GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UIT DE HISTORIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE HISTORIE

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dr A. Kuyper Sr over de bevoegdheid der meerdere vergaderingen.

IV.

In zijn kerkrechtelijke beschouwingen knoopte Dr Kuyper zeer bewust aan bij de leer der Vadteren. Hij is er altijd , op uit aan te toonen, dat wat hij en alle Gereformeerden willen, niets anders is dan de herleving, de vernieuwing van de praktijk der Reformatoren. Zij immers hebben in Gods Woord de juiste grondlijnen van het Gereformeerde Kerkrecht ontdekt en daarnaar him kerkehjke organisatie en kerkelijk verband ingericht.

Daarom vinden we in „De Heraut" mreermalen boeiende schetsen over den kerkelijken strijd der oude Gereformeerde Kerken. In April en Mei 1885 geeft Dr Kuyper b.v. een meesterlijke: teekening van het Convent te Wezel van , 1568 en de eerste Synode der Nederlandsche Kerken gehouden in 1571 te Emden. In een laatste artikel teekent hij dan hoe die vergaderingen het Kerkverband hebben tot stand gebracht en welke beginselen ze daarbij volgden.

Wij laten dat artikel hier volgen, 'tis uit „De Heraut" No. 386 (17-5-85):

Thans rest ons nog de mannen van Wezel en Emden te ondervragen over het kerkverband.

Ook op dit punt toch dient het volle licht der historie te vallen.

De mannen dier dagen togen niet als evangelisten in een heidensch land in, met de begeerte om voor het eerst een Christelijke kerk te planten; maar behoorden tot een natie, waarbij de kerk van Christus reeds voor eeuwen, zij het dan ook op nog gebrekkige wijze, openbaar was geworden.

Het Evangelie was hier te lande reeds voor eeuwen gepredikt, en ook al was het daarna onder een korenmaat gezet, het ging daarom toch niet weg, en is dan ook van binnen uit in onze landskerk weer op den kandelaar gezet.

Hierop moet voor wat het kerkverband aangaat, zeer nauw gelet.

Om tweeërlei reden.

Vooreerst, omdat de kerk van Rome de plaatselijke kerken in kerspelen had ontleed en ze voorts saam had gesmeed in de eenheid" der Roomsche hiërarchie. En ten tweede, omdat onze vaderen niet eerst naar een indeeling van het land behoefden om te zien, maar in de bisdommen en decanaten der Roomsche hiërarchie een oude, historische indeeling gereed vonden.

Ware er dan geen hooger motief geweest, dan zouden onze vaderen deze door Rome gesmede kerkelijke eenheid hebben bijgehouden en eenvoudig de Roomsche indeeling van het kerkelijk erf hebben gevolgd.

Nu ze dit daarentegen niet deden, maar op elk dezer punten afweken van den door Rome geschapen toestand, staat het vast, dat ze dit met opzet, dat ze dit uit beginsel, dat ze dit met bewustheid deden.

Met bewustheid, uit beginsel, met opzet vernietigden ze de Roomsche kerspelindeeling, en goten al de kerspelen van een zelfde stad tot één plaatselijke kerk saam.

Met bewustheid, uit beginsel, met opzet schaften ze de bisschoppelijke, diocesale indeeling af en schoven er de classicale indeeling voor in de plaats.

En zoo nu ook met bewustheid, uit beginsel en met opzet plaatsten ze het rad van ons kerkelijk verband op den tegenovergestelden spil.

Terwijl het toch bij Rome in Roomsche geschriften en Roomsche stukken altoos de kerk is, die spreekt, de k e r k waarvan gehandeld wordt, en de k e r k, waarvan de enkele kerspelen slechts de ingedeelde vakjes en loketjes zijn, laten onze vaderen dit spraakgebruik ganschelijk varen en brengen er een nieuw, destijds onbekend en ongewoon spraakgebruik voor in de plaats.

Dit spraakgebruik kon dus niet zonder beteekenis zijn, maar moest met opzet zijn gekozen, om een nieuwe gedachte, om een ander beginsel, om een afwijkend inzicht over het kerkverband tot uitdrukking te laten komen.

En dit nieuwe, dit ongewone, dit afwijkende, dit met opzet elders gekozen spraakgebruik hield nu in, dat men niet meer van de kerk, noch ook van de kerspelen, maar steeds van de vereeniging, saamvergadering of verzamelinge der plaatselijke kerken sprak.

Niet kerk in het enkelvoud, als uitdrukking voor de geheele landskerk, maar kerken in het meervoud, om aan te duiden de zichbare openbaring van het Lichaam van Christus in de onderscheidene burgerlijke gemeenten.

Zoo leest men dan al, zij het ook uit iets later tijd, aanstonds boven de Acta van Wezel: Acta van de „Versamelinghe der Neder landsche kerken, die onder het Cruys zitten en in en buyten Nederland allesints verstrooyt zijn".

Verder volgt: „Waarin de Dienaren Godt van de Nederlandsche kerken vervat hebben 't gene zij tot welstant derzelven oordeelen".

In de voorrede heet het: „dat in de kerk (niet de landskerk, maar de algemeene wereldkerk) alles met orde en eerbaarheid dient toe te gaan, opdat een eenparige toestemmingh in de kerk (wederom niet de landskerk, maar de algemeene kerk van Christus) blijke; en dat men om dusdanige eenparigheyt ook in de Nederlandsche kerken te onderhouden, geraadpleegt heeft de best gereformeerde kerken in Frankrijk en elders enz.

. Om nu hiertoe te geraken, „tot welstand der g e- meenten (meervoud) dunkt het hun noodig dat ten eerste aanghestelt worden vergaderingen der naburige kerken", om alzoo tot eenparigheid te geraken.

Op zulke vergaderingen zal met gemeen accoord moeten worden vastgesteld, wat voor het welzijn van alle kerken noodig is, en het mag niet meer gaan, zooals vroeger, toen ééne kerke (die van Rome of Utrecht) heerschappij voerde over de andere kerken. Vandaar art. 6: „Want dat de eene of andere kerk zich èf nu óf immer meer hierna in 't bijzonder zou aanmatigen 't gene alle kerken aangaat, zonder toestemminge derzelven, dat komt niet overeen noch met de autoriteyt der Heilige Schrifture, noch met de billijkheid der wetten".

Zoo ziet men dus hoe glad den bal missloeg, wie deze woorden opvatte, als wierd hiermee aan de kerk van Amsterdam b.v. het recht betwist om in eigen boezem voor de zuiverheid der belijdenis te zorgen^).

Wie dat dacht, verstond niet wat hij las.

Van zoo iets toch is in de verte hier geen sprake. Zeer zeker wil deze zinsneê eenparigheid in de kerken, maar eenparigheid gegrond op onderlinge toestemming der plaatselijke kerken. En het protest in dit artikel gaat volstrekt niet tegen eenige plaatselijke kerk, die desnoods alleen naar den Woorde Gods zou willen doen, maar alleen tegen de pretentie van een enkele kerk, zooals die van Rome of Utrecht, om over de andere kerken den baas te spelen.

Niet, dat ze daarom aan elke plaatselijke kerk het recht lieten, om onder gewone omstandigheden heur eigen weg te gaan.

Integendeel, heel de toeleg te Wezel en te Emden strekt juist, om de eigendunkelijkheid van het Independentisme, die licht kon insluipen, tegen te gaan, en te manen tot een eenparigen voet van leven en een broederlijke behartiging van gemeenschappelijke belangen.

Plaatselijk had men in het zichtbare wel een eigen bestaan, maar elke kerk was op haar plaats toch openbaring van hetzelfde Lichaam van Christus; en wijl nu elke kerk voor zich en alle kerken saam, organen van dit ééne zelfde Lichaam Christi waren, zoo hoorden ze bijeen, zoo mochten ze niet elk beurs weegs gaan, en diende er gezorgd, dat niet door bandelooze wilkeur in deze of gene plaats het leven in de kerke Christi van een kind Gods onmogelijk wierd gemaakt. |

Zoo b.v. bepaalde men in art. 10, dat het gebruik der middelmatige dingen vrij zou blijven en de conscientie niet zou binden, en dat „geen kerke in het bijzonder vermogen zal dit middelmatig gebruik weg te doen, tenzij om zeer gewichtige oorzaken, die van de provindiale Synode eerst mede toegestemt zijn".

Terwijl voorts het feit, dat men de regeling aan de nationale grenzen en nationale herkomst dacht te binden, ten stelligste blijkt uit deze beide omstandigheden: lo. dat men spreekt van de Nederlandsche kerken, zoo onder het Cruys als in de Diaspora^); en 2o. dat men zich niet aan de taal bond, maar èn de Nederlandsche èn de FranQoische of de Walsche kerken in het „kerkelijk bestel", gelijk men te Wezel de organisatie noemde, opnam.

Slechts mocht die organisatie nooit strekken om aan de plaatselijke kerken heur recht en gezag te ontnemen, naar luid van cap. V. art. 19: „Nochtans, staan wij aan de classicale vergaderingen hierin geen recht toe over eenige kerke, ofte hare diensten, t e n- zij dezelve dat van zelfs zullen toestemmen; opdat de kerke niet tegen haar dank, berooft worde van haar recht en gezag".

En in hun slotartikel vei'klaren die van Wezel nogmaals, niet, dat ze „de kerk van Nederland" georganiseerd hebben, maar wel zeer nadrukkelijk, dat ze articulen hebben opgesteld om „de Nederlandsche kerken" in welstant „en eenwijzige en ge- 1 ij k e n s t a n t" te houden.

Op dit Wezelsch spoor nu ging men te Emden door. Tegen de Roomsche kerkinrichting, die aan de kerk van Rome en aan die van de hoofdplaats van het bisdom of diocees macht over de andere en kleinere kerken schonk, stelde men kloek en kort en krachtig het strikte begrip van de onderlinge gelijkheid der kerken in rechten, door dit bekende eerste artikel: „Geen kerk zal over een andere kerk heerschappij voeren".

Ook hier heeten de Acta, niet acta van de Synode der Nederlandsche kerk, maar wel en zeer uitdrukkelijk: „Acta van de Versamelinghe der Nederlandsche kerken, die onder 't Cruys zitten en in Duitschland en Friesland verstrooid zijn". Een uitdrukking, die niet wil zeggen: „Synode van de kerken der zeven provinciën", maar gelijk uit de acta blijkt, van de p 1 a a t s e 1 ij k e kerken, die straks in dassen wierden ingedeeld.

Zoo spreekt men dan oök niet van de Fransche kerk, maar van de „kerken in Vrankryk", en als men overeenkomt om over en weer met de Hugenoten de belijdenis te onderteekenen, beet bet in art. 2 „dat de Dienaren derzelver Frangoisobe kerken (meerv.) ook op hare 'zijde de belijdeniss© des geloofs van 'de Nederlandsdhe kerken (meerv.) onderschrijven zullen."

De vereeniging 'dezer kerken ontstaat dan in de classis ook daardoor, dat men „naburig", „nagebuurd" of „omleggend" is, niet zooals bij Rome omdat men iets over elkaar te zeggen beeft. „Er zullen, zegt art. 7, versamelingben gelhouden worden van sommige kerken die bijeengelegen zijn, na hare gelegenheyt en nooddruft". En de nationale Synode beet met zoovele woorden : „V e r s a m e 1 i n g 'h e van alle Ne'derlandsche kerken."

Terwijl aan het slot nogmaals uitdrukkelijk verzekerd wordt, dat deze artikelen niet bedoeld zijn als een ker'korde maar als een „order der kerken", 'die met „gemein a c c o o r t" is opgemaakt, en terwille van dit accoord niet eenzijdig door één der kerken zonder toestemming der andere mag gebroken.

Verzamelt men nu deze gegevens, dan 'komt men tot deze slotsom :

lo. Dat onze vaderen te Wezel' en te Emden uit beginsel zich gekant (hebben, tegen een kerkeenheid, 'gelijk Rome die tot stanid had gebracht; en dat zij tegen de Roomsöhe kerkinrichting tweeërlei protest aanteekenden: a. 'door de parocbiën op te lossen in de eenheid der plaatselijke kerk, en b. door aan alle plaatselijke kerken geljjie rechten 'en gelij'k gezag toe te staan.

2o. Dat onze ivaderen te Wezel en te Emden uit beginsel zich gesteld he'bben tegen hetgeen de Independenten bedoelen, en diensvolgens aandrongen op zulk een inrichting der kerken, dat ze lieven konden Op gelijken en eenparigen voet, in onderlinge verzamelingen zich van heur eenheid als organen derzelfde ééne kerk van 'Christus bevrast bleven, en onderling opzioht en tucbt over elkander konden uitoefenen.

3o. Dat onze vaderen te Wezel en te Em'den, zulk een order der kerken hebben - willen tot stand brengen, niet voor enkele kerken, noch ook voor 'de kerken op den ganschen aardbodem, maar bepaaldelijk voor de kerken ivan deze natie, zonder onderscheid van taal. Met dien verstande echter, dat grenzen 'des lands niet de grens voor bun kerkeüijlke gemeensohap aanwezen, maar zij ook met de kerten van andere laoden istreefden naar eenheid van belijdenis en eenparigheid van dienst.

4o. Dal onze vaderen te Wezel en te Emden, zulk een „order", niet aan de kerken hebben o p g e 1 e g 'd, maar uit beginsel bebben geoordeeld, dat zulk een order door „gemeen accoort" tot stand moest komen, op bet „gemeen accoort" steeds rusten bleef, en alleen om- „buytengewone zwaricbeyt" kon en mocht verbroken.

5o. 'Dat onze vaderen te Wezel en te Emd'en niet 'hébben gewacht, tot gefheele dassen of althans het meerendeel der kerken bereid wierd gevonden, om op eenparigen voet aan 'zult een „bestel der kerk", mede te werken, maar dat ze, toen uit 'heel Noord-Nederland nog slee'hts 'drie dorpen gerepresenteerd konden zijn, en deze zelfs nog niet zuiver naar den 'vorm, des niettemin, eerst tot voorloopige en drie jaren later reeds tot meer vaste regelingen zijn overgegaan, teneinde betgeen in strij'd - was met Gods Woord een ©inde name en, het inkruipen van allerlei ketterij© en seetariso'hen geest voorkomen moc'ht - worden.

En ten 6o'. dat onze vaderen te Wezel 'en te Einden zich bij ihun „bestel" van onze Nederlandsdhe k e r - fcen niet hebben gebonden geacht aan de 'wijze waarop de kerken dezer landen dus ver ingedeeld •waren geweest, maar „naar gelygenheyt en nooddruft" eenvoudig bet „nagebuurde" Ibebben vereenigd in classis, in één tijdelijke olasse zelfs voor zeven beele provinciën sa^m.

Dus niet bet iRoomsche systeem van de aan Rome onderworpen en in paroöhiën versplinterde wereldkerk; evenmin bet atomistische systeem van de Independenten, die elk groepje Christenen een kerk noemen, die doen kan wat ze wil; en ook niet bet Lutbersche, onnederlandsdbe begrip van het territoriaal systeem, dat een eigen landskerti uit de kerk eener natie schept; maar het zuiver gereformeerde synodaal systeem, dat uitgaat van deze drie beginselen: lo. de kerk is alleen bet Lidhaam van Christus; 2o. van dit ééne Lichaam zijn alle plaatselijke kerken de bij elkaar boorende openbaringen; 3o. dat bij' elkaar hooren van de plaatselijke openbaring'en der eene kerk ivan Christus, bestaat geestelijto vanzelf, door de werking van den éénen Geest, maar komt tot uitwendige openbaring door „gemein acooort" der enikele plaatselijke kerken, op bet nauwst voor de nagebuurde, nauwer voor die van ééne natie, eenigszins voor alle 'kerken der aarde.


1) Een terugslag op de critiek van Ds Gispen. Zie het eerste artikel van deze reeks. — C. V.

2) Diaspora is de naam voor de buitenlands verstrooi-

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 juni 1938

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT DE HISTORIE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 juni 1938

De Reformatie | 8 Pagina's