GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GRONINGER Brieven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER Brieven

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater

Wij slaan nu de handelingen van de Tweede Kamer, omtrent de vergadering van de dertiende Februari 1920 op. Het ging toen om de aansluiting bij de Volkenbond. Eigenlijk een vervelende lectuur over het geheel, want de geestdrift voor die aansluiting en voor de bond zelve was ten onzent niet groot. De heer Oud geeft zulks in zijn parlementaire geschiedenis ook toe.

Wij vonden de vrede van Versailles niet mooi, kon­ den ons nauwelijks losmaken van de eis der Belgen, die ons Zeeuwsch-Vlaanderen wilden ontnemen, een eis, die de Engelsen en Fransen heus niet zo gek vonden. •

Wij hadden in Parijs gelukkig een zeer bekwame diplomaat, die het klappen van de diplomatieke zweep verstond. Er was zeer gelukkig geen democraat als bijv. Schermerhom daar aanwezig, want dan waren wij er allicht ook toen leHjk tussengenomen.

En dan werkte Smuts voor ons belang en ons recht. De Volkenbond van Geneve maakte een deel van het vredesverdrag uit en wie enigszins de dingen, daar aan de orde, doorzag, begreep, dat die volkenbond, feitelijk althans, in de opzet weirüg meer was dan een organisatie der overwinnaars.

Nieuw was dit in de wereldgeschiedenis niet.

Het congres van Weenen werd beheerst door enkele grootmachten; de kleinen stonden als bedelaars voor de deur. En ook de zgn. heilige Alliantie was een verbond tussen de toen machtige vorsten. Zij waren nog zo verstandig, om de overwonnene tot de onderhandelingen toe te laten. Zij handelden niet over hem en zonder hem. En raakten al gauw heel sterk onder de invloed van de uitermate bekwame, listige en gewetenloze Tailleyrand, de man, die het verslagen Frankrijk vertegenwoordigde.

In Versailles, na de eerste wereldkrijg, werd het overwonnen Duitsland niet tot de bespreking toegelaten. Het had slechts te aanvaarden; de onmogelijkste eisen, aan welke de Duitse slimheid lal spoedig zich wist te ontworstelen.

Het behoeft dus geen verwondering te baren, dat men hier te lande, hoezeer men ook Wüsons veertien punten had toegejuicht, niet erg geestdriftig was voor datgene, wat in Versailles onder de leiding van de kwade Clemenceau en de luchthartige Lloyd Cieorge werd bekokstoofd. WUson werd bovendien daar in Versailles feitelijk stukgemaakt, en de Verenigde Staten bleven buiten de bond. Maar ten slotte was Kamebeek een liberaal politicus, die over de souvereiniteit wat anders dacht dan een antirevolutionair het behoort te doen. Voorts was er hier de invloed van de Leidse hoogleraar Van VoUenhoven, die zeer geleerd was en heel goed schreef, *m.aar nog minder van de goede beginselen verstond.

En, wat de deur dicht deed, men durfde de weigering, om zich niet aan te sluiten ook niet recht aan. Wij waren slechts met moeite er in Versailles zonder kleerscheuren afgekomen. En dachten voorzichtig te moeten zijn.

Nu kan gezegd, dat men in die dagen nog nergens zo luchthartig redekavelde over datgene wat men thans nationale souvereiniteit of staatssouvereiniteit noemt-als dit. thans niet het minst van antirevolutionaire zijde geschiedt. In weerwil daarvan achtte mr. Rutgers het - toch nodig, het inzicht van de A.R.partij ontrent de souvereiniteit, het gezag der overheden met de verantwoordeüjkheid daaraan verbonden, goed te doen keimen.

En zo komen vrij tot de rede door die bekwame afgevaardigde nu een dertig jaar geledJéit in de Tweede Kamer gehouden.

Hij zeide allereerst de rechtsvraag aan de orde te willen stellen.

„Een enkel woord over de vraag of de Nederlandse souvereiniteit zich niet verzet tegen de toetreding, of Nederland zijn souvereiniteit daardoor niet zou prijsgeven". Met die Nederlandse souvereiniteit bedoelde de heer Rutgers, zoals uit zijn rede duidelijk blijkt, de souvereiniteit, het gezag onzer koningin.

En nu merkte lüj op, dat de hoogleraar van VoUenhoven op smalende toon zelfs sprak over de souvereiniteit.

Hij citeerde die hoogleraar. En het blijkt, dat deze ongeveer op gelijke vsdjze over de souvereiniteit sprak als thans de antirevolutionaire leiders het doen.

Rutgers zei: „wie zo doet miskent het ambt en het karakter der Overheid. Wie met de regering belast is moet regeren, moet de verantwoordelijkheid daarvoor dragen tegenover God en het land. Het is mogehjk, dat de constitutie van een land wordt gewijzigd, dat de souvereiniteit verloren gaat doordat er een ander gezag komt, maar ten slotte is er in iedere staat naar de aard van de staat een hoogste gezag, dat de macht in handen heeft. Het gaat natuurlijk niet aan daaruit te vindiceren het recht om onrecht te doen; dit te beweren is een bestrijden van een caricatuur, maar wel moet worden vastgehouden de vrijheid om zelf te beoordelen, wat recht is, en te beslissen, dat en hoe er gehandeld zal worden, daargelaten nu of door verdragen die vrijheid aan zekere beperkingen kan worden onderworpen.

Wie over de souvereiniteit one.erbiedig spreekt en ' geen bezwaar heeft om boven het hoogste gezag een ander gezag in het leven te roepen, ontkomt er op de duur niet aan, dat gezag te voorzien van de macht om zich te doen gelden.

En nu is het een van de essentiële punten van de Volkenbond, die sommigen begeren, dat met hem een macht in het leven wordt geroepen boven het hoogste gezag in de afzonderlijke staten, welke macht beslis-singen kan nemen, uitgaande boven het gezag der hoogste autoriteiten in elk land en over de feitelijke machtsmiddelen beschikt om de beslissing ten uitvoer te leggen. Zulke voorstellen worden uitgewerkt, maar wanneer zij ter toetsing worden gebracht ziet men steeds weer, dat zij mislukken moeten, dat het ui het leven roepen van een wereldstaat moet beschouwd worden als voor de mens onmogeHjk te zijn. De vesting, die een mtemationale politiemacht betekent, blijkt niet veel meer dan een kaartenhuis te zijn.

Het is, zo ging mr Rutgers voort, verwonderüjk met hoeveel luchthartigheid over dit punt kan worden geschreven. Nu, dit voegen wij er tussen, hij moest toen eens hebben kunnen lezen of horen wat thans van antirevolutionaire zijde aan luchthartïgheid alzo wordt geproduceerd.

Hij kwam dan met een aanhaliag uit prof. Van Vollenhovens werkje over de bekende drie treden van het volkenrecht.

Hij noemde dit een luchthartige wijze van schrijven, hoe interessant de hoogleraar zijn beschouwingen ook wist te doen zijn.

En, dus mr Rutgers, ook in de memorie van toelichting op het wetsontwerp ten aanzien van de aansluiting bij de Volkenbond vernam ik een enigszins onzeker geluid. Er werd in gezegd, dat de instelling van een zodanige poUtiemacht vooreerst praematuur zou zijn. Reeds dit achtte de antirevolutionaire redenaar een bedenkelijke uitlating. En kon hij ook vrijzen op wat men in Engeland van het geval dacht, toen daar al even afwijzend als nii, en merkte tenslotte op,

met een beroep op De Maistre, dat gedenationaliseerde mensen vreemde wezens zijn.

De vraag kwam daarna, hoe het stond met het tractaat, dat, zo vervolgde mr Rutgers zijn betoog, thans voor ons ligt.

Doet het tekort aan de eis, dat de Nederlandse souvereiniteit niet mag worden aangetast?

Vergeleek men het toen voorliggend verdrag met wat oorspronkehjk was voorgesteld, dan bleek, dat de zelfstandigheid van de afzonderlijke staten werd ontzien.

Gewezen werd op het feit, dat een staat zich met opzegging na twee jaren aan het lidmaatschap van de bond kan onttrekken. Maar gerust was de heer Rutgers lang niet. Hij gevoelde veel voor de aansluiting bij de Volkenbond, maar „ten opzichte van de souvereiniteit was hij niet gerust". Indien wij ongelimiteerd kunnen worden gebonden, dus was de conclusie waartoe hij kwam, zonder eigen medewerking, zouden wij ons vooralsnog van toetreding behoren te onthouden.

Nu kan het ons, wat die slotzin betreft, niet ontgaan, dat mr Rutgers hier de weg voor zich en zijn partijgenoten open wilde houden.

Iets wat zijn betoog niet versterkte. Dit moet worden toegegeven. Maar dit neemt toch niet weg, dat de a.r. partij toen in elk geval nog wist wat souvereiniteit betekende en niet meende, dat men daaromtrent, als ook omtrent gerechtigheid en andere zeer aangelegen punten heel goed kan redeneren met socialisten en humanisten, zoals thans in grote luchthartigheid wordt beweerd.

Maar vooreerst genoeg. Wij willen in een volgende brief nog iets zeggen over deze discussie van dertig

jaar geleden. Met hartelijke groeten en heilbede, uw toegenegen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 oktober 1951

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER Brieven

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 oktober 1951

De Reformatie | 8 Pagina's