GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De strijd tegen het dirigisme in de maatschappij (I)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De strijd tegen het dirigisme in de maatschappij (I)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

POLITIEK EN SOCIAAL LEVEN

m DE GREEP VAN HET DIRIGISME, door Dr A. Zeegers. T. Wever — 1951, Praneker.

Reeds enige tijd ligt op ons bureau de publicatie van dr A. Zeegers op bespreking in ons blad te wachten. Het moet alleen aan het feit, dat wij zelf midden in een artikelenreeks over de.positie van Het werkende meisje zaten, geweten worden, dat deze recensie niet eerder verscheen.

In zijn boek leren wij dr Zeegers kennen, voor zover wij het uit zijn overige publicaties en ook uit zijn werkzaamheden als secretaris van „Burgerrecht" niet reeds wisten, als een principieel tegenstander van on-' nodige, schadelijke, overheersende invloed van de regerende Overheid op het maatschappelijk leven.

In een dertiental hoofdstukken belicht de schrijver uit de recente geschiedenis van ons vaderland, hoe volgens hem dit grote gevaar van de totalitaire macht van de Overheid, die zich met alles inlaat en alles aan eigen bestuursmacht ondergeschikt maakt, bezig is over ons te komen en het gehele leven in kluisters dreigt te slaan. De schrijver begint met aan te wijzen, hoe de na-oorlogse jaren ons op het terrein van het privaatrecht te zien gaven een inperking (niet „inbeperking", zoals de auteur op biz. 23 schrijft) van de contractvrijheid door overheidsmaatregelen op het gebied van distributie en prijsvorming. Een veldwinnen van de verwerpelijke idee van de medebesturende inplaats van de onafhankelijke, op grond van de geschreven wet beslissende rechter. Vervolgens wordt de belasting-politiek onzer overheid onder de loupe genomen, welke gezien wordt als een overmatig zware last, die zij op het leven legt en in haar uitwerking als een effectief middel om tot socialisatie te geraken. Op deze wijze wordt ook voltrokken een compensatie van maatschappelijke inkomsten, daar door de zware belastingdruk een deel van het particuliere bezit overgaat in eigendom van de Staat, die het op deze manier verkregen bezit ten dele weer gaat uitgeven aan andere particulieren. Hoe is dit te motiveren? Volgens de schrijver alleen hierdoor, dat men particuliere inkom^sten ziet als gemeenschaps-inkomsten, waarop de Staat een eigen recht zou mogen laten gelden. Achter dit alles ziet hij werkzaam de verwerpelijke eigendomsopvatting, op grond waarvan in het algemeen belang iemand van zijn eigendom mag worden beroofd, dezelfde eigendomsbeschouwing dus, welke Groen van Prinsterer zag als één der vruchten van „het despotisme van de revolutionaire Staat". Direct hiermee verband houdend, komt dan aan de orde de monetaire politiek van de Overheid.' Een Overheid, die vérgaande inkomsten- en vermogenscompensatie bin-

nen haar rechts- en werkingssfeer ziet liggen, moet er wel toe komen, ook de monetaire macht geheel aan zich te trekken. In deze hjn ligt dan de nationalisatie van de Nederlandse Bank, en het beleid van de Overheid op financieel gebied, dat door de schrijver wordt getypeerd als een systeem van gecontroleerde inflatie, in welk verband de goedkoop-geld politiek der Overheid de aandacht krijgt. Daar de waarde van geld bepaald wordt door hetgeen men er voor kopen kan, voltrekt zich een verdergaande onteigening van het particulier bezit en van reëel vermogen. Aangezien de rentevoet kunstmatig laag wordt gehouden, is de waarde van geld dienovereenkomstig gering, worden de inkomsten uit bezit en de beschikking daarover binnen zeer enge grenzen gehouden, hetgeen ook weer een volgende stap op de weg naar socialisatie van bezit is. Men kan hierbij o.i. gevoegelijk ook betrekken, dat de lust tot risicodragende geldbelegging in de ondernemingen wordt weggenomen via de dividendstop.

In een volgend hoofdstuk bespreekt de schrijver dit financieel beleid van de Overheid in zijn relatie tot het buitenland. Niet alleen het in het eigen land aanwezige werkzame vermogen der burgers bevindt zich in de greep van de almachtige Staat, dit is ook met het vermogen in het buitenland en de daar verkregen inkomsten het geval. De Overheid kent zich het recht toe, bezittingen der burgers in het buitenland op te vorderen, verhindert evenzeer verplaatsing van vermogen naar het buitenland, hetgeen tot een streng stelsel van deviezencontróle leidt. Door deze onvrijheid ontstaat tweeërlei waarde van het geld, de officiële waarde en de z.g. waarde op de zwarte markt. Waar geen vrije gelduitwisseling is, kan ook geen vrije goederenuitwisseling tussen de landen onderling zijn. Tweezijdige handelsverdragen zijn hiervan het gevolg, met leiding van de import en export door de Overheid in grote lijnen. De internationale markt bepaalt niet meer de waarde, feitelijk is er van geen marktwaarde voor vele goederen meer sprake. In en door de ruil transacties, die op grond van deze handelsverdragen plaats vinden, wordt 'n zekere waarde afgesproken, welke op deze wijze tot stand komend wisselvallig is. Hierbij komt de Europese integratie om de hoek kijken; de „Grossraumpolitik" van Hitler, hoewel terecht ten bloede toe bestreden, om zijn onmenselijke excessen en tyrannie, leeft als ideologie, ontdaan van deze ontaarding, toch weer op, ook bij de bestrijders.

Het financiële aspect komt vervolgens weer óp de voorgrond bij de Beschouwing van de druk, die de middenstand ondervindt van het dirigisme. De zeer zware belastingen en de overmatige druk, die zij leggen op deze bevolkingsgroep, betekenen een reële aantasting van haar bestaansmogelijkheid. Nagegaan wordt, hoe de arbeidersinkomens volgens het rapport van de Sociaal Economische Raad in 1951 voor enige groepen na de oorlog stegen van' 2 pet. tot 33 pet., terwijl de bevolkingsgroep met een middelbaar inkomen van f 4000.— tot f 14.000.— een teruggang boekte in diezelfde tijd van 281/2 pet. tot 57 pet. Ook hierin ziet de schrijver duidelijk openbaar worden, dat het dirigistische bewind de gerechtigheid niet nastreeft, maar dat zijn politiek in dienst staat van de machtsstaat. Dit leidt tot proletarisering en massificatie van de middengroepen uit onze bevolking en betekent dus 'n stap verder op de weg van het dreigend collectivisme.

Ook de positie van de eigendom wordt door de schrijver bezien. Ook hier oefent de Overheid volgens hem een macht uit, die, naar Bijbelse norm gemeten, haar niet toekomt en onrechtmatig is.

Ook de Vakbeweging als vrije vakbeweging ziet de schrijver in gevaar bij deze overheersing van de Overheid, waar wij op de tweesprong komen te staan: of de overwoekering van de staatsmacht door de vakverenigingen óf de vakvereniging als nederige dienstmaagd van de Staat.

In een volgend hoofdstuk beziet de schrijver de bezwaren van de gevolgde sociale politiek, waar alles 'de duidelijke kenmerken draagt ener fatale egalisatie, het gelijkmaken van inkomens en vermogens. Dit geldt ook van arbeidersinkomslen, daar de loonregelingen veelszins zulk een egalisatie in de hand werken en ook de arbeider door de belastingdruk geen mogelijkheid tot enige besparing wordt gelaten, terwijl al het geld terecht komt in collectieve fondsen, welke , dan de bestaanszekerheid voor iedere burger zullen moeten waarborgen. Zo leidt fle sociale zekerheid rechtstreeks naar de socialisatie en de socialisatie van de arbeid tot de socialisatie van de, mens-arbeider, of diens slavernij. De dirigistische woningpolitiek van de overheid wordt eveneens kritisch bezien, waarbij in tal van gevallen de particuliere bouwinitiatieven worden achtergesteld bij de socialisatiebouw. De huurstop en het daardoor gedane onrecht aan de huiseigenaren komt in dit verband tevens aan de orde. Deze dwangmaatregel heeft onvoldoende onderhoud der woningen ten gevolge en derhalve dreigende achteruitgang en afbraak van bezit. Ondertussen worden alle huren gesubsidieerd door de Overheid voorzover het nieuw gebouwde woningen betreft en door de verhuurders voorzover het bestaande vooroorlogse behuizingen aangaat. Het enig hoopvolle aspect in deze desolate, chaotische toestand acht de schrijver hierin gelegen, dat het dirigisme automatisch tot een fataal einde komt, daar het alleen zolang kan blijven uitgeven als de publieke kassen geld bevatten. Of dit aspect'een hoopvol aspect is, betwijfelen wij.

Hier aangekomen, gaat de schrijver de taak en de positie van de politieke partijen na, tegenover dit complex van dirigistische dwalingen, waarbij de Staat als opperbankier, opperindustrieel, opperhandelaar, opperlandheer en opperhuisbaas optreedt.

In Rooms Katholieke kring ziet hij tegen dit alles verzet rijzen, dat zich groepeert om de publicaties van prof. F. Duynstee, doch in zijn eigen Antirevolutionaire levenskring ontmoet de schrijver voor zijn bezwaren niet de geringste blijken van instemming. Een enkele waarschuwende stem is er wel, maar het is veel te jveinig. Zo vermeldt de schrijver een artikel van prof. H. van Riessen, die bij de bespreking van de dirigistische tendenzen zegt, dat dé mensheid in snel tempo op weg is naar een slavernij, zoals er nog nooit één op aarde is geweest. Hoe desolaat de toestand is, dit staat voor dr Zeegers vast, dat, wanneer er een politieke vernieuwing zal komen, die waarlijk ons volk ten zegen zal zijn, deze op de een of andere manier in het Calvinisme zijn uitgangspunt zal moeten vinden.

Welke weg ziet de schrijver hierbij open liggen? Die der principiële voorlichting in protestants christelijke kring op' zulk een wijze, dat voor tweeërlei uitleg geen ruimte is gelaten. Ons volk zal volgens hem evenals de verloren zoon tot zelfinkeer moeten komen, waarbij men de ware achtergrond van de stoffelijke nood leert zien: de zonde, in deze openbaar wordend als de daemonische ontwikkeling van de staatsmacht. Dan zal men de weg terug moeten gaan, hetgeen men een conservatieve revolutie zou kimnen noemen. Zes maatregelen geeft de schrijver daarbij in ovei-weging: 1. Herstel van de zelfstandigheid van de Nederlandse Bank en van de vrije kapitaalmarkt; 2. Het herstel der vrije prijsvorming en beëindiging der subsidiepolitiek, met een opheffing van de loonstop; 3^ Een drastische reorganisatie van de sociale verzekering, met inkrimping en vereenvoudiging van de apparatuur en administratie. Voorts ook het herstel van de

medezeggenschap inzake de arbeidsvoorwaarden, door verplaatsing van het overleg naar de afzonderlijke organisaties van werkgevers en werknemers; 4. Een andere fiscale politiek, belastingverlaging door bezuiniging op Staatsuitgaven, liquidatie der bureaucratie, en beëindiging der „herverdelingspolitiek". Voorts gelijke belasting bij gelijk inkomen, dus ongeacht de bron, waaruit de inkomsten worden verkregen; 5. Herstel van vrijheid inzake al of niet toetreding tot bedrijfsorganisaties; 6. Eerherstel van de eigendom, zodat er weer mogelijkheid kome een eigen bezit te verwerven en te behouden.

Na deze maatregelen te hebben besproken, komt de schrijver tot een samenvatting, waarin hij stelt, dat het vraagstuk van het dirigisme in laatster instantie is het probleem van gezag en vrijheid, welke beide hersteld moeten worden, opdat het gezag de vrijheid bescherme tegen bandeloosheid en de vrijheid het gezag behoede voor tyrannie. Daarom moet de belijdenis worden opgeheven, dat, waar de Geest des Heeren is, ook de vrijheid is, opdat de vermaning uitga: Gij zijt duur gekocht, wordt geen slaven van mensen.

De belangrijkheid der zaak, die in dit boek aan de orde wordt gesteld, wettigt, dat wij in een volgend

artikel een en ander gaan overwegen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 8 maart 1952

De Reformatie | 8 Pagina's

De strijd tegen het dirigisme in de maatschappij (I)

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 8 maart 1952

De Reformatie | 8 Pagina's