GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

DE MENSCH EN HET LEVEN.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE MENSCH EN HET LEVEN.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gerard van Eckeren: „De paarden van Holst". 5e druk. Uitgever en, drukkerij Hollandia, Baam. 1947.

We leven snel tegenwoordig, ook in de literatuur. Wij verlangen spanning en actie, vlot geschreven boeken vol beweging, en belangstelling voor de problemen van dezen tijd. De oudere schrijvers raken vergeten. Tussohen hen en ons gaapt de kloof van de duitsche bezetting.

En nu verschijnt daar in eens een boek van een der oudste schrijvers, die debuteerde in het begin van onze eeuw; een man van goed zeventig jaar.

Het is een massieve roman in letterlijken en figuurlijken zin; een boek, dat je niet zoo maar eens meeneemt op een fietstochtje. Dit boek eischt geduld en nauwkeurig lezen. Het wil rust en bezinning. En toch beleefde het in korten tijd reeds minstens vijf drukken. Er was en is misschien nog vraag naar geweest, men heeft er' elkaar opmerkzaam op gemaakt als een werk dat de moeite waard is.

Het is ook een roman die een eigen cachet draagt. Allereerst is de schrijver een goed vakman, een der naturalisten uit het begin onzer eeuw, die zijn vak door en door kent. Getrouw aan zijn afkomst, gaat hij breed op alles in, met kennis van zaken. Elk onderdeel wordt goed verzorgd, elke persoon juist gekarakteriseerd; ieder heeft zijn rol, de menschen loopen elkaar niet in den weg, maar gaan rustig huns weegs.

Van Eckeren is nooit een naturalist geweest, die slechts verwijlde bij den uitwendigen verschijningsvorm. Steeds groef hij diep; behalve realist was hij ook philosoof, die gaarne nadacht over het wezen der dingen. Misschien komt het van zijn protestantsche afkomst, dat hij nooit volledig de leer van de 80-ers aanhing, de theorie van den autonomen mensch, voor wie naast Schoonheid geen plaats overbleef voor het ggede en het kwade. Zijn werk had een ethischen inslag, hoewel het niet christelijk is te noemen. Zijn vele romans vertoonden vele facetten van het leven, maar nooit tooverde het licht der eeuwigheid er een gouden glans over. Steeds bleef de menschelijke tragiek alleen over.

En nu hij als oud man zijn visie geeft op het moderne leven, dat hij als kunstenaar intens heeft meegemaakt, maar ook als-wijsgeer objectief tracht te doorgronden, is het resultaat niet anders geworden. Voor de opstandige jeugd van heden, die het leven niet verknoeid wil overnemen van de ouderen, maar er zelf zijn weg doorheen wil slaan, eindigt het toch in een raadselvollen dood.

In dit laatste boek geeft de schrijver een analyse van de jaren voor den tweeden'wereldoorlpg, de jaren, : waarin de oudere generatie prutst en knoeit om den vrede te bewaren. Abessinië wordt na een wreeden oorlog, ondanks Volkenbond en ondeugdelijke sancties verwoest. Dte oudere generatie zwijgt of knijpt zijn oogen toe. In Spanje woedt een burgeroorlog, gesteund aan twee zijden door groote mogendheden «n men doet alsof men dat niet weet, om maar geen verstoring van den vrede te krijgen. Het recht struikelt op de straten en men doet niets dan praten en nog eens praten. Tengevolge van deze vredelievende » stemming, waarin onrecht goed gepraat wordt, komen de absolute staten op. Tegen den hemel teekenen zich dreigend af de silhouetten van twee dictatoren.

In deze wereld groeit een jeugd op, die op het gymnasium een grondige kennis heeft opgedaan van de klassieken, die over veel heeft hooren' praten door leeraren voor wie ze respect heeft. Vooral een leeraar, zuiver humanist — jaren lang is hij al bezig met een studie over den grooten humanist Erasmus — heeft invloed op enkele zeer begaafde leerlingen, die in het boek de hoofdfiguren worden. Frits Duma, van afkomst aristocraat, door en door idealist, en zijn vriend Wim Hesselman, de demoeraat, die het leven cjmisch leert beschouwen. Hij voelt voor de idealen van Frits, neergelegd in diens vlammend Manifest van de jeugd, waarin de strijd wordt aangebonden met de oudere generaties, zonder mee te doen. Het is een stuk van een paar gymnasiasten, of eigenlijk het werk van BVits •alleen, die daarin de geloofsbelijdenis aflegt van het wantrouwen van. alles en allen en alleen uitspreekt de wil te gelooven in onszelf.

Het is een roman van strijd tegen de corrupte samenleving, die alleen gebaseerd is op zelfhandhaving, zonder recht, gerechtigheid en geloof. DaEirtegen in te gaan met al zijn kracht, tot den ondergang toe, ziet Frits als het ideaal van de jeugd. Uit een boekje • van A. Roland Holst: Uit zelfbehoud, vindt hij — en zijn leeraar •— een zinsnede, die dit ideaal uitspreekt: „Wie ooit, al was het maar in een vroege verte van de verrukkingen der zielskracht het wild en helder hinneken hoorde, weet wel, dat die vrije paarden maar weinig ruiters zullen dulden ". Vandaar den eigenaardigen titel: De paarden van Holst.

Het iS, een lang en tragisch verhaal, de strijd van Frits Duma, om met zijn eigen zielskracht zich een weg te banen door dit leven. Telkens ontmoet hij den dood, die hetschoone wat er is, wegrukt, schijnbsiar redeloos. Als hij toegeeft aan het verlangen van demoeder van zijn meisje, één jaar totaal met haar te breken, om de kracht van zijn liefde, zijn zielskracht, te toetsen, verdrinkt zij. Hij wijt dit aan zichzelf, aan, zijn, zij het ook goed bedoeld experiment, en staat radeloos efi redeloos tegenover het probleem van den dood. Hij doorvorscht het leven der studenten, neemt actief deel aa, n drinkgelagen, aan ruwe uitspattingen om zich te stalen. Hij redeneert met studenten die als kluizfenaars zich terugtrekken in de wijsbegeerte en die het leven zijn gang laten gaan; hij bestudeert Spinoza om in diens stelsel over God troost en sterkte te putten, belandt bij Nietzsche, die inplaats van God den sterken mensch verheerlijkt, maar alles is tevergeefs. Hij zoekt, maar vindt niet.

Eindelijk schijnt de Rede, het alles beheerschende verstand, hem bevrediging te geven, tot de redeloosheid, het onverklaarbare van vele dingen om hem heen hem dringt naar het zoeken van een drijfkracht boven den mensch en, de vraag bij hem oproept: wie is God? Een worsteling zonder einde, zonder uitzicht zelfs. Het is dan ook vreemd, dat zijn oude, eens door hem bewonderde leeraar, die zich sterk waande door zijn zieleverwantschap met den humanist Erasmus, ten slotte bekent, dat niet hij sterk was, toen hij de' hem omringende werkelijkheid ontvluchtte in zijn studie, maar dat Frits degene is, die iielskracht bezit.

Hij definieert dan voor Frits wat zielskracht is: „het is het leven zelf, dat zich in een mensch openbaart en hem als werktuig gebruikt Het is, van den mensch uit gezien, misschien eenvoudig een geloof, een sterk geloof in het leven (het Leven met een hoofdletter. Frits!) — het leven dat vormen schept en vormen breekt, omdat het meer is dan iedere verschijning".

Deze geloofsbelijdenis van het vitalisme is dan het einde van dit zware, doorwrochte boek met zijn vele beschouwingen en overpeinzingen, die den gewonen lezer meermalen zullen vermoeien. Tot dit geloof in het leven, dat hem zielskracht schenkt, weet Frits zijn vriend Wim te bekeeren en de cynicus, die het door zijn levenshouding heel ver gebracht heeft in het leven, sterft een langzamen dood aan de grens, bij een poging een paar Joden te redden uit den greep der Diuitschers. Met dit geloof in het leven sterft Frits later zelf door een vuurpeloton, omdat hij zich moest verzetten tegen de knechters der menschelijke vrijheid.

Frits, de verkondiger van de menschelijke waardigheid, die hij zoo zelden ziet, dat hij tot het einde twijfelt of die waardigheid wel waarde of zelfs ook waarheid bevat. In de epiloog zegt de schrijver, dat hij weet, dat Frits „den vorm van zijn leven vond", dat zijn toekomst een daad was. Zijn dood werd daardoor voor hem een nieuw begin.

Deze roman is misschien nu al verouderd in zooverre, dat de idealen van het vooroorlogsche vitalism'e al verdwenen lijken. Of ze het zijn? 'De schrijver gelooft het stellig niet, anders zou hij zijn boek nu niet gepubliceerd hebben. En hij heeft daarin gelijk. Als de mensch absoluut God verwerpt, blijft voor hem alleen over geloof in zichzelf en geloof in het leven, met of zonder hoofdletter.

Wij kunnen dit boek met zijn troostelooze leer niet aanvaarden. Niet in de eerste plaats om zijn realisme, maar om zijn levens-en wereldbeschouwing, die ondanks alle geredeneer over God en ziel, hoogmoedig zich afwendt van God om het heil te zoeken in den daadkrachtigen mensch.

Erasmus, Nietzsche, de vitalisten, ze komen allen, langs verschillende wegen tot hetzelfde resultaat: den autonomen mensch. Dit zware boek draait om al die stelsels heen en Vindt een nieuwen naam voor hetzelfde begrip. Het is minder religieus dan Erasmus, en minder atheïstisch dan Nietzsche, omdat het niet openlijk elke Godsidee loochent, maar in waarheid is het even vreemd aan het geloof in God als elk onchristelijk stelsel. Want het spreekt veel over de menschelijke ellende, maar wil niets weten van een verlossing door Christus, Die alleen het Leven is. En daarom is het een onchristelijk boek, door en door.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 22 november 1947

De Reformatie | 8 Pagina's

DE MENSCH EN HET LEVEN.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 22 november 1947

De Reformatie | 8 Pagina's