen. Andere reeders doen het ©n d© practijk bewijst dat ze er hun bedrijf mee dienen, Leendert en zijn broer Job zien hun zaak achteraankomen en terugloopeh, maar kunnen niet doortasten. En dan worstelt in hem het piëteitsbesef en de kinderplicht tegen vooruitstrevendheid en handelsinzicht.

Daarnaast is er nog een innerlijke ontrusting. ïen aanzien van het religieuze leven kan hij niet tot klaarheid komen. Van huis uit behoorend tot d© Hervormde Kerk, vindt hij daar niet, wat hij zoekt. Dikwijls kerkt hij bij de Gereformeerden, soms in de jeugddiensten, maar de vastigheid, die hij begeert, vindt hij niet. En in den huiselijken kring bestaat ten dezen geen lijn; Moeder is Hervormd gebleven, maar Grootvader, die erg mystiek is, heeft zich bij de oud4jereformeerden gevoegd. Moeder zwijgt meestal, grootvader spreekt voortdurend over de oordeelen Gods, over de tuchtigende hand des Heeren, over het naderend einde der wereld.

Te midden van deze geestelijke en materiëele onzekerheid komt daar nu het standsvraagstuk. De geruchten van zijn omgang met Frida zijn doorgedrongen tot zijn huisgenooten ©n hun r©acties zijn weinig-belovond. Maar tot Frida zelf komt hij steeds nader. Zij is Gereformeerd, ijverig in hét jeugdwerk, warm in haar bezieling, hartelijk in haar genegenheid. En haar invloed werkt door. De eerste stap is, dat Leendert in de Gereformeerde Kerk belijdenis doet, de tweede, dat hij zich publiek met Frida verlooft. 13© ontvangst van de aanstaand© schoonzuster in het oude reedershuis is heel onvriendelijk, maar daar staat tegenover dat de sfeer in haar moeders gezin hem een verkwikking is. Als straks grootvader gestorven is, doet Leendert de derde stap: hij trouwt en gaat in een eigen, modern, gemeubeld huis wonen. En dan volgt d© vierde phase: de zeilloggers worden omgebouwd.

Maar d© inbr©uk op d© traditie i s er, en. dat brengt groote moeilijkheden. Frida's beleid als huisvrouw wekt de ergernis van zijn familie, in het bijzonder van zijn kleinzielig© zuster. Leendert, tusschen de partijen (eiken dag omdat het kantoor in 't oude huis is), gedrukt door groeiend© zorg wegens de financiëele overbelasting van de zaak, wordt prikkelbaar, neemt te weinig notitie van zijn vrouw, die onder al deze desillusies zichtbaar lijdt. Het uitzicht raakt verdonkerd en als ©en catastrophe in de zaak dreigt en de zuster Frida bittere verwijten doet, lijkt de horizont geheel gesloten.

Tot het getij kentert. Enkele goede haringvangsten, daarna een zeer voorspoedige vaart van de motorloggers, verbeteren de financiëele positie. De verwachting op Frida's moederschap brengt de oud© verhouding terug. De zorgen hebben Leendert dichter gebracht bij God. — Het uitzicht klaart op. En als straks, na moeilijke dagen, Leendert en Frid% een gezonde tweeling ten doop mogen houden en tot hun gelukkige harten de verbondsbelofte spreekt van de bevestiging van Gods liefde, wordt het uitzicht gansch verklaard.

Dat is het constructie-beeld van het boek. En het geeft recht op waardeering. Want duidelijk is er het „andere", waarvan ik boven sprak. In d© analyse van de geestelijk© crisis in en door de verhoudingen van het leven, is ©r de essentie van den werkelijk christelijken roman. Het christelijke is er niet opgelegd als een dun vemislaagje op een stuk snijwerk, het is er ook niet overheen gekwast als

oen Avitlaag over een muur — 'tis de wezenlijk© inhoud van „het geval" en het is reëel.

Dat is de verdienste van het boek, die erkenning verdient. En het is, zooals ik aan het begin van dit artikel schreef, eisch voor den literairen criticus, dat hij die erkenning uitspreekt.

Ik heb er ook al op gewezen, dat deze roman literaire qualiteiten heeft. Er zijn uitstekende fragmenten, de stijl is frisch, de teekening van sommige personen en verhoudingen is goed.

Altemaal redenen tot gerechtvaardigde waardeering.

Maar aan de moeilijkheden der roman-techniek is ook de heer Risseeuw niet ontkomen. Zijn roman is een belOifte voor, ik meen dat nu duidelijk genoeg te hebben, gezegd, maar nog niet een rijpe vrucht van de christelijke romankunst. De compositie van het boek is onevenwichtig. Details ten opzichte van de eigenlijkheid van den roman nemen vaak een te groote plaats in, bijkomstigheden zijn met dezelfde kleuren geschilderd als hoofdzaken, zoodat het relief in 't geheel van 't literaire schilderstuk te zeer ontbreekt. Sommige figuren worden goed opgezet, maar niet afgemaakt, verhoudingen, die psychologisch belangrijk zijn (ik noem voor dengene die 't boek gelezen heeft het bezoek van Frida met den pensiongast aan het Kurhaus-concert, de antipathie van Leenderts zuster tegen Frida) worden niet uitgewerkt. In de geschiedenis van Frida's zuster Tine on haar verkeerde liefde is een roman in den roman gevlochten, (ofschoon ik er onmiddellijk bij wil zeggen, dat de geestelijke crisis die Tine doormaakt, het christelijk element dus juist weer, uitstekend is gegrepen) en de tegenstelling van tint is hier te opzettelijk - - en zoo zijn er meer dingen te noemen, die er op wijzen, dat het dilemma, waarvan ik sprak, niet is opgelost.

Doch hier legt nu het begrijpen van die moeilijkheden den recensent de plicht op, waardeerend aan den geleverden arbeid tegemoet te treden. Deze dingen moeten gezegd, want het zijn evenzoovele tekortkomingen. Maar ze mogen bij het bepalen van ons waardeeringsoordeel niet den doorslag geven. Na het constateeren van de zwakke pimten, van wat int het oogpunt van roman-techniek, van literaireromanbouw onzuiverheid is, komt toch weer de waardeering boven voor het „andere", dat in dit boek leeft. En aan die waardeering laat ik, in overeenstemming met mijn overtuiging omtrent de taak van den criticus, die een christelijken roman te bespreken heeft, het laatste woord.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 april 1932

De Reformatie | 8 Pagina's

„Het verklaarde uitzicht”, door P. J. Risseeuw.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 april 1932

De Reformatie | 8 Pagina's