Mij is gegeven allle macht in hemel en op aarde”.
En Jezus, bij hen komende, sprak tot hen, zeggende: Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde. Matth. 28 : 18. Vooral in dagen als thans, nu het lot van land en volk zoo breed beslag legt. ook op ocse Christelijke kringen voelt men 't zoo gedutig, op wat bedro ...
„U verwacht ik den ganschen dag”.
Leid mij in uwe waarheid, en leer mij, want Gij zijt de God mijns heils; U verwacht ik den ganschen dag. Psalm 35 : 5. Telkens en telkens weer drbgt de Schrift er op aan, dat ome „verborgen omgang" met den Heere onzen God steeds meer een onafgebroken gemeenschap wo ...
„In mijn Naam”.
Tot nog toe hebt gij niet gebeden in mijnen naam; bidt, en gij zult ontvangen, opdat uwe blijdschap vervuld zij. Joh. i6 : 34. Vooral in de laatste oogenblikkcD, eer de venader toetrad, droog Jezus er bij zijn discipelen op aan, dat zij voortaan bidden zouden „in z ...
„Heere, Gij weet, dat ik u liefheb.”
Hij zeide tot hem ten derden male; Simon Jooaszoon, hebt gij mij Hef? Petrus werd bedroefd, omdat hij ten derden male tot hem zeide: Hebt gij mij lief? en zeide tot hem: Heere, gij weet alle dingen, gij weet dat ik u liefheb. Jezns geide tot hem: Weid mijne schapen. Joh. 21 : ...
„Naat het kwabe”.
Gij liefhebbers des HEEREN, haat het kwade. Hij bewaart de zielen zijner gunstgenooten; Hij redt ze tiit der goddeloozen hand. Ps. 97 : I0. Tot driemalen toe bindt Gods Woord ons den eisch op 't hart, dat we met vijandschap tegen al wat kwaad, boos en onheilig is, ...
„De volken zullen U loben”.
De volken zullen U, o God, loven; de volken, allemaal, zuUea U loven, Psalm 67 : 4. Dankend mag getuigd, dat de Zending steeds breeder plaats onder ons begint in te nemen. Ons Christenvolk krijgt er hart voor. De offers vloeien. En ook aan de toewijding van de pers ...
„Doende den wil der gedachten”.
Onder dewelke ook wij allen eertijds verkeerd hebben in de begeerlijkheden onzes vleesches, doende den wil des vleesches en der gedachten, en wij waren van nature kinderen des toorns, gelijk ook de anderen. Epheze 2 : 3. Van de zonden, die een zondaar in zijn gedac ...
„Het Hoofd niet behoudende”.
En het Hoofd, niet behoudende, uit hetwelk het geheele lichaam, door de samenvoegselen en samenbindingen voorzien en samengevoegd zijnde, opwast met Goddelijken wasdom. Colossensen 3 : 19. Op allerlei marnier drukken we onze gewaarwording uit, als 't joiste verband ...
„Bedroefd tot den dood toe.”
VAN HET LIJDEN ONZES HEEREN. IV. Toen zeide hij tot hen: Mijne ziel is geheel bedroefd tot den dood toe; blijft hier en waakt met mij. Matth. 26 : 38. Op heel den lijdensweg is er geen klacht over Jezu ...
„Mijn begrafenis.”
VAN HET LIJPEN ONZES HEEREN. III. Want als lij deze zalf op mijn lichaam gegoten heeft, zoo heeft zij het gedaan tot eene voorbe: reiding van mijne begrafenis. Mattb. 26 : 12. Niet zoo onnatuurlijk dringt sich bij het in leven ...