ZENDING EN EVANGELISATIE
De Gbristelijke Boodschap in een Nlet'GIirlstelijke Wereld.
IV.
In de voorgaande artikelen hebben we gepoogd een indruk te geven van de houding, die op de roote zendingsconferenties te Edinburgh in 1910 en l^ Jeruzalem in 1928 en door het zgn. „Laymen's Report" van 1932 werd ingenomen tegenover het vraagstuk van de Christelijke boodschap n een niet-Christelijke wereld Pas tegen dezen istorischen achtergrond kan de beteekenis van et werk van Prof. Kraemer over ditzelfde thenia en volle worden verstaan. Want de groote waarde an dit boek is juist, dat het dwars tegen den oofdstroom van het internationale zendmgsgetij n (welke zich steeds meer bewoog in de richting an assimilatie en syncretisme) de absoluutheid an het Christendom profetisch-radicaal op den oorgrond schuift en de Christelijke kerk van eden telkens weer oproept „to turn to the Bible ij de bezinning over de groote vnaiagstukken, waaroor zij in de huidige wereldsituatie komt te staan ij; de uitoefening van haar zendiagstaak.
Dat wil natuurlijk niet zeggen, dlat sindis ae conferentie van Edinburgh geen boeken op de zendingsmarkt gebi-acht zouden zijn, wier auteurs ook aan de absoluutheid van het Christendom vastliielden en de in het geding zijnde zendingSivraagstukken bezagen bij het licht van Gods Woord. Ik noem bijv. de publicaties van Rob. E. Speer (, Th6 Finality of Jesus Christ"), ~M. ScMunk („.Die •VVollreligionen und das Christentum"), J. Richter (o.a. in zijn „Evangelische Missionskunde"), P. Althans e.a. („Die Weltreligionen undi das Christentum"), E. Brunner („Die Chiiiatusbotsohaft lm Kampf mit den Religionen"), K. Hartenstein (o.a. in zijn „Die Mission als theologisches Problem"), Joh. Witte (o.a. in „Das Christentum und die anderen Religionen der Er'de", en in „Die Christusbotschaft und die Religion"), S. M. Zwemer (in Ttónldng Missions with Christ"), Hans Lilje(„Das Evangelium und die Relionen"), B. W. Schomerus (jParallelen zum Christentum als religions-geschichlliches und theologisches Problem") e.a. Het meerendeel dezer geschriften zal ook ongetwijfeld aan Kraemer niet onbekend zijn geweest. Ook al bracht de opzet van zijn boek mee, dat hij slechts zelden zijn bronnen noemt, de invloed vooral van Brunner is duidelijk te bespeuren en het zou mij zeer verwonderen indien lü-aemer ook niet Prick's „Vergleichende Religionswissenschaft" en Witte's „Christusbotschaft" gelezen had. Om één voorbeeld! te noemen, de nadruk, welken liraemer legt op de „totalitarian approach" tot de niet-OhristeH lijka godsdiensten, correspondeert geheel met Frick's opvattingen daaromtrent (verg. a.w., pp. 14 V.V.).
Geheel nieuw zijn Kraemer's uiteenzettingen dan ook niet, maar zij zullen in den vorm, dien Kraemer ze gegeven heeft, ongetwijfeld veel meer invloed uitoefenen, vooreerst omdat het boek van Kraemer één der meest belangrijke leiddraden zal zijn voor de besprekingen te Madras, waar de leidende figuren van heel de zendmgswereld tezamen vergaderen, en ten tweede omdat lö-aemer, meer dan één der genoemde auteurs (daartoe in staat gesteld door zijn diep inzicht en haast encyclopaedische kennis zoowel van de huidige zendingsproblemen als van de niet-Chrislelijke godsdiensten) zijn principiëele beschouwingen telkens •weer confronteert niet de practisdie situatie op de verschillende zendingsterreinen. Dat m^aakt juist zijn boek voor ons zoo buitengewoon waardevol, want alleen door principiëele bezinning bij: het licht van Gods Woord over de m het geding zijnde vraagstukken, waarbij deze worden gezien in hun universeel verband, kan het komen tot beginselvast handelen in de praktijk.
Nu mag het ondoenlijk worden geacht al de vraagstukken, die in het boek van Kraemer worden behandeld, achtereenvolgens lüer te bespreken. Ik wil mij daarom beperken tot de beide hoofdthema's van dit werk, n.l. onze houding tegenover de pseudo-religie (hoofdstuk IV en ten deele V— VII) en de wijze, waarop de zending haar boodschap heeft te brengen in de niet-Christelijke wereld (hoofdst. VIII en IX). In een slotartikel hoop ik dan nog enkele opmerkingen te maken over den theologisclien achtergrond van Kraemer's beschouwingen, zooals die inzonderheid in het derde hoofdstuk (over het Cliristelijk geloof en de Christelijke ethiek) ons beschreven wordt.
. Vooraf echter nog een kort overzicht van het geheele werk.
In het eerste hoofdstuk („A World in Ti-ansition") teekent Kraemer de huidige geestelijke crisis in de wereld, die zich zoowel in het WeSiten als in het Oosten demonstreert in saecularisme en relativisme. De crisis der kerk openbaart zich daarbij vooral in de breuk, die tusschen kerk en samenleving is ontstaan.
In het tweede hoofdstuk („Wither Missions? ") laat Kraemer vervolgens zien, dat de crisis der kerk ook tot onzekerheden op het terrein van de zending heeft geleid. Met name noemt hij- de conferenties te Edinburgh en Jeruzalem en het Laymen's Report (waarover wij; in de voorgaande artikelen hebben gesproken) tegenover de continentale opvattingen. Heel deze situatie dringt ons tot principiëele bezinning over de grondslagen en methoden der zending. „Back to fundamentals". Dan blijkt het, dat het in de zending niet gaat om «verlichting" of „sociale vooruitgang", of iets dergelijks, maar om geloofsgehoorzaamheid aan ^e opdracht van Christus.
Het derde hoofdstuk („The Christian Faith and the Christian Ethic") spreekt daarom over den inhoud van bet Christelijk geloof en over de grondslagen der Christelijke ethiek, waarbij de auteur den vollen nadruk legt op het feit, dat „the only legitimate source from which to take our knowledge of the Christian faith in its real substance is the Bible" (p. 61). In den Bij.bel ligt het getuigenis ^an profeten en apostelen besloten, waarop de kerk is gebouwd. Ea datzelfde geldt van de Christelijke etliiek. Op de Barthiaansche trekken vooral m dit hoofdstuk komen we later terug.
Nadat Kraemer zoo den inhoud van het Ohristehjk geloof heeft vastgesteld, kan hij in het vierde hoofdstuk dan handelen over onze houding tegenover de niet-Christelijke godsdiensten (men zie daarover het volgende artikel).
in het vijfde en zesde hoofdstuk geeft Kraemer in aansluiting daaraan een buitengewoon oriënteerend en fundeerend overzicht over „de niet- Christelijke levens- en denksystemen" (voornamelijk die van China en Japan en van den Islam) en in het zevende hoofdstuk over „de huidige godsdienstige situatie in de niet-Christelijke wereld", waarbij; behalve China, Japan en het Mohammedanisme ook de „primitieve" volken en het Hindoeïsme „eingehend" worden besproken.
Op deze wijze heeft Kraemer zich een weg gebaand tot de behandeling van „the missionary approach" (hoofdst. VIII en IX), waarop wij in het vervolg nog nader terugkomen, terwijl hij in het tiende hoofdstuk (The Christian Mission in Relation to its Environment") nog enkele opmerkingen maakt over het wezen van de Kerk en de verhouding van het Christendom tot de verschillende levensgebieden (waarbij ook de medische zending, de schooldienst en de houding der zending tegenover sociale vraagstukken ter sprake komt).
In den epiloog ziet Kraemer tenslotte nog oenmaal terug op den afgelegden weg. Voor de zending acht hij vooral drie dingen van het hoogste belang: vooreerst een verdieping en verlevendiging van den godsdienstigen en theologischen achtergrond' der zending en der Christelijke kerken, vervolgens een krachtige poging om overal sterke inheemsche Christelijke kerken te bouwen, die getuigenis afleggen van den aard der gemeenschap die typeerend is voor de Christ-geloovigen en tenslotte een diepgewortelde evangelische of apostohsche gezindheid.
De Christelijke zending, zegt Kraem'er aan het einde van zijn werk, zal bij de volvoering van haar taak gebruik dienen te maken van al de vruchten, die de wetenscliap vooral in de laatste decennia heeft opgeleverd. Theologie en ^escliiedenis, psychologie en ethnologie behooren dienstbaar te worden gemaakt aan het ééne doel: de wereld te overtuigen, dat God in Jezus Christus Zijn beslissend Woord gesproken heeft tot individuen, naties, volken, culturen en rassen zonder eenig onderscheid.
Doch het vuur, dat in ons brandt en zonder hetwelk al ons zendings-enthousiasme krachteloos is, is ontstoken door het geloof in den God der liefde. Die vleesch werd in Jezus Christus, onzen Heer.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 maart 1939
De Reformatie | 8 Pagina's