GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De geslagen herder en de  verstrooide schapen (I)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De geslagen herder en de verstrooide schapen (I)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Toen zeide Jezus tot hen: ij zult allen aan Mij geërgerd worden in dezen nacht; want er is geschreven: Ik zal den Herder slaan, en de schapen der kudde zullen verstrooid worden". Matth. 26 : 31.

Let u wel op dat woordje WANT in bovenstaanden tekst?

Waarom voorzegt Christus dit aan Zijn elf jongeren: gij zult allen aan Mij geërgerd worden in dezen nacht " — ?

Omdat Zijn Geest daarvan al reeds getuigd in de profetie, eeuwen te voren! heeft

In de boekrol van Z a c h a r i a weet Hij dit woord geschreven:

„Zwaard, ontwaak tegen Mijn herder, en tegen den man, die Mijn metgezel is, spreekt de HEERE der eirscharen; sla den herder, dat de schapen verstrooid orden, en Ik zal Mijn hand leggen aan de kleinen" ^). Deze profetie geeft de Verbondswraak aan over Isaël. En ook in Verbondswraak is Jahweh: „Gerechtigheid"; Hij bezoekt heel vaak de Zijnen met straffen, die in de lijn van hun zonden liggen.

Israels zonde is, dat het niet heeft willen luisteren aar de herders, door God gegeven. Onder den „her-

der", „den man, die Gods metgezel is", zullen we moeten verstaan de personificatie van alle theocratische leidslieden van het volk, de trouwe herders, die het de rechten des Verbonds voorhouden. Het Bondsvolk heeft echter die herders verworpen, en zichzelf herders verkozen, die niet naar het hart, maar wel naar den mond van Jeruzalem spraken^).

Die zonde straft de HEERE in haar verlengde: door het geweld des zwaards neemt Hij dien „herder", dien „metgezel", d.w.z. die gehoorzame theocratische leiding weg. Vandaag geldt dat nog: wie aan het Woord toevoegt of afdoet, daar wordt als Verbondswraak ontvangen, dat de kandelaar van zijn plaats geweerd wordt ').

Natuurlijk: als de herder geslagen, de trouwe Woordbediening weggenomen wordt, dan worden de schapen verstrooid, dan gaat de gemeente ontbonden worden.

Zoo krijgt dit woord WANT in 's Heilands mond een diep-profetischen zin. Het beteekent nu immers: ijn discipelen, de gerichtsaankondiging van Zacharia 13 : 7 komt hier terecht, bij u en Mij. Ik ben die Herder, de Metgezel van Jahweh. Ik word geslagen. Ik kom in het gericht van deze Verbondswraak, En gij wordt verstrooid. Gij zult allen in dezen nacht aan Mij geërgerd worden!

Slijp als 't u blieft hier de scherpe snede van Christus' Woordbediening niet af. Er staat niet een tam: „Gij zult allen op de vlucht slaan!" Zooiets, dat vrucht is van nerveuzen angst, verklaarbare vrees. Neen: GE-ERGERD worden! En het oorspronkelijke woord beteekent eigenlijk: met den voet in een klem geraken, waardoor men valt, en gevangen ligt. De Apostelen, allen, zullen aanstonds zich aan Jezus stoeten, en daarom Hem in den steek laten.

„Ergeren" — dat is geen kwestie vaJi bang en zenuwachtig zijn. Dat is welbewust aanstoot nemen. Wat wordt nu dit woord geladen.

Want dat het zwaard, het gericht, in dezen nacht „ontwaakt" — daarvan is Christus de oorzaak niet, maar de Zijnen — óók deze Zijn elf ambassadeurs. De straf ligt, precies als in de dagen van Zacharia, in de lijn van hun eigen zonde. Want — ondanks dat de Meester pas met hen het Pascha gehouden heeft — staat het met de elve zóó: zij willen Hem niet als Herder, gelijk de Vader Hemgeeft.

Wat? En Christus heeft deze ^Zijn ambassadeurs nog maar pas de teekenen en zegelen van het Verbond der genade uitgereikt?

Zeker, maar juist die eerste Avondmaalsdisch is instantelijk bedreigd geweest door „het verraad van Judas"! haast u zich te zeggen? —• zeker, maar evenzeer door den hiërarchischen twist van zijn elf collega's*). De ruzie over de vraag, wie van hen de meeste scheen te zijn. En dat is minstens even verschrikkelijk als de actie van Iskarioth. Want die twist is bewijs, dat de Apostelen nog volkomen leven uit den stijl der aardsche koninkrijken. Bewijs, dat deze gezanten hun Vorst niet zien, gelijk Jahweh Hem geeft: DE theocratische HERDER, de Man, die 's HEEREN Metgezel is. Aanstonds wordt het volkomen openbaar: de Vader beschikt dezen Herder als Man van smarten. Koning in slavengestalte, Messias in boeien en bloed. En daarom zullen zij aanstonds aanstoot aan Hem nemen, en van Hem wegloopen — moet déze nu de Herder zijn, de Metgezel van Jahweh? ? !!

Zoo richt Christus de scherpe spits van het Woord uit Zacharia 13 : 7 daar, waar deze op dit gespannen moment behoort. Deze Apostelen worden in de Ujn van hun eigen kwaad gestraft: od slaat den Herder, de schapen worden verstrooid. Zij ergeren zich — maar geen periode van hun leven is banger en donkerder geweest, dan die dagen rondom Christus' Kruis en verzegeld graf.

Zoo komt dit Woord ons waarschuwen, vandaag, nu de Meester ons beproeft op onze trouw aan Hem, onze trouw aan Zijn Kerkvergaderend werk.

Want de „gebroken" Avondmaalsdisch — gebroken tengevolge 'van het inbreken der hiërarchie in de jaren 1926—1944 — mag nooit „hersteld" worden in een weg, waarop de hiërarchie teruglokt. En dat zien "we vandaag gebeuren. De „gebroken" Avondmaalstafel mag slechts gecureerd worden in den weg van het Koninkrijk. En de stijl daarvan is: gerechtigheid en waarheid.

Daarom ziet Christus heden scherp toe op wat gij en ik doen, ter zake van die z.g. „hereeniging": Hij knoeit niet met Zijn Middelaarsambt. Wij zullen ons ook vandaag niet mogen ergeren aan Hem, en daarom beproeven, wat ons voorgeslagen wordt: is het naar den stijl van het hemelsch Koninkijk, en naar den eenhei dswil niet van vleesch en bloed, maar van onzen Eenigen Meester en Bisschop der Kerk, Die ons leert, dat de waarachtige eenheid der kudde slechts daar gevonden wordt, waar men zich volledig buigt voor de waarheid, en gebonden weet aan het recht des Grooten Konings!

Verstrooiing en eenheid van Christus' kudde liggen vast in de klemmen van Gods gerechtigheid.


1) Zach. 13:7; de laatste zinsnede is een verbeterde eergave.

2) Vgl. Jes. 56 : 10, 11; Jerera. 2:8; 10 : 21; 12 : 10; 28 : 1, 2; 50 : 6.

. 3) Openb. 2:5.

4) Vgl. Due. 22 : 24—30.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 april 1950

De Reformatie | 8 Pagina's

De geslagen herder en de  verstrooide schapen (I)

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 april 1950

De Reformatie | 8 Pagina's